ECLI:NL:RBGEL:2023:2324

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
10338012
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming op grond van huurachterstand met afwijzing van beroep op opschorting en verrekening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eisende partij en een gedaagde partij, waarbij de eisende partij vorderingen heeft ingesteld wegens huurachterstand. De procedure begon met een dagvaarding op 21 februari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 april 2023. De eisende partij, vertegenwoordigd door Bleijerveld Juridisch Advies, vorderde onder andere betaling van een huurachterstand van € 2.050,00, ontruiming van het gehuurde en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de huurachterstand, maar heeft zich niet verzet tegen de ontruiming, aangezien hij het gehuurde niet meer bewoonde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn betalingsverplichting. De gedaagde partij heeft weliswaar een betaling van € 2.050,00 gedaan, maar de eisende partij kon deze betaling niet bevestigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij geen rechtsgeldig beroep kan doen op opschorting of verrekening van de huurprijs, omdat hij geen vordering tot huurprijsvermindering heeft ingesteld en de gebreken aan het gehuurde niet voldoende zijn om de betalingsverplichting te ontlopen.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de huurtermijnen en de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens aan de gedaagde partij opgelegd, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10338012 \ VV EXPL 23-23 \ 520 \ 44356
Vonnis in kort geding van 19 april 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: Bleijerveld Juridisch Advies,
tegen
[gedaagde partij],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 21 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 april 2023, waar [eisende partij] , bijgestaan door zijn gemachtigde, en [gedaagde partij] zijn verschenen. [gedaagde partij] heeft ter zitting enkele whatsapp-berichten tussen partijen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 mei 2016 verhuurt [eisende partij] de kamer met tuin in de woning op de begane grond aan de achterkant van de [adres] (hierna: het gehuurde). Hierin is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
De inclusieve huurprijs groot; € 430,00, wordt maandelijks voor de eerste van de betreffende maand voldaan op rekening nummer:[bankrekeningnummer] t.n.v. de heer [eisende partij]. O.v.v. adres gehuurde.”

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] te veroordelen:
  • om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, het gehuurde met al de zijnen te ontruimen en onder afgifte van de sleutel ter vrije en algehele beschikking van de eiser te stellen;
  • om aan [eisende partij] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van
€ 2.050,00 aan huurachterstand;
  • om aan [eisende partij] tot op de dag waarop de woning geheel zal zijn ontruimd de huur te betalen en wel op het tijdstip dat tussen partijen is overeengekomen;
  • tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten over de hoofdsom, begroot conform het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten op € 307,50, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
  • in de kosten van dit geding;
  • in de nakosten van € 131,00, te vermeerderen onder voorwaarde dat de betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde partij] niet binnen veertien dagen na aanschrijving van het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en explootkosten van de betekening van het vonnis.
3.2.
[eisende partij] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde partij] toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van zijn betalingsverplichting uit hoofde van de huurovereenkomst door de huur structureel niet (tijdig) te voldoen.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer tegen de hoogte van de huurachterstand, maar verzet zich niet tegen een ontruiming van het gehuurde. Hij zou er al enige tijd niet meer wonen en het gehuurde is leeg. Enkel de sleuteloverdracht dient nog plaats te vinden. Ten aanzien van de huurachterstand voert [gedaagde partij] aan dat hij op 4 april 2023 een bedrag van € 2.050,00 aan
[eisende partij] heeft betaald. Voor het resterende doet hij een beroep op opschorting c.q. verrekening in verband met (geleden schade door) gebreken aan het gehuurde.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het feit dat ter zitting is gebleken dat het gehuurde niet meer door [gedaagde partij] wordt bewoond, wijst de kantonrechter de gevorderde ontruiming toe. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.
4.2.
Ter zitting heeft [gedaagde partij] aangegeven op 4 april 2023 een bedrag van € 2.050,00 aan [eisende partij] te hebben betaald. Hiervan heeft hij een betaalbewijs op zijn mobiele telefoon getoond. Omdat [eisende partij] de ontvangst van deze betaling niet kon bevestigen, wijst de kantonrechter de vordering tot betaling van dit bedrag toe, met dien verstande dat als dit bedrag reeds is betaald [gedaagde partij] (uiteraard) geen tweede keer hoeft te betalen.
4.3.
Voorts voert [gedaagde partij] aan dat hij, in verband met gebreken (lekkage en gevolgschade) aan het gehuurde en eigendommen van [gedaagde partij] , niet gehouden is de huurprijs te voldoen. De aanwezigheid van gebreken dan wel de ontstane schade ontslaan [gedaagde partij] niet zonder meer van zijn verplichting tot betaling van de huurtermijnen. Indien een huurder in verband met gebreken huurprijsvermindering wenst, kan hij ingevolge artikel 7:207 BW bij de kantonrechter een vordering tot huurprijsvermindering instellen voor de periode dat sprake is van genotsvermindering als gevolg van die gebreken. Nu [gedaagde partij] niet heeft gesteld dat hij een dergelijke vordering heeft ingesteld en hiervan overigens ook niet is gebleken, is van opschorting van de verplichting tot huurbetaling in afwachting van een beslissing op een vordering tot huurprijsvermindering geen sprake. Ook kan [gedaagde partij] geen rechtsgeldig beroep op opschorting doen nu uit de door [gedaagde partij] ter zitting overgelegde en op de mobiele telefoon van [eisende partij] getoonde whatsapp-correspondentie tussen partijen, is gebleken dat
[eisende partij] telkens adequaat heeft gereageerd op meldingen over lekkage en schade.
4.4.
Voor zover het verweer van [gedaagde partij] moet worden opgevat als een beroep op verrekening van zijn schade met de openstaande huurtermijnen, gaat dit beroep evenmin op. Om met succes een beroep te doen op verrekening, moet in ieder geval sprake zijn van een opeisbare vordering van [gedaagde partij] op [eisende partij] . [eisende partij] heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde partij] een opeisbare vordering op hem heeft. De gegrondheid van het verrekeningsverweer is daarom niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Dit verweer wordt daarom op grond van artikel 6:136 BW gepasseerd.
4.5.
Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter de vordering tot betaling van de huurtermijnen vanaf 1 maart 2023 tot datum ontruiming toe.
4.6.
[eisende partij] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eisende partij] heeft aan [gedaagde partij] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering komt overeen met de vergoedingen genoemd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en zal daarom worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde partij] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
0,00
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
529,00
- overige kosten
0,00
Totaal
773,00
4.8.
[gedaagde partij] zal, bij niet nakoming van het vonnis binnen veertien dagen na betekening eveneens in de nakosten ten bedrage van € 131,00 worden veroordeeld, te vermeerderen, met de explootkosten van betekening van het vonnis, met een maximum van de gevorderde € 68,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eisende partij] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 307,50 aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 773,00 en € 131,00 aan kosten die na dit vonnis ontstaan bij niet nakoming van het vonnis binnen veertien dagen na betekening, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis, met een maximum van de gevorderde € 68,00;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.