ECLI:NL:RBGEL:2023:2516

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/05/415093 / HZ ZA 23-44
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake incidentele exhibitievordering en geschil over nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een incidentele exhibitievordering in het kader van een geschil over de nalatenschap van erflater, die op 14 januari 2023 is overleden. De eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], zijn de zonen van erflater en erflaatster, en vorderen inzage in bescheiden die nodig zijn om de omvang van de nalatenschap vast te stellen. De gedaagde, die als executeur is benoemd in het testament van erflater, heeft verweer gevoerd en stelt dat de gevraagde bescheiden al zijn verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers inmiddels over de meeste bescheiden beschikken, maar dat de aangifte inkomstenbelasting over 2022 en bewijsstukken van rentebetalingen nog niet zijn verstrekt. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers in conventie afgewezen wegens gebrek aan belang, maar heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de gedaagde vorderingen ingesteld die eveneens zijn afgewezen, omdat de gevraagde informatie al door eisers was verstrekt. De zaak is aangehouden voor een conclusie van antwoord door de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/415093 / HZ ZA 23-44
Vonnis in incident van 3 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident in conventie,
verweerders in het incident in reconventie,
advocaat mr. G.H.J. Spee te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident in conventie,
eiseres in het incident in reconventie
advocaat mr. M.J. Germs te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele exhibitievordering
  • de conclusie van antwoord in incident tevens incidentele vordering in reconventie
  • de conclusie van antwoord in incident in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Op 14 januari 2023 is overleden [erflater] (hierna: erflater). Erflater was gehuwd met [erflaatster] (hierna: erflaatster), die voor erflater is overleden op 31 juli 2008. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn broers en de zonen van erflater en erflaatster. Ten tijde van het overlijden was erflater gehuwd met [gedaagde] .
2.2.
Erflater heeft bij testament van 14 juli 2017 over zijn nalatenschap beschikt. Daarbij heeft erflater [gedaagde] benoemd tot zijn enige erfgename. Ook heeft erflater [gedaagde] in zijn testament benoemd tot executeur van zijn nalatenschap.
2.3.
[eisers c.s.] vordert in de hoofdzaak:
I. [gedaagde] zowel in privé als uit hoofde van haar functie als executeur te veroordelen om de opeisbare aanspraken, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van overlijden, uit te betalen aan [eisers c.s.] ;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan [eisers c.s.] over te dragen:
a. Horloge [naam opa]
b. Schilderijen van hun moeder
c. Sieraden van hun moeder (sieradendoos)
d. Bloedkoraal sieraden
e. Swarovski sieraden
f. De ketting van huwelijk zoon [naam 1] – [naam 2]
g. Urn poes [naam poes] (kat [naam 1] )
h. Fotoalbums en babyalbums
i. Verzilverde kinderschoentjes [naam 3] en [naam 1]
j. Erfrechten graven ouders
k. Goud voor [naam 4]
l. Festool elektrische handzaagmachine in kist
m. Festool bouwstofzuiger
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.4.
[gedaagde] heeft nog niet geantwoord in de hoofdzaak.

3.Het geschil in de incidenten

In conventie

3.1.
[eisers c.s.] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen veertien dagen na het in onderhavig incident te wijzen vonnis inzage te geven in, afschrift of uittreksel te verschaffen van bescheiden die nodig zijn om de omvang van de nalatenschappen te doen vaststellen. [eisers c.s.] vraagt in ieder geval inzage in, afschrift of uittreksel van:
  • een overzicht van alle vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de nalatenschap van erflater;
  • alle bankafschriften van de bankrekening op (of mede op) naam van erflater over een periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van overlijden;
  • alle bankafschriften van de bankrekeningen op (of mede op) naam van erflater waaruit de banksaldi op de datum van zijn overlijden blijken;
  • een taxatierapport van de woning, waaruit de waarde van de woning op de datum van overlijden blijkt;
  • een overzicht van de restantschuld van de hypotheek op datum overlijden erflater;
  • de aangiften en daaropvolgende aanslagen / teruggaven Inkomstenbelasting over de jaren 2020, 2021 en 2022 van erflater;
  • een overzicht van de inboedel en de waardevolle eigendommen van erflater;
  • de verklaring van erfrecht;
  • bewijzen van de rentebetalingen op de geldlening die [gedaagde] met erflater is aangegaan.
Een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde] nalaat aan de veroordeling te voldoen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers c.s.] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers c.s.] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers c.s.] in de kosten van dit incident. [gedaagde] geeft aan dat diverse door [eisers c.s.] verzochte bescheiden al bij brief van 6 maart 2023 aan [eisers c.s.] zijn verstrekt (productie 6 bij conclusie van antwoord in het incident). Het gaat om de verklaring van erfrecht, een taxatieverslag van de woning, bankafschriften over de vijf jaren voorafgaand aan het overlijden van erflater, de aangiften inkomstenbelasting over 2019 tot en met 2021 en een jaaropgaaf van de hypotheek van erflater. Voorts geeft [gedaagde] aan dat zij de notaris heeft verzocht een overzicht van de samenstelling van de nalatenschap te maken en dat deze vervolgens zo spoedig mogelijk aan [eisers c.s.] zal worden verstrekt. De kern van het verweer van [gedaagde] is daarmee dat [eisers c.s.] geen belang meer heeft bij zijn incidentele vordering, omdat de bescheiden waarvan hij afschrift wil inmiddels zijn overgelegd.
In reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert dat [eisers c.s.] wordt veroordeeld tot het verstrekken van:
  • bewijsstukken waaruit blijkt van het beloop van zijn vordering in de hoofdzaak;
  • bescheiden omtrent de aan hem verstrekte geldlening(en) en eventuele aflossing daarop;
  • informatie omtrent alle aan hem gedane giften;
  • overige informatie die voor een correcte afwikkeling van de nalatenschap respectievelijk de vaststelling van de legitimaire aanspraak van [eisers c.s.] van belang kan zijn.
Voorts vordert [gedaagde] dat [eisers c.s.] wordt veroordeeld in de kosten van dit incident, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis.
3.4.
[eisers c.s.] voert verweer. [eisers c.s.] concludeert (impliciet) tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit incident in reconventie. [eisers c.s.] voert daartoe aan dat [gedaagde] alle door haar verzochte informatie al in haar bezit heeft. De vorderingen uit de nalatenschap van erflaatster zijn vastgesteld bij notariële akte (productie 2 bij dagvaarding). Alle bescheiden omtrent aan [eisers c.s.] verstrekte geldleningen zijn volgens [eisers c.s.] in het bezit van de notaris die door [gedaagde] is belast met de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Deze informatie volgt volgens [eisers c.s.] bovendien uit de aangiften inkomstenbelasting. Informatie omtrent aan [eisers c.s.] gedane giften is in een brief van 20 februari 2023 aan [gedaagde] verschaft (deze brief heeft [gedaagde] overgelegd als productie 3 bij conclusie van antwoord in het incident) en met overige relevante informatie is [eisers c.s.] niet bekend. [eisers c.s.] concludeert op grond van het voorgaande dat [gedaagde] geen belang heeft bij haar incidentele vordering in reconventie.

4.De beoordeling in de incidenten

In conventie

4.1.
[eisers c.s.] vordert inzage in de onder 3.1 genoemde bescheiden om de omvang van de nalatenschap en daarmee de omvang van zijn erfrechtelijke aanspraken te kunnen bepalen. [eisers c.s.] voert als grondslag voor deze vordering aan artikel 4:78 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.2.
Op grond van artikel 4:78 BW kan een legitimaris die niet erfgenaam is tegenover de erfgenamen en met het beheer van de nalatenschap belaste executeurs aanspraak maken op inzage in en afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft. Uit de bewoordingen van artikel 4:78 BW kan worden afgeleid dat de te verstrekken informatie zo ruim mogelijk moet worden uitgelegd, maar dat deze wel is beperkt tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Om
fishing expiditionste voorkomen moet daarom voldoende concreet gesteld en onderbouwd worden waarom de gevorderde stukken voor de berekening van de legitieme portie noodzakelijk zijn.
4.3.
Op grond van artikel 843a Rv kan een partij inzage of overlegging van stukken vorderen van een andere partij. Voor toewijzing van een dergelijke vordering gelden volgens het artikel vier cumulatieve voorwaarden: degene die de vordering instelt moet daarbij een rechtmatig belang hebben (1); de vordering moet zien op bepaalde bescheiden (2); aangaande een rechtsverhouding tussen partijen (3); en degene van wie de bescheiden gevraagd worden moet deze te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben (4).
4.4.
Uit productie 6 bij de conclusie van antwoord in incident en hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd blijkt dat [eisers c.s.] inmiddels beschikt over nagenoeg alle bescheiden waarvan hij inzage en afschrift vordert. Voorts voert [gedaagde] in de conclusie van antwoord in incident aan dat zij op dit moment nog niet beschikt over een overzicht van de samenstelling van de nalatenschap, maar dat zij de notaris heeft verzocht om dit zo spoedig mogelijk op te stellen en dat dit vervolgens aan [eisers c.s.] zal worden verstrekt. De rechtbank gaat ervan uit dat hieronder ook valt het gevraagde overzicht van de inboedel en waardevolle eigendommen van erflater. De enige stukken die blijkens (productie 6 bij) de conclusie van antwoord in incident niet zijn verstrekt en waarvan verstrekking ook niet is toegezegd, zijn de aangifte en daaropvolgende aanslag/teruggave inkomstenbelasting over 2022 en bewijzen van de rentebetalingen op de geldlening die [gedaagde] met erflater is aangegaan. De gevorderde inzage in deze stukken zal hierna worden beoordeeld. Voor het overige zal de incidentele vordering van [eisers c.s.] worden afgewezen wegens gebrek aan belang (artikel 3:303 BW).
Inkomstenbelasting over 2022
4.5.
Ten aanzien van de gevorderde aangiftes inkomstenbelasting merkt de rechtbank op dat [gedaagde] wel de aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2019 tot en met 2021 heeft verstrekt aan [eisers c.s.] , maar dat [gedaagde] de door [eisers c.s.] gevorderde aanslag inkomstenbelasting over 2022 (nog) niet heeft verstrekt. [gedaagde] heeft inhoudelijk geen verweer gevoerd op dit deel van de incidentele vordering van [eisers c.s.] De rechtbank overweegt ten aanzien van dit deel van de incidentele vordering van [eisers c.s.] als volgt. Nu [gedaagde] geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde afschrift van de aanslag inkomstenbelasting over 2022, kan deze vordering van [eisers c.s.] in beginsel worden toegewezen. [gedaagde] heeft echter ook aangevoerd dat zij niet meer kan verstrekken dan zij reeds heeft gedaan. Dit impliceert dat zij (nog) niet beschikt over de aanslag inkomstenbelasting over 2022. [eisers c.s.] heeft ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat [gedaagde] wel over de aanslag inkomstenbelasting over 2022 beschikt. De rechtbank zal de incidentele vordering van [eisers c.s.] op dit punt dan ook afwijzen, omdat [gedaagde] niet kan worden veroordeeld tot het afgeven van stukken waarover zij niet beschikt.
Bewijzen van de rentebetalingen op de geldlening die [gedaagde] met erflater is aangegaan
4.6.
[eisers c.s.] vordert inzage in en afschrift van bewijzen van door [gedaagde] gedane rentebetalingen. [eisers c.s.] heeft echter niet gespecificeerd op wat voor bescheiden dit deel van zijn incidentele vordering betrekking heeft. Evenmin heeft [eisers c.s.] onderbouwd waarom deze gegevens nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van artikel 4:78 BW en artikel 843a Rv. Dit gedeelte van de incidentele vordering van [eisers c.s.] zal daarom eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.7.
[eisers c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] in het incident in conventie, tot op heden vastgesteld op € 598,00 aan salaris advocaat (1 x € 598,00).
In reconventie
4.8.
[gedaagde] vordert dat [eisers c.s.] wordt veroordeeld tot het verstrekken van de informatie en bescheiden zoals omschreven in rechtsoverweging 3.3. De rechtbank overweegt dat de wet geen informatieplicht kent van de legitimaris jegens de executeur noch jegens de erfgenamen. [gedaagde] baseert haar incidentele vordering in reconventie kennelijk op de redelijkheid en billijkheid (zij verwijst naar artikel 6:2 lid 1 BW jo. artikel 4:70 BW). [gedaagde] voert ter onderbouwing hiervan aan dat zij over de door haar verzochte informatie moet beschikken om de nalatenschap van erflater naar behoren te kunnen afwikkelen.
4.9.
Uit de conclusie van antwoord in het incident in reconventie volgt (zoals uiteengezet in rechtsoverweging 3.4) dat [eisers c.s.] de door [gedaagde] verzochte informatie al heeft verschaft. Bovendien verschaft [eisers c.s.] deze informatie in de conclusie van antwoord in het incident in reconventie nogmaals. [gedaagde] beschikt dus over de door haar verzochte informatie die zij stelt nodig te hebben om de nalatenschap van erflater naar behoren te kunnen afwikkelen. De incidentele vordering in reconventie zal gelet op het voorgaande worden afgewezen wegens gebrek aan belang (artikel 3:303 BW).
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eisers c.s.] in het incident in reconventie, tot op heden vastgesteld op € 598,00 aan salaris advocaat (1x € 598,00).

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde] .
5.2.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers c.s.] af,
6.2.
veroordeelt [eisers c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 598,00,
in reconventie
6.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op € 598,00,
in conventie en in reconventie
6.5.
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 juni 2023voor conclusie van antwoord,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
RG/KH