ECLI:NL:RBGEL:2023:2508

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
05-303967-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor oplichting van bejaarde slachtoffers door middel van babbeltruc

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van drie bejaarde slachtoffers. De verdachte, geboren in 1997 en op dat moment gedetineerd, heeft zich voorgedaan als medewerker van PostNL en heeft de slachtoffers misleid om hen te laten betalen voor een pakketje dat nooit geleverd zou worden. Door gebruik te maken van een mobiel pinapparaat heeft hij hen gedwongen hun pinpas en pincode af te geven, waarna hij geld heeft gepind van hun rekeningen. De feiten vonden plaats tussen 7 en 10 februari 2022 in Barneveld, Hoevelaken en Doetinchem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op geraffineerde wijze heeft voorgedaan als een betrouwbare bezorger en daarbij doelbewust kwetsbare ouderen als slachtoffers heeft gekozen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn justitiële verleden en de ernst van de feiten. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen omdat de schade al door de bank was vergoed. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat deze inmiddels was geëxecuteerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in hun overwegingen hebben meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-303967-22
Datum uitspraak : 2 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in [locatie] .
Raadsman: mr. H.G. Koopman, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 7 februari 2022 tot en met 9 februari 2022 te Barneveld en/of Hoevelaken, gemeente Nijkerk en/of Doetinchem, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten (een) pinpas(sen) en/of (een) pincode(s), door
- voornoemde [slachtoffer 2] te bellen en/of zich daarbij voor te doen als medewerker van PostNL en/of te zeggen dat hij een pakketje voor [slachtoffer 2] had en/of
- zich naar de woning(en) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te begeven en/of
- zich daarbij voor te doen als medewerker van PostNL en/of DHL, althans een postbedrijf, en/of te zeggen dat hij een pakketje en/of een brief voor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] had en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te zeggen dat zij hiervoor een geldbedrag (1 euro) moesten betalen, welk bedrag zij via pin moesten betalen en/of
- ten behoeve van het pinnen een mobiel pinapparaat voor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te houden en/of te vragen of zij hun pinpas aan hem, verdachte kon geven en/of te vragen hun pincode in te toetsen en/of de pincode te vragen opdat hij, verdachte, zelf de pincode kon intoetsen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een andere pinpas dan hun eigen terug te geven;
2.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 7 februari 2022
tot en met 10 februari 2022 te Barneveld en/of Hoevelaken, gemeente Nijkerk en/of
Doetinchem, (telkens) één of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten (een) pinpas(sen) en/of (een) bijbehorende pincode(s), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 6-9;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 12-15;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 16-18;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
een ofmeerdere tijdstippen, in
of omstreeksde periode van 7 februari 2022 tot en met 9 februari 2022 te Barneveld en
/ofHoevelaken, gemeente Nijkerk en
/ofDoetinchem,
althans in Nederland (telkens
)met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens
)door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] en
/of
- [slachtoffer 2] en
/of
- [slachtoffer 3]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst,het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten
(een)pinpas(sen) en
/of (een)pincode(s), door
- voornoemde [slachtoffer 2] te bellen en/of zich daarbij voor te doen als medewerker van PostNL en/of te zeggen dat hij een pakketje voor [slachtoffer 2] had en/of
- zich naar de woning(en) van voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] te begeven en
/of
- zich daarbij voor te doen als medewerker van PostNL
en/of DHL
, althans een postbedrijf,en
/ofte zeggen dat hij een pakketje
en/of een brief voor voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] had en
/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] te zeggen dat zij hiervoor een geldbedrag (1 euro) moesten betalen, welk bedrag zij via pin moesten betalen en
/of
- ten behoeve van het pinnen een mobiel pinapparaat voor voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] te houden en
/ofte vragen of zij hun pinpas aan hem, verdachte kon geven en
/ofte vragen hun pincode in te toetsen
en/of de pincode te vragen opdat hij, verdachte, zelf de pincode kon intoetsen en
/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] een andere pinpas dan hun eigen terug te geven;
2.
hij, op
een ofmeerdere tijdstippen, in
of omstreeksde periode van 7 februari 2022
tot en met 10 februari 2022 te Barneveld en
/ofHoevelaken, gemeente Nijkerk en
/of
Doetinchem,
(telkens
)één of meerdere geldbedrag(en)
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
, in elk geval aan een andertoebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
(een)pinpas(sen) en
/of (een)bijbehorende pincode(s), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat artikel 63 van toepassing is, nu verdachte op 4 november 2022 door de Rechtbank Limburg en op 23 maart 2023 door de Rechtbank Noord-Holland is veroordeeld voor gelijksoortige feiten. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de Rechtbank Noord-Holland tot dezelfde straf was gekomen als de onderhavige feiten ook waren meegenomen in die zaak. De raadsman verzoekt daarom primair om aan verdachte geen nadere straf op te leggen. Subsidiair verzoekt de raadsman om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren en daaraan dezelfde bijzondere voorwaarden te verbinden als door de Rechtbank Noord-Holland is opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van drie bejaarde slachtoffers. Door zich voor te doen als pakketbezorger die betaald moest worden voor de bezorging van een poststuk, heeft verdachte de slachtoffers bewogen tot afgifte van hun pinpas en het ter beschikking stellen van hun pincode. Met deze passen pinde verdachte vervolgens geld. Hij pinde van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] het maximale bedrag van € 500, van [slachtoffer 1] zelfs viermaal dit maximale bedrag.
Bij het plegen van de feiten zijn kennelijk doelbewust kwetsbare ouderen als slachtoffer uitgekozen, van wie verdachte eenvoudig en zonder veel risico geld afhandig kon maken. Hiermee heeft verdachte op een geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van deze personen. Dit deed hij in het geval van slachtoffer [slachtoffer 3] zelfs met een poststuk met daarop de naam van zijn overleden partner. Door zijn handelen heeft de verdachte de slachtoffers niet alleen financieel benadeeld, maar heeft hij ook hun vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. De rechtbank rekent het verdachte aan dat de bankpassen waarmee hij het geld heeft weggenomen telkens bij de slachtoffers aan de deur zijn meegenomen. Het gevoel van veiligheid dat eenieder rond het eigen huis zou moeten hebben, is daardoor eveneens geschaad. Verdachte heeft enkel en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin om in zijn eigen behoeften, waaronder zijn middelengebruik, te kunnen voorzien. Hij heeft zich daarbij niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. De ernst van deze feiten vragen naar het oordeel van de rechtbank om het opleggen van een gevangenisstraf. Met minder kan niet worden volstaan gelet op verdachtes justitieel verleden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte en het vonnis van de Rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2023 (parketnummer 15/172273-22), waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor gelijksoortige feiten. Voor het op dezelfde wijze oplichten van dertien (andere) bejaarde slachtoffers heeft de Rechtbank Noord-Holland aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zijn de bijzondere voorwaarden opgelegd die door de reclassering in haar rapport van 7 maart 2023 zijn geadviseerd, waaronder ambulante behandeling, begeleid wonen/maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole. In haar aanvullende rapport van 7 april 2023 adviseert de reclassering om in de huidige zaak dezelfde voorwaarden op te leggen, met dien verstande dat er aanvullend wordt geadviseerd om in deze zaak aanvullend een locatiegebod met elektronische monitoring op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten – zowel vanuit het perspectief van de verdachte als vanuit efficiëntieperspectief – gelijktijdig hadden kunnen worden behandeld met de zaak die voorlag bij de Rechtbank Noord-Holland. Datzelfde geldt voor de zaak met parketnummer 03/200536-22 waarin de Rechtbank Limburg op 5 november 2022 uitspraak heeft gedaan. Hiermee houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening. Deze toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht leidt er echter niet toe dat aan verdachte helemaal geen straf meer wordt opgelegd. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de slachtoffers en de ernst van de feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden. Hoewel de rechtbank het van belang acht dat verdachte aan de slag gaat met zijn onderliggende (middelen)problematiek en de schuldenlast, ziet zij geen aanleiding om ook in deze zaak nog een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Deze bijzondere voorwaarden zijn immers al aan verdachte opgelegd in het kader van een (fors) voorwaardelijk deel bij de eerder opgelegde straf. Voor het opleggen van een locatiegebod met elektrische monitoring die in deze zaak aanvullend is geadviseerd, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding, zodat ook deze bijzondere voorwaarden niet nopen tot de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde (slachtoffer 3)] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard, aangezien het gevorderde bedrag al is vergoed door ABN AMRO.
De verdediging heeft zich bij dit standpunt van de officier van justitie aangesloten.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen, omdat deze schade al aan hem is vergoed door de bank. De benadeelde partij heeft door deze vergoeding geen schade meer die in rechtstreeks verband staat tot de bewezenverklaring.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vorderingen. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 09/113811-20

De Rechtbank Den Haag heeft verdachte op 5 november 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden (parketnummer 09/113811-20).
De officier van justitie heeft op voorhand de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf gevorderd, nu verdachte zich binnen zijn proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Standpunten
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat de voorwaardelijk opgelegde straf inmiddels is geëxecuteerd, zodat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
De raadsman heeft zich aangesloten bij dit standpunt van de officier van justitie.
Overweging van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Nu de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 09/113811-20 al is geëxecuteerd, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging echter afwijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 36f, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde (slachtoffer 3)]
 wijst de vordering tot materiële schade af;
 veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die verdachte in deze procedure heeft gemaakt, tot vandaag begroot op nul;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 09/113811-20
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank van 5 november 2020 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af (parketnummer 09/113811-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. L.M. Vogel en
mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022261386, gesloten op 9 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.