ECLI:NL:RBGEL:2023:2267

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
AWB 23-509
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in verzoek om verstrekking persoonlijk dossier

Op 21 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres A en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek om verstrekking van haar persoonlijk dossier. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van dit beroep. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat het verzoek van eiseres niet valt onder de artikelen 15 tot en met 22 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en derhalve geen besluit oplevert in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft in haar beoordeling uiteengezet dat een verzoek om een besluit te nemen alleen kan worden behandeld als er bezwaar of beroep openstaat tegen de gevraagde beslissing. In dit geval is het verzoek van eiseres om haar persoonlijk dossier te verstrekken niet gelijk te stellen aan een verzoek om inzage in persoonsgegevens zoals bedoeld in de AVG. De rechtbank concludeert dat het niet tijdig verstrekken van het dossier geen besluit in de zin van de Awb oplevert, waardoor zij onbevoegd is om het beroep te behandelen.

De rechtbank heeft besloten dat eiseres het betaalde griffierecht terugkrijgt, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/509

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023

in de zaak tussen

[Eiseres A] uit [plaats B] , eiseres,

en

de Belastingdienst/Toeslagen (de dienst).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het beroep van eiseres gaat over het volgens haar niet op tijd beslissen door de dienst op het verzoek om haar persoonlijk dossier te verstrekken.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak komt de rechtbank tot het oordeel dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van dit beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen zijn.
Is er sprake van een verzoek om een besluit te nemen?
3. Als beroep wordt ingesteld tegen het niet op tijd beslissen is de rechtbank alleen bevoegd om dat beroep te behandelen als tegen de beslissing die gevraagd is bezwaar of beroep open zou staan. [2]
3.1.
De rechtbank moet daarom beoordelen of tegen de gevraagde beslissing bezwaar of beroep zou openstaan. Daarvoor is het vereist dat de gevraagde beslissing een besluit is als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Niet elke beslissing is een besluit. Onder besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Het gaat in dit geval om de term rechtshandeling. Hieronder wordt verstaan een handeling gericht op een rechtsgevolg. Een beslissing heeft rechtsgevolg als die beslissing erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.
3.2.
Eiseres heeft de dienst verzocht om haar persoonlijk dossier te verstrekken. De beslissing op dat verzoek houdt in dat het persoonlijk dossier wel of niet wordt verstrekt. Met die beslissing treedt geen rechtsgevolg in, het leidt alleen maar tot feitelijk handelen. De rechtspositie van eiseres verandert door die beslissing niet. Eiseres krijgt er geen rechten, bevoegdheden of verplichtingen bij, maar ook geen rechten, bevoegdheden of verplichtingen minder. Het verzoek van eiseres levert daarom geen besluit in de zin van de Awb op.
3.3.
Volgens eiseres valt haar persoonlijk dossier onder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Indien de dienst een schriftelijke beslissing neemt op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG, dan geldt dat als een besluit in de zin van de Awb. [3] In dat geval hoeft niet te worden beoordeeld of de beslissing een rechtshandeling is. Dat is dus een uitzondering op de onder 3 weergegeven regelgeving. Het moet daarbij dus wel gaan om een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG. Hier is artikel 15 van de van AVG van belang. Dat artikel regelt het recht om inzage te verkrijgen in (de verwerking van) persoonsgegevens en informatie over die persoonsgegevens. [4] Het verzoek van eiseres was echter niet gericht op inzage in (de verwerking van) persoonsgegevens. Eiseres wil verstrekking van het gehele persoonlijk dossier en dat is niet hetzelfde.
3.4.
Wat onder 3.2 en 3.3 staat betekent dat het niet op tijd verstrekken van het persoonlijk dossier van eiseres niet valt onder het niet op tijd nemen van een besluit.
3.5.
Het beroep is dus niet gericht tegen het niet op tijd nemen van een besluit. Dat betekent dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep gericht tegen het niet op tijd nemen van een besluit.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank is onbevoegd. Dat betekent dat de bestuursrechter het beroep niet mag behandelen. Eiseres krijgt wel het griffierecht van de rechtbank terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
- bepaalt dat de griffier van de rechtbank het betaalde griffierecht terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit volgt uit artikel 6:2 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb.
3.Dat staat in artikel 34 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
4.Wat daaronder valt staat in artikel 15 van de AVG.