ECLI:NL:RBGEL:2023:2496

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
C/05/416191 / KG ZA 23-79
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardeloosverklaring hypothecaire inschrijving en niet-ontvankelijkheid eisers

In deze zaak, die op 18 april 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, bestaande uit [eiser 1], [eiseres 2] en [eiser 3], een kort geding aangespannen tegen de Beheermaatschappij, een ontbonden besloten vennootschap. De eisers vorderden de verklaring dat de hypothecaire inschrijving ten behoeve van de Beheermaatschappij op hun woning waardeloos is, omdat de Beheermaatschappij op 1 december 2018 is ontbonden en geen vorderingen meer had. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tegen de Beheermaatschappij, omdat deze rechtspersoon niet meer bestaat. Echter, de rechtbank erkende dat de eisers wel onmiddellijk belanghebbenden zijn in de zin van artikel 3:29 lid 1 BW, waardoor zij het recht hebben om de hypothecaire inschrijving waardeloos te laten verklaren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de hypothecaire lening die de Beheermaatschappij op 7 februari 2007 heeft verstrekt, voor de ontbinding van de vennootschap is afbetaald en dat er geen andere vorderingen meer bestonden. Op basis van de overgelegde jaarrekening en liquidatiebalans concludeerde de rechtbank dat het hypotheekrecht van de Beheermaatschappij teniet is gegaan en dat de inschrijving waardeloos is. De voorzieningenrechter verklaarde de hypothecaire inschrijving waardeloos en machtigde de bewaarder om deze door te halen na inschrijving van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen in aanwezigheid van griffier mr. E.H.J. Krijnen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/416191 / KG ZA 23-79
Vonnis in kort geding van 18 april 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te ' [plaats] , en
2.
[eiseres 2], en
3.
[eiser 3],
beiden wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. S. Geldermans te Leiden,
tegen
de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
laatstelijk statutair gevestigd te Vught en kantoorhoudende te 's-Graveland,
gedaagde.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] worden genoemd en ieder afzonderlijk [eiser 1] , mevrouw [eiseres 2] en de heer [eiser 3] . Gedaagde zal hierna de Beheermaatschappij worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 6
  • de mondelinge behandeling van 11 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiser sub 1, [eiser 1] , was enig aandeelhouder en bestuurder van de Beheermaatschappij. Op 7 februari 2007 is ten behoeve van de Beheermaatschappij een hypotheekrecht gevestigd op de woning gelegen aan de [adres+plaats] ter zekerheid van betaling van al hetgeen de Beheermaatschappij blijkens haar administratie van de heer [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , zijnde de broer en schoonzus van [eiser 1] , te vorderen heeft of mocht hebben.
2.2.
Op diezelfde datum heeft de heer [betrokkene 1] de eigendom van de woning gelegen aan de [adres+plaats] overgedragen aan zijn dochter [eiseres 2] , eiseres sub 2.
2.3.
De Beheermaatschappij is op 1 december 2018 ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. In de administratie kwam op dat moment geen lening aan en/of vordering op de heer [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] voor. De hypothecaire inschrijving is naar aanleiding daarvan echter niet doorgehaald.
2.4.
Mevrouw [eiseres 2] en de heer [eiser 3] hebben plannen om de woning aan de [adres+plaats] te verbouwen en wensen daartoe een hypotheekrecht op de woning te (laten) vestigen. Zij hebben daartoe onlangs een hypotheekofferte verkregen, die geldig is tot en met 24 mei 2023. De notaris, die zij benaderd hebben voor het opstellen van de akte ten behoeve van het vestigen van de hypoheek, heeft geconstateerd dat in het Kadaster nog het hypotheekrecht van de Beheermaatschappij staat ingeschreven. Hierdoor is het op dit moment niet mogelijk om de nieuwe hypotheekakte te passeren. Nu de Beheermaatschappij reeds in 2018 is ontbonden, is het op dit moment ook niet meer mogelijk om de Beheermaatschappij een verklaring van waardeloosheid van het hypotheekrecht te vragen.

3.De vordering

3.1.
[eisers] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren dat de hypothecaire inschrijving ten behoeve van de Beheermaatschappij op het woonhuis met verder aanbehoren, ondergrond, erf, tuin en cultuurgrond, staande en gelegen aan de [adres+plaats] , waardeloos is in de zin van artikel 3:29 BW;
II. in dit verband zodanige verdere voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter geraden zal voorkomen;
III. te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 3:274 lid 1 BW bepaalt dat wanneer een hypotheek is tenietgegaan, de schuldeiser verplicht is om aan de rechthebbende op het bezwaarde goed, bij authentieke akte, een verklaring af te geven dat de hypotheek is vervallen. In lid 3 van dit artikel is bepaald dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven, artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing is. Artikel 3:29 lid 1 BW bepaalt dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven, de rechtbank de inschrijving waardeloos verklaart op vordering van de onmiddellijk belanghebbende.
4.2.
De Beheermaatschappij is op 1 december 2018 ontbonden. Uit de registratie bij de Kamer van Koophandel volgt dat de Beheermaatschappij op dat moment geen baten meer bezat. Op grond van het bepaalde in artikel 2:19 lid 4 BW is de vennootschap daarmee ook direct opgehouden te bestaan. Dit heeft tot gevolg dat [eisers] in deze procedure een vennootschap hebben gedagvaard die niet meer bestaat. Dat is niet mogelijk, omdat een rechtspersoon die niet meer bestaat ook geen partij kan zijn in een procedure. [eisers] zullen daarom, voor zover hun vordering is gericht tegen de Beheermaatschappij, niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3.
[eisers] zijn echter wel aan te merken als onmiddellijk belanghebbenden in de zin van artikel 3:29 lid 1 BW. Uit dien hoofde hebben zij een zelfstandig belang om de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos te (laten) verklaren als degene die de verklaring had behoren af te geven dat niet doet. De reden voor het niet afgeven van die verklaring is in dat verband niet relevant. Ook in de onderhavige situatie, waarin de reden is gelegen in de feitelijke onmogelijkheid tot afgifte omdat de Beheermaatschappij is opgehouden te bestaan, kunnen [eisers] om die verklaring vragen.
4.4.
Volgens [eisers] is de hypothecaire lening die de Beheermaatschappij op 7 februari 2007 heeft verstrekt (in ieder geval) voor 1 december 2018 afbetaald en bestonden daarnaast geen overige vorderingen meer op de heer [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Ter onderbouwing daarvan hebben zij de laatste jaarrekening van de Beheermaatschappij overgelegd. Uit die jaarrekening volgt dat in de administratie op het moment van ontbinding geen leningen aan en/of vorderingen op de heer [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] voorkwamen. Ook de liquidatiebalans toont geen hypothecaire lening meer en aangenomen moet dan ook worden dat de leningen en/of vorderingen die bestonden vóór de ontbinding van de vennootschap, zijn afgelost. Op basis daarvan, alsook de registratie bij de Kamer van Koophandel, is voldoende aannemelijk dat het hypotheekrecht van de Beheermaatschappij is tenietgegaan en dat de inschrijving daarvan dus waardeloos is. De voorzieningenrechter zal de inschrijving dan ook waardeloos verklaren.
4.5.
Artikel 3:29 lid 4 BW bepaalt dat de verklaring van waardeloosheid die dit vonnis bevat, niet eerder wordt ingeschreven dan nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Daarvan is pas sprake als geen rechtsmiddel meer tegen dit vonnis openstaat. De hoger beroepstermijn voor dit vonnis bedraagt vier weken. [eisers] kunnen op grond van artikel 334 Rv echter ook afzien van hun recht op hoger beroep en berusten in dit vonnis. [eisers] hebben in dat verband ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat zij in geval van toewijzing van hun vorderingen uitdrukkelijk van hun recht op hoger beroep afzien. Dat betekent dat geen rechtsmiddel tegen dit vonnis openstaat en dat dit vonnis per heden in kracht van gewijsde gaat en aldus kan worden ingeschreven.
4.6.
Voor het overige zal de bewaarder op grond van artikel 3:29 lid 4 BW worden gemachtigd het hypotheekrecht na inschrijving van dit vonnis door te halen.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken en laat deze dan ook achterwege.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens de Beheermaatschappij,
5.2.
verklaart de hypothecaire inschrijving ten behoeve van de Beheermaatschappij op het woonhuis met verder aanbehoren, ondergrond, erf, tuin en cultuurgrond, staande en gelegen aan de [adres+plaats] , waardeloos in de zin van artikel 3:29 BW,
5.3.
machtigt de bewaarder om na inschrijving van dit vonnis tot doorhaling van de hypothecaire inschrijving over te gaan,
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 18 april 2023.