ECLI:NL:RBGEL:2023:2541

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/05/410281 / HZ ZA 22-309
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst paardentransportwagen wegens tekortkoming in nakoming

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een koopovereenkomst tussen eiseres, die onder de naam Milanco een eenmanszaak runt, en gedaagde, die handelt onder de naam Robrise Horsetrucks & Motorhome. Eiseres had een vrachtwagen aangeschaft voor het vervoer van drie paarden, maar na aflevering bleek dat het laadvermogen onvoldoende was om dit te realiseren. De vrachtwagen woog bij aflevering 6.750 kg, terwijl het maximaal toegestane gewicht voor een C1 rijbewijs 7.490 kg is. Eiseres vorderde terugbetaling van de koopsom van € 135.281,45, omdat de vrachtwagen niet voldeed aan de verwachtingen die zij op basis van de overeenkomst had. Gedaagde betwistte dat er sprake was van een tekortkoming en stelde dat het laadvermogen voldoende was, mits eiseres over een ander rijbewijs beschikte. De rechtbank oordeelde dat gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen, omdat de vrachtwagen niet voldeed aan de overeengekomen specificaties. De rechtbank verklaarde de overeenkomst ontbonden en veroordeelde gedaagde tot terugbetaling van de koopsom, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden de proceskosten aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/410281 / HZ ZA 22-309
Vonnis van 3 mei 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] , [naam gemeente] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. O. Diels te Den Haag,
tegen
[gedaagde], mede handelende onder de naam Robrise Horsetrucks & Motorhome,
wonende te [woonplaats] , [naam gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.C.G. Reezigt te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 februari 2023
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] voert onder de naam Milanco een eenmanszaak die zich bezighoudt met onder meer de in- en verkoop van sportpaarden, het geven van dressuurlessen en het africhten van paarden.
[gedaagde] voert onder de naam Robrise Horsetrucks & Motorhome een eenmanszaak die zich bezighoudt met onder meer de specialistische carrosseriebouw van paardentransportmiddelen en motorhome’s.
2.2.
Omdat [eiser] wilde beschikken over een vrachtwagen voor het vervoer van paarden die zij ook als camper kan gebruiken, heeft zij contact opgenomen met [gedaagde] . [gedaagde] is voor haar op zoek gegaan naar een vrachtwagen voor het door [eiser] beoogde gebruik. Daarvoor diende een vrachtwagenchassis te worden voorzien van de door [eiser] gewenste opbouw. In oktober 2021 heeft [gedaagde] in Duitsland een geschikte vrachtwagen van het merk MAN gevonden.
2.3.
Op 28 oktober 2021 heeft [gedaagde] een aantal documenten aan [eiser] gezonden in verband met de aankoop en opbouw van de vrachtwagen. [eiser] heeft naar aanleiding daarvan een aantal vragen aan [eiser] gesteld waaronder de vraag:
“(…) Wat zal bij benadering het laadvermogen worden. (…)”
[gedaagde] heeft hierop geantwoord:
“(…) Laadvermogen komt ergens uit op de 1750kg. De laatste die ik gekeurd heb, had 1778kg. (…)”
2.4.
Op 28 oktober 2021 zijn twee koopovereenkomsten gesloten. De koopovereenkomst 2021-10-1 ziet op de aankoop van de MAN vrachtwagen van het type 8.190, bouwjaar 2019 voor de prijs van € 35.500,00 exclusief BTW ten behoeve van het plaatsen van een opbouw voor paardentransport. De koopovereenkomst 2021-10-1A ziet op de aluminium opbouw ten behoeve van paardentransport voor een bedrag van € 69.500,00. In beide overeenkomsten wordt verwezen naar een uitvoeringslijst.
2.5.
In die uitvoeringslijst staat dat geleverd zal worden:
“(…) Aluminium opbouw (….)polyester alkoof + fenders boven de cabine met 2 slaapplaatsen.
Rokken met 3 opbergkasten en kanteltrap
Zijlader 1.90 breed bijrijderskant
Living: 2,40x 2,40 (lxb)
L zit met 70 cm slaapbank
Keukenblok 100 cm met spoelbak + twee gaspitten, koelkast (…) en magnetron
Toiletruimte
(…)
Paardenbox: 3,60x2,40
3 staplaatsen met borstschot, hoofd naar achteren, 2 tussenschotten bekleed met stootkussens, 2 wafe rekken,
(…)
Gecombineerde zadel-opbergkast (…)”.
2.6.
[gedaagde] is na het sluiten van de overeenkomst begonnen met het maken van de opbouw. [eiser] heeft regelmatig de werkplaats van [gedaagde] bezocht om de voortgang van de werkzaamheden te bekijken. Tijdens die bezoeken hebben partijen een aantal wijzigingen en extra voorzieningen afgesproken. Zo is in plaats van de toiletruimte een volledige doucheruimte gebouwd met een warmwatervoorziening, is de vrachtwagen voorzien van een geïntegreerde trekhaak en is een extra kast in de living gebouwd.
2.7.
In verband met de invoer van de vrachtwagen in Nederland is de wagen op 3 januari 2022 door de RDW te Zwolle gekeurd, waarbij de wagen ook is gewogen. Volgens het door de RDW aan [eiser] afgegeven Nederlandse kentekenbewijs weegt de massa in rijklare toestand 5.435 kg is en is de toegestane maximale massa van het voertuig 7.490 kg. Aan de vrachtwagen is kenteken [kentekennummer] afgegeven.
2.8.
Na de goedkeuring door de RDW op 10 januari 2022 is [gedaagde] verder gegaan met de opbouw van de vrachtwagen. Op 7 april 2022 is de wagen APK goedgekeurd en op 8 april 2022 aan [eiser] geleverd.
2.9.
Bij e-mail van 23 april 2022 heeft (de partner van) [eiser] [gedaagde] bericht dat aan de vrachtwagen een aantal gebreken waren geconstateerd. Partijen hebben hierover telefonisch contact gehad. Op 29 april 2022 heeft (de partner van) [eiser] [gedaagde] geschreven:
“(…) nog een vraagje. Indertijd is de auto gewogen (5435 Kg). Betekent dit dat we nu ca 2000 kg kunnen laden? De paarden zijn zo’n 1400 kg bij elkaar. (…)”
[gedaagde] heeft op 2 mei 2022 hierop geantwoord dat alle technische gegevens bij de RDW keuring voor veewagen zijn vastgesteld. Verder schrijft hij
: “Het uiteindelijke totaal gewicht van de auto (op het moment dat je ermee rijdt) wordt bepaald door de paarden die je meeneemt en alle verdere spullen/materialen. De bestuurder en de passagiers vertegenwoordigen een gewicht. Ook opties die nadien zijn aangebracht zijn van invloed op het laadvermogen. D als de inrichting nadien veranderd wordt. Wij hebben dit een keer uitvoerig besproken. Dus ik begrijp deze vraag niet helemaal. Alle ins en outs zijn bij jullie al bekend. (…)”
2.10.
Op 6 mei 2022 heeft (de partner van) [eiser] aan [gedaagde] twee weegbonnen gestuurd, een van Kieboom en een van Kras. Volgens de self-service weegbrug van Kieboom woog de wagen met kenteken [kentekennummer] op 29 april 2022 6.980 kg en volgens de weegbon van Kras Hoek van Holland was het gewicht van de wagen op 3 mei 2022 6.960 kg.
2.11.
Bij brief van 12 mei 2022 heeft de advocaat van [eiser] aan [gedaagde] geschreven dat het laadvermogen van de vrachtwagen ongeveer 500 kilogram is en dat de wagen daarom ongeschikt is voor het beoogde vervoer van drie paarden.
Het voorstel om een minnelijke regeling te treffen heeft [gedaagde] niet geaccepteerd.
2.12.
Bij brief van 23 mei 2022 is namens [eiser] de overeenkomst ontbonden omdat volgens haar nakoming vanwege het beperkte laadvermogen blijvend onmogelijk is. Voor zover een ingebrekestelling vereist is, is [gedaagde] in gebreke gesteld en is hem een termijn van veertien dagen gegeven om alsnog na te komen en de gebreken te herstellen.
[gedaagde] heeft hierop gereageerd met de mededeling dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.13.
Tijdens de behandeling op 22 juni 2022 van een door [eiser] aanhangig gemaakt kort geding hebben partijen afgesproken dat [eiser] de vrachtwagen zal terugbrengen naar [gedaagde] , dat [gedaagde] een maand de tijd krijgt om de door [eiser] genoemde gebreken te onderzoeken en dat partijen de vrachtwagen gezamenlijk zullen laten wegen bij de RDW.
2.14.
[eiser] heeft conform deze afspraken de vrachtwagen op 27 juni 2022 aan [gedaagde] ter beschikking gesteld. [gedaagde] heeft de door [eiser] genoemde gebreken onderzocht en werkzaamheden aan de vrachtwagen verricht om deze gebreken te verhelpen.
2.15.
Op 5 augustus 2022 is de wagen bij de RDW te Zwolle gewogen. De massa in rijklare toestand woog toen 6.750 kg.
2.16.
Op 15 augustus 2022 heeft [gedaagde] [eiser] een voorstel gedaan om het laadvermogen te verbeteren. Hij heeft voorgesteld een aantal voorzieningen zoals de geïntegreerde trekhaak en de douche-inrichting te verwijderen en te vervangen door lichtere voorzieningen zoals een open trekhaak en een toiletkast. Volgens [gedaagde] zou met de door hem voorgestelde wijzigingen het laadvermogen met ongeveer 1000 kg vermeerderen. Ook schrijft hij
: “(…) Opwaarderen van GVW[Gross Vehicle Weight, rb]
van 7500 kg naar 8800kg. (…)”
[eiser] heeft dit voorstel niet geaccepteerd.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
[gedaagde] veroordeelt tot terugbetaling binnen drie dagen na betekening van dit vonnis van € 135.281,45 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling tot het moment van terugbetaling subsidiair vanaf 23 mei 2022, meer subsidiair vanaf 14 dagen na 29 juli 2022, uiterst subsidiair vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele betaling,
voor recht verklaart dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] rechtsgeldig is ontbonden op 23 mei 2022 subsidiair op 29 juli 2022, uiterst subsidiair vanaf de datum van dit vonnis dan wel de koopovereenkomst vernietigt per datum van de dagvaarding en subsidiair de koopovereenkomst alsnog vernietigt dan wel ontbindt,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling binnen drie dagen na betekening van dit vonnis van € 6.856,37 ter zake schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van vernietiging dan wel ontbinding, meer subsidiair de dag van dagvaarding,
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt aan deze vorderingen in het licht van de vaststaande feiten ten grondslag dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, te wijten aan een onjuiste mededeling van [gedaagde] . Bij een juiste voorstelling van zaken zou de overeenkomst niet zijn gesloten. De verkochte vrachtwagen beantwoordt niet aan de overeenkomst, omdat zij niet geschikt is voor het vervoer van drie paarden. [gedaagde] moet de koopsom terugbetalen en is aansprakelijk voor de kosten en schade, bestaande uit de onderzoekskosten deurwaarder, het vervallen van de no-claim korting, de kosten van de servicebeurt en de advocaatkosten.

4.Het verweer in conventie

4.1.
[gedaagde] heeft geconcludeerd dat de rechtbank bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, [eiser] niet-ontvankelijk verklaart dan wel de namens haar gepresenteerde vorderingen als zijnde ongegrond en onbewezen integraal afwijst met haar veroordeling in de proceskosten in conventie aan de zijde van [gedaagde] .

5.De vordering in reconventie

5.1.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat,
[eiser] veroordeelt om aan hem te voldoen de somma van € 1.140,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, zulks vanaf 16 september 2022 tot de dag der algehele voldoening en
[eiser] veroordeelt om aan hem te voldoen een bedrag van € 50,00 per dag, zulks vanaf 11 september 2022 tot de dag dat de door hem gestalde vrachtwagen door of namens [eiser] is opgehaald, tenslotte
met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure in reconventie aan de zijde van [gedaagde] .
5.2.
[gedaagde] legt aan deze vorderingen in het licht van de vaststaande feiten ten grondslag dat hij extra voorzieningen aan de vrachtwagen heeft getroffen die door [eiser] dienen te worden vergoed. Hij is genoodzaakt de vrachtwagen in een gesloten hal te stallen. De kosten daarvan komen voor rekening van [eiser] .

6.Het verweer in reconventie

6.1.
[eiser] heeft geconcludeerd dat de rechtbank de vordering afwijst met veroordeling van [gedaagde] in de kosten, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

7.De beoordeling

in conventie

7.1.
[eiser] vordert primair voor recht te verklaren dat de overeenkomst met [gedaagde] is ontbonden. De rechtbank zal daarom als eerste nagegaan of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichting de overeengekomen vrachtwagen te leveren, zoals [eiser] stelt en [gedaagde] betwist.
7.2.
Daarbij geldt dat geen sprake is van een consumentenkoop, zoals [eiser] heeft aangevoerd. Dat oordeel is gebaseerd op het volgende.
Volgens de aanwijzingen van [eiser] in haar correspondentie met [gedaagde] zijn beide koopovereenkomsten op naam van Milanco, de eenmanszaak van [eiser] gesteld. De e-mailcorrespondentie over de koopovereenkomst is gevoerd met Milanco en de uitvoeringslijst vermeldt Milanco als opdrachtgeefster. De facturen van 12 november 2021, 27 december 2021 en 29 maart 2022 alsmede de factuur voor het meerwerk van 7 april 2022 zijn gericht aan Milanco. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat [eiser] hem eind maart 2022 heeft verzocht alvast te factureren zodat nog in het eerste kwartaal van 2022 de verschuldigde BTW met de fiscus kon worden verrekend. In de door [eiser] uitgebrachte dagvaarding voor het kort geding tegen [gedaagde] stelt [eiser] dat de koopovereenkomst is gesloten tussen Milanco en Robrise.
Tegenover dit alles is de enkele stelling van [eiser] dat zij voor het geven van dressuurlessen op paarden en trainingen met en voor paarden geen gebruik maakt van de vrachtwagen onvoldoende om tot het oordeel te komen dat er sprake is geweest van een consumentenkoop. Volgens het uittreksel uit het handelsregister houdt Milanco zich immers ook bezig met de in- en verkoop van paarden. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [eiser] de vrachtwagen heeft gekocht ten behoeve van haar bedrijfsactiviteiten. Het oordeel dat er geen sprake is van een consumentenkoop, brengt met zich dat [eiser] niet door de consumentenkoopregels wordt beschermd.
7.3.
[eiser] heeft aangevoerd dat de vrachtwagen niet beantwoordt aan de overeenkomst, omdat het laadvermogen onvoldoende is voor het vervoer van drie paarden. Volgens haar is het laadvermogen 7.490 kg (het maximaal toegestane gewicht) minus 6.750 kg (het huidige gewicht van de wagen) is 740 kg. Het gemiddelde gewicht van een paard is 600 kg. Rekening houdend met het gewicht van de bestuurder en eventuele bijrijder en bagage kan dus maar één paard vervoerd worden, aldus [eiser] .
[gedaagde] heeft betwist dat het maximale toegestane gewicht van de vrachtwagen 7.490 kg bedraagt. De maximale belasting van de vrachtwagen is 8.800 kg. Het maximum van 7.490 kg is verbonden aan het C1 rijbewijs, met een ander rijbewijs mag met veel zwaardere wagens gereden worden. Hij heeft aangeboden het administratieve laadvermogen aan te passen, wat relatief eenvoudig te bewerkstelligen is. Bij het sluiten van de koopovereenkomst en ook later is het laadvermogen geen punt van aandacht geweest en [eiser] heeft ook nooit gezegd dat zij slechts zou beschikken over een C1 rijbewijs en daarom niet mag rijden met een vrachtwagen zwaarder dan 7.490 kg.
Uit de RDW-kentekencheck van 7 april 2022 is te herleiden dat de vrachtwagen 5.435 kg woog. [gedaagde] heeft de volgende dag, 8 april 2022, een wagen met dat gewicht aan [eiser] geleverd. Het verschil tussen het gewicht op 3 januari 2022 en het latere gewicht van 6.750 kg kan alleen verklaard worden door de door [eiser] gewenste extra opties en dat komt voor rekening en risico van [eiser] , zo heeft [gedaagde] als verweer aangevoerd.
7.4.
Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als hij, ook gelet op de aard en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Beslissend is de toestand waarin de zaak verkeert op het tijdstip waarop het risico op de koper overgaat. De verwachtingen van de koper vormen het uitgangspunt bij de beoordeling of een geleverde zaak wel of niet aan de overeenkomst beantwoordt. De koper mag alleen die eigenschappen verwachten waarvan hij de aanwezigheid niet behoeft te betwijfelen. Waar hij twijfelt of moet twijfelen, dient hij de verkoper vragen te stellen of zelf onderzoek te verrichten. De verkoper moet rekening houden met het normale gebruik van de zaak en met wat hij weet of moet weten over het bijzondere gebruik dat de koper voor ogen staat. Hij heeft een mededelingsplicht als hij weet of moet weten dat de zaak voor dit normale of bijzondere gebruik ongeschikt is.
7.5.
Het volgende leidt tot het oordeel dat [eiser] kon en mocht verwachten dat haar een vrachtwagen geleverd zou worden waarmee zij met een C1 rijbewijs drie paarden kon vervoeren en tot het oordeel dat de geleverde vrachtwagen niet aan die verwachting beantwoordde.
7.6.
Het verweer van [gedaagde] dat hij een vrachtwagen heeft geleverd met een laadvermogen van (7.490 kg -/- 5.435 kg =) 2.055 kg, dus met een voldoende laadvermogen wordt verworpen. [gedaagde] baseert dit laadvermogen op de weging door de RDW op 2 januari 2022 en op het feit dat dit gewicht ook vermeld staat op de RDW kentekencheck/het APK-rapport van 7 april 2022. Het op de kentekencheck vermelde gewicht is echter het op 2 januari 2022 gemeten gewicht. Dat de vrachtwagen in het kader van de afgifte van het APK-keuringsrapport nog eens is gewogen is door [eiser] gemotiveerd weersproken en daarna door [gedaagde] niet aangetoond. Vast staat dat na de weging van de wagen op 2 januari 2022 in het kader van de afgifte van een Nederlands kentekenbewijs aan de wagen nog extra voorzieningen zijn aangebracht waardoor het gewicht is toegenomen. Het is daarom evident dat de vrachtwagen bij levering op 8 april 2022 meer woog dan bij de keuring op 2 januari 2022. Vast staat dat de vrachtwagen bij de gezamenlijke weging op 5 augustus 2022 6.750 kg woog.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij niet weet welke eventuele wijzigingen door of namens [eiser] aan de vrachtwagen zijn doorgevoerd voordat de wagen gezamenlijk werd gewogen bij de RDW in Zwolle op 5 augustus 2022. Zou hij daarmee willen stellen dat [eiser] na levering van de wagen aan haar wijzigingen heeft aangebracht waardoor de wagen aanzienlijk zwaarder is geworden, dan had hij dat moeten onderbouwen. [gedaagde] heeft immers sinds 27 juni 2022 de wagen onder zich, heeft de wagen onderzocht en ook werkzaamheden daaraan verricht. Hij heeft echter alleen verklaard dat de wagen beschadigd is. Dat de door [gedaagde] geplaatste boiler is vervangen door een Elgena boiler, zoals [eiser] van plan was, is niet gesteld en ook niet gebleken.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de wagen bij levering aan [eiser] op 8 april 2022 al ongeveer 6.750 kg woog. Uitgaande van een maximaal toegestaan gewicht van 7.490 kg in het geval de bestuurder beschikt over een C1 rijbewijs heeft de wagen dan een laadvermogen van 740 kg. Onweersproken is dat een paard gemiddeld 600 kg weegt. Met de wagen kan dan dus slechts één paard vervoerd worden.
7.7.
Bij de beoordeling van het verweer van [gedaagde] dat de wagen een maximaal toegestaan gewicht van 8.800 kg heeft en dus een (voor het doel van [eiser] voldoende) laadvermogen van 2.050 kg in het geval de bestuurder beschikt over een rijbewijs voor zwaardere vrachtwagens, moet worden nagegaan of [eiser] mocht verwachten dat de wagen geschikt zou zijn voor het vervoer van drie paarden in het geval de bestuurder, zij zelf, beschikt over een C1 rijbewijs. Daarbij is onder meer van belang of [gedaagde] er rekening mee moest houden dat [eiser] alleen een C1 rijbewijs had. Ook moet onderzocht worden of het voor rekening en risico van [eiser] komt dat de wagen zo zwaar is geworden dat het laadvermogen onvoldoende is voor het vervoer van drie paarden.
7.8.
Gelet op het bijzondere gebruik dat [eiser] wilde maken van de vrachtwagen, te weten het vervoer van drie paarden én het gebruik als camper, moest rekening worden gehouden met het maximaal toegestane gewicht van de vrachtwagen. Bij het maximaal toegestane gewicht voor vrachtwagens wordt onder meer rekening gehouden met het rijbewijs van de bestuurder. Het rijbewijs C1 is specifiek bedoeld voor vrachtwagens en campers met een totaal gewicht tussen 3.500 kg en 7.500 kg. Voor zwaardere vrachtwagens is een ander rijbewijs nodig waarvoor (veel) zwaardere eisen gelden. [gedaagde] diende daarom voordat hij de overeenkomsten met [eiser] sloot, na te gaan over welk rijbewijs zij beschikte.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij dat niet heeft gedaan omdat het laadvermogen niet van belang was. Hij betwist ook dat hij wist dat [eiser] alleen een C1 rijbewijs had, maar een en ander is niet aannemelijk. [eiser] had speciaal voor de aan te schaffen vrachtwagen in juni 2021 het C1 rijbewijs gehaald. Haar verklaring bij de mondelinge behandeling dat [gedaagde] een kopie van haar rijbewijs heeft gemaakt, is door [gedaagde] niet weersproken. Uit verschillende mededelingen van [gedaagde] blijkt dat ook hij uitging van een maximaal toegestaan gewicht van 7.490 kg, dus van gebruik met een C1 rijbewijs. Zo heeft hij in de correspondentie voorafgaande aan de aankoop van de MAN vrachtwagen op een door [eiser] voorgestelde vrachtwagen gereageerd met de mededeling dat deze ongeschikt is voor een paardenvrachtwagenopbouw, want “heeft nu een laadvermogen van 2105 kg en moet nog opgebouwd” en “niet alleen de kwaliteit, maar ook gewicht”. Ook schrijft hij dat hij hoopt een jonge frisse 7,49T te vinden. Zijn verklaring dat deze aanduiding ziet op het type maar niets zegt over het laadvermogen wordt verworpen. Het is algemeen bekend dat de afkorting “t” (met name in de verkeerstekens) wordt gebruikt voor het woord ton, hetgeen een massa is van 1000 kg. De omschrijving 7.49T wordt gebruikt voor vrachtwagens met een maximaal toegestaan gewicht van 7.490 kg. De mededeling van [gedaagde] in de e-mail van 28 oktober 2021 dat het laadvermogen ergens uitkomt op 1.750 kg wijst er eveneens op dat hij uitging van een maximaal toegestaan gewicht van 7.490 kg.
Het voorgaande betekent dat het verweer van [gedaagde] dat het laadvermogen geen punt van aandacht is geweest, wordt verworpen. Het laadvermogen was hier juist een van de essentialia van de overeenkomst. Zou [gedaagde] niet geweten hebben dat [eiser] alleen een C1 rijbewijs had -wat niet aannemelijk is- dan komt dat voor zijn rekening. Hij mocht er in ieder geval niet zonder meer vanuit gaan dat zij bevoegd is vrachtwagens zwaarder dan 7.490 kg te besturen. [eiser] kon en mocht een vrachtwagen verwachten met een voldoende toegestaan laadvermogen om met een C1 rijbewijs drie paarden te kunnen vervoeren, maar een dergelijke wagen is haar niet geleverd.
7.9.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij tussentijds [eiser] telkens heeft gewaarschuwd dat door de door haar gewenste extra voorzieningen het gewicht (aanzienlijk) zou toenemen. [eiser] heeft dit betwist en na deze betwisting heeft [gedaagde] zijn stelling niet nader onderbouwd. Hoewel vaststaat dat partijen gedurende de werkzaamheden van [gedaagde] aan de wagen regelmatig per whatsapp contact met elkaar hebben gehad, heeft [gedaagde] geen berichten in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij voor of bij het aannemen van het meerwerk heeft gewaarschuwd. Ook zijn verweer dat [eiser] wist of had kunnen begrijpen dat door de extra opties het laadvermogen aanzienlijk zou verminderen, wordt gepasseerd. [gedaagde] is een professionele bouwer en presenteert zich als specialist op het gebied van het bouwen van paardentransportwagens annex campers. Hij geldt dan ook ten opzichte van [eiser] als de deskundige. Waar [gedaagde] niet waarschuwde, behoefde [eiser] als leek niet te voorzien dat de wagen zo zwaar zou worden dat er nog maar één paard in vervoerd mocht worden. Dat de wagen zwaarder is geworden door alle extra voorzieningen daaraan komt daarom niet voor rekening en risico van [eiser] .
7.10.
Het ‘administratief’ aanpassen van de wagen zodat met meer gewicht mag worden gereden, biedt geen soelaas. [eiser] zou dan niet alleen over een C-rijbewijs moeten beschikken, waaraan aanzienlijk zwaardere eisen gesteld worden ten aanzien van onder meer kennis van motortechniek, maar ook gelden voor zwaardere auto’s andere voorschriften. Zo mag in Duitsland op zondag niet met een zwaardere auto worden gereden. Naast de kosten voor het verwerven van het C-rijbewijs zijn ook kosten verbonden aan die administratieve aanpassing en gelden voor een zwaardere auto hogere verzekeringspremies. Daarnaast is met een en ander (veel) tijd gemoeid.
7.11.
Dat na de door [gedaagde] in zijn ‘plan van aanpak ter verbetering van het laadvermogen’ genoemde werkzaamheden de wagen wel zou beantwoorden aan de overeenkomst is niet gebleken. [eiser] heeft gemotiveerd betwist dat na deze werkzaamheden het laadvermogen met 1000 kg zou zijn toegenomen. Ook is niet weersproken dat de werkzaamheden tot gevolg zouden hebben dat de wagen op andere onderdelen niet aan de overeenkomst zou beantwoorden. [eiser] heeft onbetwist aangevoerd dat door het vastzetten van de schotten zoals voorgesteld door [gedaagde] het vervoer van drie paarden, zeker als dat hengsten zijn, niet meer mogelijk is. Daar komt bij dat uit het plan blijkt dat [gedaagde] voor de betreffende werkzaamheden aanzienlijke kosten in rekening wil brengen.
7.12.
Dit alles leidt tot het oordeel dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomsten met [eiser] door niet de overeengekomen vrachtwagen te leveren. [eiser] was gerechtigd de overeenkomsten te ontbinden zoals zij heeft gedaan. Door de ontbinding dient de koop ongedaan te worden gemaakt. [eiser] moet de auto aan [gedaagde] ter beschikking stellen en [gedaagde] moet de koop/aanneemsom aan [eiser] terug betalen. Vast staat dat [gedaagde] inmiddels al over de vrachtwagen beschikt. De vordering hem te veroordelen tot betaling van de koop/aanneemsom van € 135.281,45 zal worden toegewezen. [eiser] kan aanspraak maken op de wettelijke rente vanaf het moment dat [gedaagde] in verzuim is geraakt, dus vanaf 14 dagen na 23 mei 2022.
7.13.
De vordering de overeenkomst te vernietigen behoeft geen bespreking meer. De vordering voor recht te verklaren dat de overeenkomst is ontbonden zal worden afgewezen. Omdat de vordering tot terugbetaling van de koopsom wordt toegewezen, heeft [eiser] geen belang bij een dergelijke verklaring.
7.14.
De vordering tot vergoeding van de kosten en schade zal worden afgewezen. [eiser] heeft de koopovereenkomst ontbonden omdat de vrachtwagen een te laag laadvermogen heeft en niet op grond van de door de deurwaarder in zijn proces-verbaal van constatering vermelde gebreken. De kosten die gemoeid zijn met het opstellen van dit proces-verbaal kunnen hier dus niet worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en behoeven derhalve niet door [gedaagde] te worden vergoed.
[eiser] heeft aangevoerd dat de vervangende paardenwagen alleen tegen hogere premie verzekerd kon worden omdat het kenteken nog op haar naam stond. Zij vordert daarom in verband met het vervallen van de no-claim korting een bedrag van € 3.382,46. Een no-claim korting is over het algemeen verbonden aan de bestuurder en niet aan de auto waarmee gereden wordt. Voor een tweede auto geldt meestal dezelfde no-claimkorting als voor de eerste. Hetgeen [eiser] heeft aangevoerd kan om die reden al niet leiden tot toewijzing van deze vordering.
De vordering tot vergoeding van de beurt Van Leeuwen Truckservice zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
De advocaatkosten zijn opgenomen in de proceskostenveroordeling. Ook deze vordering is dus niet voor toewijzing vatbaar.
7.15.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden gesteld op:
- dagvaarding € 133,58
- griffierecht 2.277,00
- salaris advocaat
3.760,00(2 punten × factor 1,0 × tarief € 1.880,00)
Totaal € 6.170,58
En in reconventie
7.16.
Nu de koopovereenkomst met [eiser] rechtsgeldig is ontbonden en de vrachtwagen weer eigendom van [gedaagde] is, ontbreekt een rechtsgrond voor zijn vorderingen. [eiser] heeft niet onrechtmatig gehandeld door de ontbinding in te roepen. Zaakwaarneming is het behartigen van ‘eens anders belang’. Door de werkzaamheden aan en de opslag van de vrachtwagen heeft [gedaagde] niet het belang van [eiser] gediend, maar zijn eigen belang. Van ongerechtvaardigde verrijking van [eiser] door de werkzaamheden van [gedaagde] aan de wagen is evenmin sprake geweest.
7.17.
[gedaagde] zal ook in reconventie veroordeeld worden in de kosten van deze procedure. Die kosten worden gesteld op € 1.880,00 (2 punten× factor 0,5 × tarief € 1.880,00) aan advocaatkosten.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
veroordeelt [gedaagde] tot terugbetaling binnen drie dagen na betekening van dit vonnis van € 135.281,45 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling tot het moment van terugbetaling vanaf 14 dagen na 23 mei 2022,
8.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] gesteld op € 6.170,58,
8.3.
wijst af het meer of anders gevorderde,
In reconventie
8.4.
wijst de vorderingen af,
8.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] gesteld op € 1.880,00,
In conventie en in reconventie
8.6.
verklaart de veroordelingen onder 8.1, 8.2 en 8.5 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
Ap/fb