ECLI:NL:RBGEL:2023:2473

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
05-040894-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor verkrachting van zijn ex-partner met bijkomende maatregelen

Op 28 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland een 48-jarige man uit Rheden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het verkrachten van zijn ex-partner. De rechtbank legde ook een contact- en locatieverbod op aan de man. De zaak kwam voort uit een incident op 16 februari 2022, waarbij de verdachte zijn ex-partner in haar woning heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster consistent en geloofwaardig waren, terwijl de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder geluidsfragmenten van een 112-melding en camerabeelden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting, zoals gedefinieerd in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank hield rekening met de impact van het feit op de aangeefster en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van € 1.500,-- aan smartengeld aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-040894-22
Datum uitspraak : 28 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [Adres] ,
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2022 te Rheden door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer] , te weten het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [Slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
  • ongevraagd en/of ongewenst de slaapkamer van die [Slachtoffer] heeft betreden en/of heeft geweigerd om die slaapkamer te verlaten en/of
  • die [Slachtoffer] op het bed heeft geduwd/gedrukt en/of vastgehouden en/of
  • zijn been tussen de benen van die [Slachtoffer] heeft gedrukt/gehouden en/of
  • (onverhoeds) zijn hand in de onderbroek van die [Slachtoffer] heeft gebracht en/of voornoemde seksuele handeling heeft verricht en/of
  • (hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [Slachtoffer] en/of
  • (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [Slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit zoals tenlastegelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar moet worden geacht. Het DNA-onderzoek biedt geen aanwijzing voor een worsteling op het moment dat verdachte met zijn hand in de vagina van aangeefster zat. Er zouden dan ook sporen van verdachte in de vagina en bij de schaamlippen te verwachten zijn, maar die zijn niet aangetroffen. Daarnaast zijn geen sporen van aangeefster aangetroffen onder de nagels aan de rechterhand van verdachte. Voorts voert de raadsman aan dat de DNA-sporen die wel zijn aangetroffen (op de buik en op de onderbroek) vele malen beter passen bij het scenario van verdachte dat aangeefster moedwillig de hand van verdachte heeft gepakt en bij haar in de broek heeft gestopt. Dat er sprake is geweest van penetratie wordt betwist en blijkt ook niet uit het sporenonderzoek.
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van de verkrachting zou komen, het voorwaardelijk verzoek gedaan om een getuige-deskundige een kansberekening te laten maken naar het scenario dat het inbrengen van een vinger in de vagina tijdens een worsteling diep vaginaal en bij de schaamlippen en in het kruis bij het onderbroekje geen DNA- sporen achterlaat.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte, haar ex-partner en de vader van twee van haar kinderen, op 16 februari 2022 in haar woning in Rheden was. Er ontstond ruzie, waarop aangeefster verdachte vroeg te vertrekken. Verdachte liep echter naar boven en ging op het bed van aangeefster zitten. Aangeefster is toen ook naar boven gelopen om verdachte te vertellen dat hij weg moest gaan. Haar dochters [Dochter 1] en [Dochter 2] liepen mee. Toen zij dichterbij kwam pakte verdachte haar telefoon af. Aangeefster zei tegen verdachte dat hij haar telefoon terug moest geven en dat hij normaal moest doen. Haar dochter [Dochter 1] stond ondertussen op het bed. Aangeefster liep naar haar garderobe en haalde lingerie die zij eerder van verdachte had gekregen uit de kast en vroeg of verdachte dit terug wilde. Verdachte pakte met zijn rechterhand haar linkerhand vast en drukte die tegen haar borsten aan. Hij drukte haar op het bed. Zij probeerde terug te duwen, maar dat lukte niet. Hij boog zich over haar heen en zij kon geen kant op. Met zijn rechterhand hield hij haar vast op het bed. Aangeefster heeft tegen [Dochter 2] gezegd dat zij [Buurman] , de buurman, moest gaan halen, waarop [Dochter 2] zei dat ze [Buurman] ging halen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte zijn been tussen haar benen duwde en dat hij toen met zijn linkerhand, via haar joggingsbroek naar haar onderbroek ging. Zijn hand zat in haar onderbroek, boven bij haar vagina. Aangeefster wilde haar benen bij elkaar doen, maar dat lukte niet omdat zijn been ertussen zat. [Dochter 1] stond nog op het bed toen verdachte zijn vinger in de vagina van aangeefster deed. Aangeefster heeft verklaard dat hij zijn vinger met kracht in haar vagina duwde en dat dat pijnlijk was. Aangeefster is hard gaan gillen waarna verdachte stopte. Zij schreeuwde dat zij haar telefoon terug wilde om 112 te bellen. Zij kreeg haar telefoon terug en toen is verdachte vertrokken. [2]
Aangeefster heeft om 14:36:23 uur naar 112 gebeld en het gesprek duurde 4:29 minuten. [3]
Uit de 112 melding blijkt het volgende:
P: 112 politie wat is de locatie van uw noodgeval? Probeer even rustig te zijn waar ben je?
M: Hoi.
P: Hallo.
M: Hoi sorry je spreekt met de buurvrouw ik weet niet wat er aan de hand is met d'r want ik kom net aan. Ze is helemaal overstuur.
P: Ja. Wat is het adres in Rheden. Wat is het adres in Rheden?
M: [Adres] .
P: Dat is uw adres of die van haar?
M: Van haar.
P: Oké, geen idee wat er aan de hand is?
M: Nee ik heb echt geen idee ik kom net aan met de auto. Wat is er? lk weet niet maar het lijkt mij verstandig dat er iemand deze kant..
P: Ja we komen ff die kant op. Probeer een beetje uit te vragen als je wil wat er aan de hand is dan maak ik tegelijkertijd ff een melding aan.
(…)
P: Hoor ik haar ook spugen nu?
M: Ja ze is ik weet niet.. niet goed in ieder geval.
P: Helemaal helemaal over de zeik ja.
(…)
M: Die buurvrouw hoe heet zij?
M: [Naam] .
P: [Naam] .
M: Wat is er meis, wat is er gebeurd? He.. Wat is er gebeurd?
Opmerking verbalisant: Op de achtergrond hoor ik de stem van een huilende vrouw die zegt: ' Hij heeft een vinger in m'n kut ge...' De rest was onverstaanbaar door het gehuil.
M: Ik denk dat het gaat over een soort aanranding ofzo.
P: Oké. [4]
Naar aanleiding van de 112-melding gaan verbalisanten ter plaatse. Zij treffen aangeefster hevig geëmotioneerd in de woning aan. [5]
Aangeefster heeft een camera-installatie laten plaatsen bij haar voor- en achterdeur. Op de beelden is te zien en te horen dat verdachte op 16 februari 2022 om 14:29:24 uur het huis van aangeefster binnenkwam en dat hij om 14:36:40 uur het huis weer verliet. [6] Op de camerabeelden is te horen dat om 14:33:36 uur een vrouwenstem luid iets zegt wat lijkt op ‘
doe normaal’ en ‘
geef mijn telefoon’. Om 14:35:50 uur hoort de verbalisant een vrouwenstem verschillende keren schreeuwen, gillen en krijsen. Ook hoort de verbalisant een vrouwenstem ‘
au au’ roepen, hetgeen wordt gevolgd door een aanzwellend huilgeluid van een vrouw. Het lijkt erop dat er verschillende keren ‘
der uit’ en ‘
[Buurman] halen’wordt geroepen. Om 14:36:39 uur is te zien dat een man naar buiten loopt en een meisje in een roze pyjama staat bij de deur. De man zegt met verheven stem: ‘
Ja doe maar ja. Hou op met dat geschreeuw van jullie jo. Kankergezeik van jullie altijd’. Op de beelden is te horen dat een vrouw hard aan het huilen is. Om 14:36:56 uur zegt de huilende vrouw met zachte stem ‘
politie’. [7]
Tussen 14:33 en 14:34 uur heeft aangeefster de broer van verdachte, [Broer van verdachte] , via WhatsApp een bericht gestuurd: ‘
Die mongool is op mijn kamer gaan zitten en wil niet weg gaan’en ‘
Ben je in buurt’. [8]
Om 14:44:59 uur heeft aangeefster naar [Naam] gebeld, het gesprek duurde 35 seconden. Op 17 februari 2022 om 12:44:00 uur heeft aangeefster het volgende bericht naar [Naam] gestuurd:

Ze hebben hem opgepakt nu moet die "zijn kant van het verhaal" vertellen morgen ga ik aangiften doen maar het kan zijn dat ze [Dochter 2] willen horen omdat ze nog boven was toen hij mij het bed opdrukte en alleen op dat moment kon ze achter hem langs’, [9]
Tussen 17:39 en 23:15 uur heeft aangeefster naar twee vriendinnen, [Naam] en [Naam] , verschillende berichten gestuurd via WhatsApp over wat er die dag is gebeurd. Zo schrijft ze daarin onder meer dat ze verdachte niet binnen moeten laten als hij aan de deur komt, dat hij ‘heeeel erg ver’ dan wel ‘veel te ver’ is gegaan’, dat ze in het ziekenhuis is, dat hij haar niet heeft geslagen maar ook niet echt verkracht, dat ‘ze’ het beschouwen als verkrachting ‘maar niet met z’n ding zeg maar’ en dat ze hopelijk DNA vinden ‘ook al was ’t met zijn hand’ [10] .
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster de rechterhand van verdachte pakte en zijn hand met de handpalm naar voren, tegen de buik, in haar broek stopte. Zij duwde zijn hand bij haar vagina. Hij weet niet meer of hij in haar vagina is geweest en hij weet niet meer welk deel van de vagina hij heeft aangeraakt. Ook heeft verdachte verklaard dat aangeefster in de slaapkamer sowieso niet hysterisch was. Hij heeft verklaard dat [Dochter 1] op een gegeven moment de kamer binnen kwam. Hij denkt dat [Dochter 2] ergens op de trap of beneden was. [11] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij ruzie had met aangeefster en zij hysterisch deed toen ze allebei op de slaapkamer waren. Hij heeft niet gehoord dat aangeefster tegen haar dochter zei dat ze [Buurman] moest gaan halen. [12]
Betrouwbaarheid
Aangeefster heeft op verschillende momenten bij de politie uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd over wat er op 16 februari 2022 heeft plaatsgevonden. Deze verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank consistent op de wezenlijke onderdelen. Er is veel gebeurd in een kort tijdsbestek en aangeefster kan in detail vertellen hoe het precies is gegaan, waar zij en verdachte op dat moment stonden en waar de kinderen waren. De emotie die de verbalisanten die ter plaatse kwamen hebben waargenomen en die op de geluidsfragmenten te horen is (onder andere het overgeven en het gehuil) past bij dat wat aangeefster heeft verklaard. Ook de berichten die aangeefster diezelfde dag nog aan [Naam] en [Naam] heeft gestuurd bevestigen de emoties van aangeefster. Verder blijkt uit die berichten dat aangeefster op dat moment zelf ook nog niet zo goed wist hoe de handelingen van verdachte te duiden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster authentiek en genuanceerd is. Zij wekt niet de indruk het gebeurde aan te dikken en heeft zichzelf in haar verklaringen niet gespaard. Zo heeft zij ook verklaard over de problemen die er waren, de hulpverlening die betrokken was en dat de kinderen niet altijd naar school gingen. Bovendien zijn de verklaringen van aangeefster in ieder geval deels verifieerbaar door de geluidsopnames die zich in het dossier bevinden.
Gelet op de hiervoor genoemde bevindingen, heeft de rechtbank geen reden om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen en daarom acht zij de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig.
De verklaring van verdachte dat aangeefster zelf de hand van verdachte heeft gepakt en in haar broek heeft gestopt acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zijn verklaringen zijn niet consistent en hij lijkt zijn verklaring aan te passen en af te stemmen op datgene wat hem als bewijs wordt voorgehouden. Bovendien vinden zijn verklaringen op geen enkele manier steun in de overige bevindingen, in het bijzonder de camerabeelden en geluidsfragmenten.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende door bewijsmiddelen uit andere bron wordt ondersteund. Zo is op de geluidsfragmenten te horen dat een vrouwenstem ‘
doe normaal’zegt en ‘
geef mijn telefoon’, dat komt overeen met de verklaring van aangeefster. Ook wordt door de geluidsfragmenten ondersteund dat aangeefster heeft geroepen dat [Buurman] gehaald moest worden en dat haar dochter riep dat zij dit ging doen. In de beschrijving van de 112-melding staat verder dat een verbalisant aangeefster heeft horen roepen
‘Hij heeft een vinger in m’n kut ge…’.
De verklaring dat aangeefster wilde dat verdachte wegging maar hij aan haar verzoek geen gehoor gaf, vindt steun in het bericht dat aangeefster aan de broer van verdachte heeft gestuurd op het moment dat verdachte in haar woning was.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank uitgaat van de versie van de gebeurtenissen zoals deze door aangeefster is verklaard.
Conclusie
Door aangeefster op het bed te duwen en vast te houden, zijn been tussen de benen van aangeefster te duwen en voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet heeft verdachte aangeefster met geweld gedwongen tot het ondergaan van een seksuele handeling. Door vervolgens zonder toestemming of aankondiging, (onverhoeds) zijn vinger in de vagina te brengen, levert dit, mede door het onverhoedse karakter van het seksueel binnendringen, dwang op in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verkrachting.
Voorwaardelijk verzoek
Nu de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig acht, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om een getuige-deskundige een kansberekening te laten maken, toe te wijzen. Doordat het door verdachte geschetste scenario op geen enkele wijze steun vindt in het dossier, bestaat er geen enkele reden om een getuige-deskundige te benoemen. Daarnaast had het op de weg van de verdediging gelegen het verzoek om een dergelijk onderzoek veel eerder in de procedure te doen als de verdediging dit van belang had geacht. Daarom wijst de rechtbank het voorwaardelijke verzoek van de verdediging af.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks16 februari 2022 te Rheden door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een
of meerhandeling
endie bestond
enuit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer] , te weten het brengen van zijn vinger
(s)in de vagina van die [Slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in heeft/hebben bestaan dat verdachte
  • ongevraagd en
  • die [Slachtoffer] op het bed heeft geduwd/gedrukt en
zijn been tussen de benen van die [Slachtoffer] heeft gedrukt/gehouden en
/of
  • (onverhoeds) zijn hand in de onderbroek van die [Slachtoffer] heeft gebracht en
  • (hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [Slachtoffer] en
  • (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [Slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Voorts vordert de officier van justitie oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht inhoudende een contactverbod met aangeefster en locatieverbod voor de straat waar aangeefster woont, voor de duur van 1 jaar. De officier van justitie heeft verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat, gelet op de bepleite vrijspraak.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het met zijn vinger seksueel binnendringen van aangeefster, zijn ex-partner. Dit vond bij haar thuis plaats, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, en bovendien in het bijzijn van de jonge kinderen van beiden. Verdachte heeft zich daar niets van aangetrokken en heeft kennelijk zijn woede over het vermeend vreemdgaan van zijn ex-partner belangrijker geacht dan haar lichamelijke integriteit en de gevolgen die dit voor haar en hun kinderen zou hebben. Dat rekent de rechtbank verdachte aan. Uit het dossier komt naar voren dat het feit veel impact op aangeefster heeft gehad. Zij was hevig geëmotioneerd en heeft direct 112 gebeld.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 8 maart 2023. Daaruit volgt dat geen sprake is van recente relevante recidive. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van 7 april 2023. Uit dat rapport blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering ziet, vanwege de ontkenning van verdachte en de onuitvoerbaarheid van behandeling, geen mogelijkheid om met interventies of een zogenaamd ‘kaal’ toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Als een contact- en locatieverbod wordt overwogen, dan zal monitoring via de politie moeten plaatsvinden, aldus de reclassering.
Gelet op het voorgaande en hetgeen ter terechtzitting is besproken is de rechtbank van oordeel dat het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Het feit is begaan in de relationele sfeer en lijkt te zijn gevoed door de slechte dynamiek tussen verdachte en aangeefster.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank de rol van verdachte als vader in het gezin mee. Daarnaast heeft hij de kinderen alsnog erkend en is het inmiddels gelukt een omgangsregeling overeen te komen voor de kinderen.
Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij neemt de rechtbank nog in overweging dat (kortstondige) penetratie met de vinger, een andere gradatie van verkrachting oplevert dan penetratie met de penis, waarvan de oriëntatiepunten lovs lijken uit te gaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat een gevangenisstraf van 16 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat 6 maanden daarvan voorwaardelijk zullen worden opgelegd en zal daaraan een proeftijd van 2 jaren verbinden. De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen, met dien verstande dat indirect contact tussen aangeefster en verdachte, uitsluitend met tussenkomst van een hulpverlenende instantie, wel mogelijk is voor zover dit ziet op communicatie over de kinderen. Deze voorwaarde zal dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in dit geval aangeefster.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [Slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,-- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de benadeelde partij om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
De overweging van de rechtbank
Het recht op vergoeding van smartengeld als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of op andere wijze. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met de bewezenverklaarde verkrachting een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor zij in haar persoon is aangetast. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld toegewezen kan worden. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet nodig.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending, aannemelijk is dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Daarbij constateert de rechtbank dat de vordering wat betreft de concrete gevolgen voor de benadeelde partij in beperkte mate is onderbouwd. Om die reden zal de rechtbank, naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, een bedrag van € 1.500,-- toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
Verdachte is wettelijk rente over het toegewezen bedrag verschuldigd vanaf 16 februari 2022. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen. De proceskosten tot vandaag worden begroot op nul.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
contactverbod
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[Slachtoffer] , geboren op [Geboortedatum], zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. Contact tussen verdachte en [Slachtoffer] , uitsluitend met tussenkomst van een hulpverlenende instantie, is slechts mogelijk voor zover dit ziet op communicatie over de kinderen;
locatieverbod
- verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de
[Adres], zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer] van € 1.500,-- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [Slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.500,-- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 25 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ö. Sari (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2023.
Mr. Breimer en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek Tulp, onderzoeksnummer 2022071875, gesloten op 9 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 17 en 18; proces-verbaal aangifte, p. 25 en 26.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 72 en 73.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 77.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79 t/m 87 en proces-verbaal van bevindingen, p. 92-93.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 105.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 106-107.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108-109
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 184 t/m 186.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.