ECLI:NL:RBGEL:2023:2437

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
C/05/416095 / FZ RK 23-729
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met betrekking tot wilsbekwaamheid en psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 maart 2023 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis en die zijn behandeling weigert, met name de medicatie en opname. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ontbreken van ziektebesef op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat betrokkene wilsbekwaam is. Er is echter sprake van een gestoorde realiteitstoetsing, wat betekent dat de weigering van behandeling gevolgen heeft voor alle leefgebieden van betrokkene. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van wilsbekwaam verzet, en dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen.

De advocaat van betrokkene heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, stellende dat betrokkene wilsbekwaam is en dat er geen acute noodzaak is voor verplichte zorg. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de weigering van zorg door betrokkene niet wilsbekwaam kan worden onderbouwd, en dat er een aanzienlijk risico bestaat op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft daarom besloten om de zorgmachtiging te verlenen voor de duur van 12 maanden, met specifieke maatregelen die kunnen worden getroffen, waaronder het toedienen van medicatie en opname in een accommodatie.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 maart 2023. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/416095 / FZ RK 23-729
Datum mondelinge uitspraak: 13 maart 2023
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfplaats: GGNet te [plaats] ,
op grond van een zorgmachtiging, geldend tot en met 11 april 2022,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers te Ulft.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
  • het verweerschrift van de advocaat, ingekomen ter griffie op 10 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023, in de accommodatie.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
[naam] , als psychiater verbonden aan GGNet;
[naam] , als trajectmedewerker en begeleider verbonden aan HierZorg;
[naam] , als verpleegkundig specialist in opleiding verbonden aan GGNet.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek door de officier van justitie niet nodig werd geacht, is deze niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Standpunten

2.1.
Betrokkene brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat hij in een geweldig traject van herstel zit. Betrokkene heeft hiervoor aansluiting gevonden bij natuurlijke instrumenten en methodes. Hij is zich ervan bewust dat dit voor andere mensen ongewoon is, maar is ervan overtuigd dat hij hierdoor verder zal aansterken. De eerder geconstateerde prostaatkanker is wat betrokkene betreft dan ook niet meer aan de orde. Hij heeft zich steeds bereid getoond om mee te werken bij de instelling, ondanks het feit dat hij zelf in een ander traject zit, maar wilde eerder liever geen medicijnen. Desgevraagd geeft betrokkene aan dat hij ook zonder rechterlijke machtiging de aangeboden medicijnen zou blijven nemen, maar dat hij anderzijds zelf het liefst ermee zou stoppen. Betrokkene ontkent dat hij lijdt aan een psychotische stoornis, want uit een MOKA-test is gebleken dat alles (behalve het onthouden van namen) in orde is.
2.2.
De psychiater geeft aan dat betrokkene zijn eigen overtuigingen kan en mag hebben, maar dat gediagnosticeerd wordt dat er sprake is van wanen die passen bij een psychotisch beeld. Meer specifiek is er sprake van een psychotische persoonlijkheidsorganisatie, wat (onder meer) inhoudt dat men onder druk sneller in een psychotische toestand komt te verkeren. Het is bekend dat betrokkene het liefst thuis wil zijn om zijn zelf uitgedachte traject voort te zetten. Als de zorgmachtiging zou wegvallen, is er echter een aanzienlijk risico dat betrokkene stopt met het innemen van medicatie en niet langer wil meewerken aan begeleiding en behandeling, waarna zelfverwaarlozing en teloorgang zou intreden. Bovendien wordt op dit moment een wisseling gemaakt naar een ander antipsychoticum, omdat betrokkene last kreeg van bijwerkingen. Het is nog niet duidelijk of de nieuwe medicatie voldoende effect sorteert. De psychiater stelt dan ook dat een gedwongen behandelkader nog steeds noodzakelijk is en dit zal niet binnen enkele weken kunnen stoppen.

3.Het primaire verweer

3.1.
Door de advocaat van betrokkene is primair gepleit voor afwijzing van het verzoek. De advocaat stelt zich op het standpunt dat sprake is van wilsbekwaam verzet. Betrokkene legt uit dat hij naar zijn inzicht een natuurmens is en kan duidelijk te kennen geven wat hij wel en niet wil. Er is bovendien geen sprake van één van de (uitzonderings)situaties als bedoeld in artikel 2:1 lid 6 Wvggz. Of client al dan niet wilsbekwaam moet worden geacht in zijn verzet, dient te worden gemotiveerd in de medische verklaring, dan wel moet een onafhankelijke psychiater er een oordeel over geven. Nu dergelijke (aanvullende) informatie ontbreekt, zou dit kunnen leiden tot aanhouding van de procedure zodat een dergelijke beoordeling alsnog kan plaatsvinden.
3.2.
Ten aanzien van de wilsbekwaamheid overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 2:1, lid 6, van de Wvggz bepaalt dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij:
a. de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of
b. acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
3.3.
Naar oordeel van de rechtbank is uit het dossier en de aanvullende toelichting door de psychiater ter zitting vast komen te staan dat betrokkene, ten aanzien van zijn weigering van de medicatie die noodzakelijk is voor de behandeling van zijn stoornis, niet wilsbekwaam is. In de overgelegde stukken is door de geneesheer-directeur naar voren gebracht dat de weigering van zorg door betrokkene niet wilsbekwaam kan worden onderbouwd. De rechtbank acht het in zijn algemeenheid juist dat enkel het ontbreken van ziektebesef onvoldoende is om te kunnen spreken van wilsonbekwaamheid. In die zin volgt de rechtbank de stelling van de advocaat. In zijn bevindingen voegt de geneesheer-directeur daar evenwel aan toe dat er sprake is van een gestoorde realiteitstoetsing. De weigering door betrokkene van zijn behandeling, met name gericht tegen de medicatie en de opname, heeft gevolgen op alle leefgebieden. Deze gevolgen staan in causaal verband met het gebrek aan ziektebesef, hetgeen tezamen de conclusie rechtvaardigt dat géén sprake is van wilsbekwaam verzet.
3.4.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank voorbij aan de weigering en daarmee aan de wensen en voorkeuren van betrokkene.

4.Het verdere verweer

4.1.
De advocaat voert verweer met betrekking tot het ernstig nadeel. Nu de prostaatkanker bij betrokkene, volgens de toelichting ter zitting, niet operabel is en betrokkene meewerkt met de hormoonbehandeling, kan dit ernstig nadeel niet door de verzochte machtiging worden ondervangen. Het huis van betrokkene is eerder vervuild geraakt, maar dit is door hem erkend en er zal binnen afzienbare tijd een schoonmaakploeg komen. Ook van ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang is daarom geen sprake (meer). Verder stelt de advocaat dat het gedwongen kader van een rechterlijke machtiging niet langer proportioneel is. De machtiging heeft grote gevolgen voor betrokkene en het duurt al erg lang. Betrokkene stelt zich bovendien meewerkend op.
4.2.
Gelet op het voorgaande verzoekt de advocaat primair om afwijzing van het verzoek. Subsidiair wordt verzocht de duur van een te verlenen machtiging te beperken tot maximaal vier weken. In die tijd moet het mogelijk zijn om het effect van de nieuwe medicatie te monitoren en een terugkeer van betrokkene naar huis voor te bereiden en te realiseren. Verder verzoekt de advocaat om een vorm van verplichte zorg, te weten het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene, te schrappen uit de te verlenen machtiging.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Het is niet geheel duidelijk geworden of dit (voornamelijk) bestaat in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen of persoonlijkheidsstoornissen, of een combinatie hiervan. Voldoende duidelijk is echter dat er sprake is van een psychotisch toestandsbeeld en dit wordt onderschreven door de toelichting van de psychiater ter zitting over de psychotische persoonlijkheidsorganisatie van betrokkene.
5.2.
Anders dan namens betrokkene naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel, gelegen in:
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene wenst zijn leven op een manier in te richten die door anderen als afwijkend kan worden ervaren. Het is echter ook komen vast te staan dat er eerder sprake is geweest van ernstige vervuiling, maatschappelijke teloorgang en zelfverwaarlozing. Ook in de instelling is er bij tijd en wijle sprake van vervuiling en is onduidelijk of betrokkene de algemene dagelijkse (zelf)verzorging op een afdoende en verantwoorde wijze kan uitvoeren. Wanneer betrokkene thans uit de instelling zou vertrekken en op de door hem ingeslagen weg voortgaat, is er daarom een aanzienlijk en reëel risico dat voornoemd ernstig nadeel zich opnieuw voordoet.
5.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig. Gelet op de ernst van de gebeurtenissen is een gedwongen kader proportioneel en doelmatig.
5.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tijdens de zitting heeft betrokkene bij momenten benadrukt dat hij welwillend is en bereid om mee te werken, zelfs als dat betekent het toelaten van medicatie en behandeling die hij zelf onnodig of ontoereikend acht. Tegelijkertijd verklaart betrokkene hier wisselend over; desgevraagd geeft hij aan (onmiddellijk) met de medicatie te willen en zullen stoppen wanneer er geen sprake meer is van dwang. Er kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet op worden vertrouwd dat de vrijwilligheid van betrokkene voldoende bestendig is.
5.5.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan, de medische verklaring en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
het opnemen in een accommodatie, waarbij heeft te gelden dat de opname maximaal 2 maanden wordt voortgezet en daarna enkel bij noodzaak opnieuw wordt toegepast;
alle voor de duur van 12 maanden.
5.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
5.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 12 maanden.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 5.5. kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
13 maart 2024;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2023 door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter, in tegenwoordigheid van J.J. van den Boogaard, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 maart 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.