ECLI:NL:RBGEL:2023:2565

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
23-1690
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omzettingsvergunning voor kamerverhuur en overlast door arbeidsmigranten

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het verlenen van een omzettingsvergunning aan de vergunninghouder. Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn heeft op 1 september 2022 een vergunning verleend voor de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten voor een maximale duur van vijf jaar, ingaande op 6 maart 2022. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 7 februari 2023 gedeeltelijk gegrond is verklaard door het college. Verzoekster heeft beroep ingesteld en verzoekt om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 april 2023 behandeld, waarbij verzoekster en de gemachtigden van de betrokken partijen aanwezig waren. De voorzieningenrechter beoordeelt of er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. Hij concludeert dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van spoedeisend belang, gezien de overlast die zij ervaart van de huurders in het pand van de vergunninghouder.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek echter af, omdat hij van oordeel is dat de verlening van de omzettingsvergunning niet leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu. Hij merkt op dat de overlast niet door de vergunning zelf wordt veroorzaakt, maar door het specifieke type bewoners. De voorzieningenrechter benadrukt dat het belangrijk is dat alle betrokken partijen in contact blijven om verdere escalatie te voorkomen. De beslissing van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een bodemgeding niet. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, in aanwezigheid van griffier A. de Wijse-Hageman.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1690

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H. ten Kortenaar),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn

(gemachtigde: mr. D.M. Wild).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigden: mr. A. Daan en R. Snijders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen het verlenen van een omzettingsvergunning aan vergunninghouder. Bij besluit van 1 september 2022 heeft het college vergunning verleend voor de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten voor de maximale duur van 5 jaar, ingaande op 6 maart 2022. Met het bestreden besluit van
7 februari 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld.
1.1.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van het college en de gemachtigden van de vergunninghouder. Ook was een omwonende, [omwonende] , aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Dit beoordeelt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekster.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een bodemgeding niet.
Hoe is het besluit tot stand gekomen?
4. Verzoekster is eigenaresse en bewoonster van het woonhuis aan de [locatie] te [woonplaats] . Het naastgelegen woonhuis (huisnummer [locatie] ) is eigendom van vergunninghouder. Vergunninghouder heeft dat pand gesplitst in diverse niet-zelfstandige wooneenheden en verhuurd aan [huurder] . [huurder] huisvest arbeidsmigranten in het pand die via dit uitzendbureau werkzaam zijn in Duitsland.
4.1.
Bij besluit van 1 september 2022 heeft het college aan vergunninghouder een omzettingsvergunning voor kamerverhuur verleend voor de maximale duur van vijf jaar, ingaande op 6 maart 2022, voor vijf onzelfstandige woonruimten in het pand van vergunninghouder, een en ander onder de voorwaarden:
1. onverminderd het bepaalde in de Woningwet mogen er geen ingrijpende verbouwingen worden uitgevoerd die de geschiktheid om als woonruimte te kunnen dienen aantasten;
2. als het gebruik waarvoor de omzettingsvergunning is verleend, wordt beëindigd, is de vergunninghouder verplicht om het gemeentebestuur hiervan onverwijld in kennis te stellen. Verzoekster heeft bezwaar ingediend.
4.2.
Het college heeft bij besluit van 7 februari 2023 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en een aangepaste vergunning verstrekt, in die zin dat de vergunning een geldigheidsduur heeft van 2 jaar. Bij besluit van 17 april 2023 heeft het college de vergunning gewijzigd in die zin dat het aantal te verhuren kamers conform de aanvraag is teruggebracht naar vier onzelfstandige woonruimten.
Verzoekster heeft beroep ingesteld.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
5. Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt als volgt. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.1.
Wil een voorlopige voorziening kunnen worden getroffen dan is onverwijlde spoed
vereist. Er moet dus niet gewacht kunnen worden op de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak. Hierbij valt onder andere te denken aan de onmogelijkheid om de eventuele gevolgen van de uitvoering van het besluit nog te herstellen, oftewel er dient sprake te zijn van de mogelijkheid dat een onomkeerbare situatie ontstaat.
6. Anders dan het college is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoekster stelt, ondersteunt door de verklaring van de heer [omwonende], dat er ook recent nog sprake is geweest van (stank- en geluids)overlast van de huurders in het pand van vergunninghouder.
Heeft het college terecht de omzettingsvergunning verleend?
7. Uit artikel 5.47 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) volgt dat het verboden is om een zelfstandige woonruimte zonder vergunning van het college om te zetten in drie of meer onzelfstandige woonruimtes dan wel zelfstandige woonruimte als kamerverhuurpand te exploiteren of te doen exploiteren.
7.1.
Op grond van artikel 5.49, eerste lid, van de APV weigert het college een vergunning, indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw en in de omgeving van het gebouw. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
a. meer dan 5% van de tot bewoning bestemde gebouwen in de buurten ‘Binnenstad’ en ‘De Haven’ en tenminste 1% van de tot bewoning bestemde gebouwen in de overige buurten volgens de CBS wijk- en buurtindeling van de gemeente Apeldoorn wordt gebruikt voor huisvesting als bedoeld in artikel 5.47, of
b. de aanvraag betrekking heeft op een pand dat, rondom dat pand gemeten vanaf de dichtstbijzijnde gevelwanden, is gelegen op minder dan vijftig meter van een geregistreerd kamerverhuurpand, rondom gemeten van gevel tot gevel, dan wel van een pand waarvoor een aanvraag tot registratie of omzettingsvergunning is ingediend.
8. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de verlening van de omzettingsvergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw en in de omgeving van het gebouw. Niet in geschil is dat de aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van de omzettingsvergunning als genoemd in artikel 5.49, eerste lid, onder a en b, van de APV. Uit deze bepalingen kan worden afgeleid dat de APV-wetgever zich bewust is geweest van het feit dat meerdere huizen waar kamers worden verhuurd dicht bij elkaar, tot overlast kunnen leiden. Daar is hier echter geen sprake van. De voorzieningenrechter volgt daarom ook niet de ter zitting door verzoekster ingenomen stelling dat een huis waarin kamers worden verhuurd niet binnen de buurt past. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat het verlenen van de omzettingsvergunning als zodanig in dit geval niet heeft geleid tot overlast. De overlast wordt veroorzaakt door het specifieke type bewoners waaraan de kamers worden verhuurd. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat het hier mensen betreft die door de week hard werken en lange dagen maken en die ver van eigen huis en haard zijn. Het is daarom volkomen begrijpelijk dat zij in het weekend willen ontspannen en dat zij bezocht worden door bekenden die vermoedelijk in dezelfde situatie verkeren. Dat betekent echter niet dat de omwonenden (ontoelaatbare) overlast voor lief moeten nemen.
De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding de verzochte voorziening toe te wijzen. Daarvoor zijn een aantal argumenten. De eerste is dat een schorsing van de omzettingsvergunning op korte termijn feitelijk niet tot een andere situatie leidt. De kamerhuurders zullen als gevolg van deze schorsing niet op korte termijn het huis verlaten.
Ten tweede is bij de voorzieningenrechter de indruk ontstaan dat zowel de vergunninghouder als het college inmiddels doordrongen zijn van de problemen die er spelen en dat zij indien nodig passende maatregelen zullen nemen. Het feit dat de omzettingsvergunning maar voor twee jaar is verleend acht de voorzieningenrechter in dit verband een duidelijk signaal. De vergunninghouder kan erop toezien dat de huurder de opgestelde huisregels handhaaft en zo nodig aanscherpt. Positief is in dit verband dat verzoekster ter zitting heeft aangegeven dat het de laatste weken rustig is.
En ten derde is het ook altijd mogelijk dat de omzettingsvergunning tussentijds wordt ingetrokken op grond van 5.51 van de APV.
De voorzieningenrechter hecht aan op te merken dat het in situaties als deze van belang is dat alle partijen (bewoners, gemeente, eigenaar, huurder en kamerbewoners) met elkaar in contact blijven om (verdere) escalatie te voorkomen. Het is daarbij duidelijk dat een huis dat wordt bewoond door meerdere bewoners over het algemeen tot meer rumoer zal leiden. De omwonenden zullen dit moeten accepteren. Als het rumoer overgaat in overlast zijn er instrumenten om daar tegen op te treden (bijv. door de eigenaar, de huurder, de politie, de gemeente). Pas bij een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu is intrekking van de omzettingsvergunning aan de orde.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.