ECLI:NL:RBGEL:2023:2487

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
05-018940-23 en 21-006663-18(TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en ontploffing met vuurwerk met levensgevaar voor personen

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 november 2022 in 's-Heerenberg een explosief heeft gebruikt, wat leidde tot brandstichting en levensgevaar voor omwonenden. De verdachte heeft een stuk vuurwerk tot ontploffing gebracht door dit tegen de voordeur van een woning te plakken of door de brievenbus te gooien. Hierdoor ontstond brand in de woning, die gedeeltelijk verbrandde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners van de belendende woningen was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, terwijl de verdediging pleitte voor drie jaar. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/018940-23 en 21/006663-18 (tul)
Datum uitspraak : 26 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.] .
Raadsman: mr. W.K. Cheng, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 november 2022 te ‘s-Heerenberg, opzettelijk
- een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief en/of een vuurpijl en/of
een (brandend) voorwerp door een ruit van de voordeur en/of door de brievenbus
en/of in de woning aan [adres] te gooien en/of op de voordeur te plakken van de woning aan de [adres]
waardoor in de gang van voornoemde woning brand is ontstaan, en/of
- brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbaar
voorwerp, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan de woning aan
[adres] geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de woning aan [adres] en/of één of meer
andere belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor [benadeelde partij 1] en/of één of meer bewoner(s) van voornoemde
belendende woning(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij 1] en/of één of meer bewoner(s)
van voornoemde belendende woning(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 3 november 2022 heeft verdachte een stuk vuurwerk tot ontploffing gebracht op de locatie [adres] , waardoor brand is ontstaan als gevolg waarvan deze woning gedeeltelijk is verbrand. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een explosie en brandstichting met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 3 november 2022 kregen verbalisanten omstreeks 03.00 uur de melding van een woningbrand aan de [adres] . Ter plaatse werd verbalisant aangesproken door buurtbewoners [getuige 1] en [getuige 2] van de [adres] . Getuige [getuige 1] hoorde rond 3.00 uur een harde knal. Niet veel later zag hij rookontwikkeling uit de richting van de [adres] . [3]
Ter plaatse is forensisch onderzoek gedaan. De hal, de woonkamer, de keuken, de trap naar de eerste verdieping en alle ruimtes op de eerste verdieping waren door vuur aangetast. In de hal achter de voordeur is een brandbeeld waarneembaar. Geconcludeerd wordt dat de brand daar is ontstaan. De [adres] betreft een hoekwoning gelegen nabij andere woningen. Gezien de situatie was het mogelijk dat de brand had kunnen overslaan en/of doorontwikkelen. Door de brand en/of rookontwikkeling was het mogelijk dat er gevaar voor goederen en/of personen zou kunnen ontstaan in de omgeving van deze door vuur aangetaste (hoek)woning. Ook was het mogelijk dat de brand had kunnen overslaan naar de naastgelegen woning en/of meerdere buurpanden. Er waren op de locatie voldoende ontbrandbare stoffen/middelen . [4] De woning zit vast aan de woningen van [adres] [huisnummer] en [huisnummer] . De bewoner van [adres] was ten tijde van de brand thuis en lag in bed [5] .
Verdachte verklaart dat hij een stuk vuurwerk - naar eigen zeggen een vuurpijl met knal effect waarvan hij de stok had afgehaald, -tot ontploffing heeft gebracht, dat hij op de voordeur had geplakt of daar, door de brievenbus of ruit, doorheen heeft gegooid [6] . Meerdere bewoners hebben een harde knal, als van een vuurwerkbom of een nitraat gehoord [7] en verdachte heeft zelf verklaard dat zijn bedoeling was om de voordeur te slopen of dat de voorruit er uit zou gaan of zo [8] .
De rechtbank leidt daaruit af en stelt vast dat het vuurwerk van een dusdanig kaliber was dat daarmee brand kon worden gesticht en dat verdachte zich hier ook bewust van was. Verdachte heeft, door dit vuurwerk tot ontploffing te brengen in of tegen de woning, de aanmerkelijke kans aanvaard dat in de woning brand zou ontstaan, zoals zich ook heeft verwezenlijkt.
De rechtbank is van oordeel dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Er was immers voldoende brandbaar materiaal aanwezig en de brand de hal, de woonkamer, de keuken, de trap naar de eerste verdieping en alle ruimtes op de eerste verdieping aangetast en kunnen door ontwikkelen en zich immers naar naburige woningen kunnen uitbreiden. Verder is de rechtbank van oordeel dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor de bewoners van de belendende woningen te duchten was. De brandstichting vond ’s nachts plaats in een woning binnen de bebouwde kom, gelegen nabij andere woningen. De bewoners van de [adres] nummers [huisnummer] en [huisnummer] waren niet thuis, maar in de woning op nummer [huisnummer] lag op het moment van de brandstichting iemand te slapen. Gelet op deze omstandigheden was naar algemene ervaringsregels gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen en levensgevaar voorzienbaar. De rechtbank komt hiermee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde op de wijze zoals in de bewezenverklaring vermeld.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks3 november 2022 te ‘s-Heerenberg, opzettelijk
- een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief
en/of een vuurpijl
en/of een (brandend) voorwerp door een ruit van de voordeur
en/of door de brievenbus
en/ofin de woning aan [adres] te gooien en/of op de voordeur te plakken van de woning aan de [adres] waardoor in de gang van voornoemde woning brand is ontstaan, en
/of
- brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbaar voorwerp, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan de woning aan [adres]
geheel ofgedeeltelijk is verbrand
, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de woning aan [adres] en
/of één of meerandere belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor
[benadeelde partij 1] en/oféén of meer bewoner(s) van voornoemde belendende woning(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
[benadeelde partij 1] en/oféén of meer bewoner(s) van voornoemde belendende woning(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf van 3 jaren op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is in de nacht naar de woning van [benadeelde partij 1] gegaan met het doel schade te veroorzaken om [benadeelde partij 1] ‘op zijn plek te zetten’, vanwege een conflict over een scooter van een vriendin. Hij heeft met dat doel tegen of in de woning welbewust een zwaar stuk vuurwerk tot ontploffing gebracht, met het evidente risico op brand, als gevolg waarvan ook daadwerkelijk brand is ontstaan en deze woning voor een groot deel is afgebrand. De woning moest uiteindelijk gesloopt worden. De brand heeft naast gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden veroorzaakt en de kat [benadeelde partij 1] , is levend verbrand. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij enkel vanwege het conflict met een van zijn vrienden een dergelijke aanslag met vuurwerk op de woning van [benadeelde partij 1] heeft gepleegd en geen oog heeft gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor anderen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 maart 2023, waaruit blijkt dat hij vóór het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, wapenbezit, bedreiging en belediging en dat hij ten tijde van het thans bewezenverklaarde feit in een proeftijd liep vanwege een opiumwetdelict maar dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 11 april 2023 blijkt dat de reclassering constateert dat verdachte over onvoldoende copingsvaardigheden lijkt te beschikken en dat sprake is van alcohol-/middelengebruik en van een patroon in zijn delictgedrag, waarbij de ernst van de delicten in de loop der jaren toe lijkt te nemen. Het lijkt erop dat de verschillende strafmodaliteiten, die hij al opgelegd heeft gekregen, zoals werkstraffen, boetes en gevangenisstraffen niet hebben bijgedragen aan het verminderen van het recidiverisico. Geadviseerd wordt oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu geen mogelijkheden meer worden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen en verdachte ook heeft aangegeven niet open te staan voor hulp of ondersteuning.
Tijdens de zitting heeft verdachte gezegd reclasseringshulp overbodig te vinden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden, waarbij de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd en daarmee tot een lagere straf komt dan geëist..
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[benadeelde partij 1]
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is in verband met de brandstichting een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 353,95 aan materiële schade en € 3.500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen voor zover het de immateriële schade betreft, nu daarvoor geen onderbouwing is gegeven. De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de kosten die verband houden met het overlijden van de kat niet zijn betwist. De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade (tot een hoogte van € 353,95) kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Er was sprake van een bewuste actie gericht tegen de benadeelde. Deze brandstichting komt in essentie neer op een aanslag op de woning van de benadeelde. Benadeelde heeft zich daardoor bedreigd en onveilig gevoeld en vreesde voor herhaling. Gelet daarop is de benadeelde door de brandstichting op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,00 vaststellen.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering tot smartengeld afwijzen.
Verdachte is vanaf 3 november 2022 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partij toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in verband met de brandstichting een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 23.301,45 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Het schadebedrag zonder btw is volgens de officier van justitie € 20.786,91 en door de verzekering is reeds € 20.801,45 vergoed. De schade is dus gedekt door de verzekering en de benadeelde partij dient gelet daarop niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De verdediging volgt de officier van justitie in het feit dat sommige bedragen onterecht inclusief btw zijn opgevoerd. Ten aanzien van de huurderving heeft de verdediging aangevoerd dat de gevraagde 11 maanden niet nader zijn onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt, gelet op de ter terechtzitting namens de benadeelde partij gegeven toelichting, dat onvoldoende duidelijk is geworden of rekening en in welke mate is gehouden met de aftrek van de btw op de kostenposten in de vordering. Daarvoor zou een nadere toelichting en standpuntenuitwisseling nodig zijn, wat een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 21/00663-18)

Het hof heeft verdachte op 17 november 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
De officier van justitie vordert de vordering af te wijzen, nu hij de tenuitvoerlegging van deze straf reeds heeft gevorderd wegens schending van de bijzondere voorwaarde.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering afgewezen moet worden.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 157 en van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van € 353,95 aan materiële en € 2.000,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot smartengeld voor het overige af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij 1] , een bedrag te betalen van € 353,95 aan materiële en € 2.000,00 aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 45 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
De beslissing op de vordering tenuitvoerlegging 21/00663-18
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 17 november 2020 door het hof voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden (parketnummer 21/006663-18).
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. A. Bonder en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022510526, gesloten op 26 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] ), p. 50-56 en bijgevoegde fotomap, p. 57-70; verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 april 2023.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 112; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 158.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] ), p. 51-52 en 54-55.
5.Rechterlijke waarneming bij het onderzoek ter terechtzitting op 13 april 2023; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 171-175.
6.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 april 2023, proces-verbaal van verhoor verdachte door RC, p. 522.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 158 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 158 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 158, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 186-187, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 184-185.
8.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 april 2023, proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 525.