In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een andere besloten vennootschap (gedaagde) over de terugbetaling van een koopsom voor aandelen en de opeisbaarheid van leningen. Eiseres had op 11 april 2018 aandelen gekocht in een bewindvoerderskantoor, maar ontdekte later dat het kantoor niet voldeed aan de kwaliteitseisen en heeft de koopovereenkomst op 1 juni 2018 buitengerechtelijk vernietigd. De rechtbank Rotterdam heeft deze vernietiging in een eerder vonnis bevestigd. Eiseres heeft vervolgens executoriaal derdenbeslag gelegd onder gedaagde, die geldleningen had ontvangen van een derde partij. Gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat de leningen opeisbaar zijn, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de leningen wel degelijk opeisbaar zijn, gezien de omstandigheden en de contractuele bepalingen. De vordering van eiseres tot betaling van het resterende gedeelte van de koopsom, vermeerderd met rente en kosten, werd toegewezen. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten.