ECLI:NL:RBGEL:2023:2263

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
05-284451-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man, die beschuldigd werd van brandstichting. De verdachte heeft op 1 november 2022 in Apeldoorn opzettelijk brand gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een sigaret en een brandversnellend middel, waardoor twee auto’s, een Volvo en een Kia, in brand vlogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand is ontstaan tussen de twee voertuigen, waarbij motorbenzine is gebruikt om de brand te beïnvloeden. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als bewijs gebruikt, die de verdachte hebben herkend op basis van zijn kleding en haardracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijke brandstichting, met gemeen gevaar voor goederen, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij voor materiële schade van €119,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.284451.22
Datum uitspraak : 20 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.] .
Raadsman: mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen van 9 februari 2023 en 6 april 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 november 2022 te Apeldoorn, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een sigaret en/of een brandversnellend middel, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan
- een personenauto van het merk Volvo en met kenteken [kenteken] en/of
- een personenauto van het merk Kia en met kenteken [kenteken]
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde personenauto’s en/of de andere aanwezige voertuigen en/of straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 november 2022 omstreeks 21.45 stonden in Apeldoorn een Volvo (kenteken [kenteken] ) en een KIA Optima (kenteken [kenteken] ) in brand. [2] De beide auto’s werden door één en dezelfde brandhaard getroffen die tussen beide personenauto’s in werd gesticht. Er is motorbenzine gesprenkeld of uitgegoten, kennelijk met de bedoeling de brand te doen beïnvloeden, dan wel werd er een hoeveelheid motorbenzine aangestoken c.q. opzettelijk vuur bij die motorbenzine gebracht. Tussen de auto’s stond een persoon. Tijdens het ontstaan van de grote vlam kwam deze persoon omhoog. Ten gevolge van de brand is grote schade ontstaan aan de beide personenauto's, het wegdek waarop de betreffende voertuigen stonden geparkeerd en aan een gedeelte van de rechterberm naast de geparkeerde auto's. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs is dat hij de brand heeft gesticht. De verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn namelijk op kenmerkende details onjuist en er lijkt sprake te zijn van kruisbestuiving. Ook doet getuige [getuige 2] aannames en lijkt getuige [getuige 1] vanuit een eigen beleving tot de conclusie te komen dat zij verdachte herkent. Daarbij is niet waargenomen dat de persoon die bij de brand wegloopt, de woning van verdachte is binnengegaan.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zich op 1 november 2022 omstreeks 21.50 uur aan de [adres] in Apeldoorn ter hoogte van huisnummer [huisnummer] bevond. Hij zag toen een manspersoon wegrennen van twee auto’s. Hij herkende de man die wegrende als de bewoner van [adres] . Terwijl deze man wegrende zag hij dat er vuur ontstond tussen deze auto’s. Dit vuur verspreidde zich snel onder beide auto’s. Hij zag dat deze man het portiek van de woning aan de [adres] inging. Hij zag dat de man later met de politie sprak. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 1 november 2022 omstreeks 21.45 uur de [adres] kwam inrijden en dat er toen twee auto’s in brand stonden. Op de beelden van de camera aan haar woning zag zij dat een persoon met een sigaret langs de betreffende auto’s liep en stil bleef staan tussen de twee geparkeerde auto’s, waarna er een vuurbol ontstond. Zij herkende de man als zijnde verdachte, die aan de [adres] woont. [5] Zij herkende hem aan zijn kleding, waarin contrast zat. Zij zag datzelfde contrast bij verdachte toen hij die avond in zijn deuropening naar de brand stond te kijken. Daarbij herkende zij hem aan zijn haardracht en zijn vrouwelijke loopje. Zij zag verdachte bijna dagelijks met zijn hond lopen. Ook zag zij op de camerabeelden dat hij eerder de hond uitliet met hetzelfde loopje en dezelfde kleding. [6]
Op camerabeelden is te zien dat op het moment dat een persoon gehurkt tussen de twee geparkeerde voertuigen zit, er een lichtflits ontstond. De persoon liep vervolgens in versnelde pas in de richting van het perceel van nummer [huisnummer] . [7]
Verdachte droeg op 1 november 2022 omstreeks 22.15 tijdens een gesprek met de politie een bodywarmer. De kleur was afwijkend van de overige kleding die hij droeg. [8]
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 november 2022 te Apeldoorn
, althans in Nederland,opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een sigaret en
/ofeen brandversnellend middel
, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan
- een personenauto van het merk Volvo en met kenteken [kenteken] en
/of
- een personenauto van het merk Kia en met kenteken [kenteken]
geheel ofgedeeltelijk
is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde personenauto’s en
/ofde andere aanwezige voertuigen
en/of straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een straf gelijk aan het voorarrest passend is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een woonwijk. Hij heeft een vuurtje gestookt tussen twee auto’s in, waarna deze auto’s in brand vlogen. De autobranden hebben schade en overlast veroorzaakt bij de eigenaren en mogelijk ook gevoelens van angst bij mensen in de omgeving. Daarbij had dit tot nog veel meer schade en ernstiger gevaar kunnen leiden als de branden waren overgeslagen op andere auto’s, vanwege het explosiegevaar van brandende brandstoftanks. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
De rechtbank zoekt bij het bepalen van de straf aansluiting bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Brandstichting wordt vanwege de grote impact en gevaarzetting doorgaans bestraft met onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Uit het reclasseringsadvies van 23 maart 2022 volgt dat er geen noemenswaardige problemen zijn gevonden op diverse leefgebieden van verdachte. Daar waar zaken mogelijk moeizaam lopen, wordt verdachte voldoende capabel geacht om deze op te lossen. Hij heeft een steunend netwerk dat hem hierbij ook helpt. De reclassering ziet geen noodzaak voor de inzet van nadere (reclasserings)interventies en adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Alles overwegend acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 119,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadepost komt bovendien redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 1 november 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
acht maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.C. Henniphof (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2023.
mr. M.F. Gielissen en mr. T.J. Schoen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022508425, gesloten op 17 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , p. 11; het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 13.
3.Het proces-verbaal forensisch brandonderzoek voertuigen (Volvo [kenteken] , Kia [kenteken] ), p. 36 – 40.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 21; Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 22.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 27.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, p. 3 en 4.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 95.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 33.