ECLI:NL:RBGEL:2023:2220

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/05/415978 / KG ZA 23-76
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging van dwangsom en machtiging tot ontruiming in kort geding betreffende woningverdeling na beëindiging relatie

In deze zaak, die op 19 april 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Reintjes, vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure is voortgevloeid uit een eerder vonnis van 12 oktober 2022, waarin is bepaald dat een woning, die door beide partijen gezamenlijk werd bewoond, verkocht diende te worden. Eiser heeft gesteld dat gedaagde niet meewerkt aan de uitvoering van dit vonnis, wat heeft geleid tot de huidige vorderingen.

Eiser vordert onder andere een verhoging van de dwangsom die aan gedaagde is opgelegd voor het niet naleven van het eerdere vonnis. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eerder opgelegde dwangsom van € 5.000,00 niet voldoende prikkel biedt voor gedaagde om te voldoen aan de veroordelingen. Daarom is besloten om het maximum van de te verbeuren dwangsommen te verhogen tot € 20.000,00. Daarnaast heeft eiser verzocht om machtiging tot ontruiming van de woning, maar deze vordering is afgewezen omdat gedaagde reeds is veroordeeld om de woning te verlaten en het nog niet duidelijk is of zij in gebreke zal blijven.

De voorzieningenrechter heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige vorderingen van eiser zijn afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.J. Peerdeman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/415978 / KG ZA 23-76 / 771
Vonnis in kort geding van 19 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. T.C. Reintjes te Maarssen,
toevoegingsnummer: 4PO0619
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 april 2023 met producties 1 t/m 4
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 13 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die in 2017 is geëindigd.
2.2.
Partijen zijn samen voor gelijke delen eigenaar van een woning staande en gelegen te [plaats] aan het [adres] (hierna: de woning). [eiser] heeft de woning in 2017 verlaten. [gedaagde] is in de woning blijven wonen.
2.3.
Partijen hebben geprocedeerd over de verdeling van de woning. Bij vonnis van 12 oktober 2022 van deze rechtbank (zaaknummer C/05/405124 / HA ZA 22-258) is het volgende beslist:
5.1
bepaalt dat de woning staande en gelegen te [plaats] aan het [adres] zal worden verkocht en dat daarvoor een verkoopopdracht zal worden verstrekt aan [naam makelaarskantoor] , tegen een door die makelaar, in overleg, te bepalen vraagprijs, waarbij het advies van de makelaar bepalend is indien partijen niet tot overeenstemming komen;
5.2
veroordeelt partijen de kosten die de makelaar in rekening brengt voordat aan de opdracht wordt begonnen bij helfte te voldoen binnen 14 dagen na ontvangst van de factuur van de makelaar;
5.3
veroordeelt partijen de verkoopopdracht aan de makelaar binnen zeven dagen na ontvangst daarvan te ondertekenen en bepaalt dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen, zoals bedoeld in artikel 3:300 BW;
5.4
veroordeelt de vrouw om haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, mede inhoudende het toelaten van potentiële kopers en de makelaar of een kantoorgenoot van de makelaar, het goed onderhouden van de woning zolang zij in de woning woont en het volgen van alle aanwijzingen van de makelaar of een kantoorgenoot van de makelaar en veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
5.5
bepaalt dat de bezichtiging(en) van de woning zal (zullen) plaatsvinden in aanwezigheid van de makelaar en buiten aanwezigheid van partijen;
5.6
veroordeelt de vrouw om, indien een reëel bod wordt gedaan waarvoor de makelaar kan instaan, dit bod te accepteren en de verkoopovereenkomst te ondertekenen en bepaalt dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen, zoals bedoeld in artikel 3:300 BW;
5.7
veroordeelt partijen de (bindende) adviezen van de makelaar te volgen zowel ten aanzien van de bied- als de laatprijs;
5.8
veroordeelt de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de koper(s) en bepaalt dat bij gebreke van medewerking van de vrouw dit vonnis de wilsverklaring en/of de handtekening van de vrouw zal vervangen, zoals bedoeld in artikel 3:300 BW;
5.9
bepaalt dat met de verkoopopbrengst van de woning de op de woning rustende hypothecaire geldlening(en) wordt/worden afgelost en de kosten verbonden aan de verkoop van de woning worden voldaan en bepaalt dat de overwaarde bij helfte tussen partijen wordt verdeeld c.q. ingeval van onderwaarde dat deze bij helfte door partijen wordt voldaan;
5.1
bepaalt dat de kapitaalverzekering eigen woning met polisnummer [nummer] wordt afgekocht en de afkoopwaarde bij helfte tussen partijen verdeeld wordt;
5.11
veroordeelt de vrouw om de woning uiterlijk drie (3) dagen voor de eigendomsoverdracht c.q. notariële levering van de woning met al de haren en het hare te verlaten en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de makelaar te stellen en te laten en veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
5.12
veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van een gebruiksvergoeding vanaf 1 juli 2017 tot de datum van het vertrek van de vrouw uit de woning, gelijk aan de helft van de eigenaarslasten van de woning (zijnde netto hypotheekrente en inleg kapitaalverzekering eigen woning);
5.13
veroordeelt de vrouw om binnen 14 dagen na afgifte van dit vonnis aan de man te voldoen een bedrag van € 942,00 uit hoofde van hetgeen overwogen in randnummer 4.3 van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
5.14
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.15
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.16
wijst het meer of anders gevorderde af.
2.4.
Het vonnis van 12 oktober 2022 is op 25 oktober 2022 aan [gedaagde] betekend. Daarbij is aan haar bevel gedaan om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, zoals bedoeld in 5.4. van voormeld vonnis, en is aangezegd dat een dwangsom wordt verbeurd van € 500,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00, indien zij niet tijdig voldoet aan het bevel. Tevens is daarbij aan haar bevel gedaan om uiterlijk drie dagen voor de levering van de woning deze te verlaten, zoals bedoeld in 5.11. van voormeld vonnis, en is aangezegd dat een dwangsom wordt verbeurd van € 2.500,00 met een maximum van € 25.000,00, indien zij niet tijdig voldoet aan het bevel.
2.5.
Tegen het vonnis van 12 oktober 2022 is geen rechtsmiddel ingesteld, zodat dat vonnis inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan.
2.6.
Bij e-mail van 17 februari 2023 heeft de heer Roel Willemsen (makelaar), de advocaat van [eiser] het volgende bericht.
Onze makelaar heeft de verkoper geïnformeerd dat wij geen contact krijgen met de huidige bewoonster van de woning. Het laatste contact dateert van begin november 2022. Zij heeft de opdracht tot dienstverlening niet getekend en heeft ook niet gereageerd op de verzoeken vanuit het mediabedrijf om een afspraak in te plannen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. [gedaagde] te veroordelen uiterlijk zeven dagen na het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, te voldoen aan het vonnis van 12 oktober 2022 onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom en maximum,
II. [eiser] te machtigen om de woning te ontruimen als bedoeld in artikel 558 Rv indien door [gedaagde] niet wordt voldaan aan het vonnis van 12 oktober 2022,
III. [gedaagde] te veroordelen in de werkelijke kosten van dit geding, daaronder begrepen dagvaardingskosten, griffierecht en de kosten van de advocaat van [eiser] , althans [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding conform het liquidatietarief,
IV. [gedaagde] te veroordelen tot voldoening van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf het moment van dagvaarding tot het moment der algehele voldoening daarvan.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] , ondanks de verschuldigdheid van de maximale dwangsom, weigert te voldoen aan het vonnis van
12 oktober 2022 en dat hij een spoedeisend belang heeft dat [gedaagde] het vonnis zal naleven.
3.3.
[gedaagde] is niet verschenen in de procedure en heeft dus geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
4.2.
Het spoedeisend belang van de vorderingen vloeit voort uit de stellingen van [eiser] .
vordering sub I
4.3.
[eiser] heeft ter toelichting op zijn vordering onder I verklaard dat de maximum dwangsom van € 5.000,00 zoals opgenomen in r.o. 5.4. van het vonnis 12 oktober 2022 reeds geheel is verbeurd en dat de executie van de verbeurde dwangsom is aangevangen door beslaglegging op het loon van [gedaagde] .
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering van [eiser] onder I te algemeen geformuleerd en daarom niet als zodanig toewijsbaar. In dit kader is van belang dat in de veroordelingen onder 5.3., 5.6., en 5.8. van het vonnis van 12 oktober 2022 is bepaald dat wanneer [gedaagde] hieraan niet voldoet het vonnis in de plaats treedt van haar wilsverklaring en/of handtekening, zoals bedoeld in artikel 3:300 BW. Daarom valt niet in te zien welk belang [eiser] ten aanzien van deze drie veroordelingen heeft bij het opleggen van een dwangsom. Ook ten aanzien van de overige onderdelen van het dictum van het vonnis van 12 oktober 2022 – met uitzondering van de veroordelingen onder 5.4. en 5.11. – heeft [eiser] niet, althans onvoldoende toegelicht welk belang hij heeft bij het opleggen van een dwangsom. Ten aanzien van de dwangsom zoals opgenomen onder 5.11. van het vonnis van 12 oktober 2022 geldt dat die dwangsom nog niet is verbeurd, aangezien [gedaagde] is veroordeeld om de woning uiterlijk drie dagen voor de levering te verlaten en de woning op dit moment nog niet is verkocht. Dit brengt met zich dat thans niet is gebleken dat er enige noodzaak bestaat om ten aanzien van voormelde veroordeling onder 5.11 het maximumbedrag aan te verbeuren dwangsommen te verhogen tot € 50.000,00.
[eiser] heeft daarentegen wel voldoende aannemelijk gemaakt dat de aan de veroordeling onder 5.4. van het vonnis van 12 oktober 2022 verbonden dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00, een onvoldoende prikkel is voor [gedaagde] tot nakoming van die veroordeling. Aangezien [gedaagde] geen medewerking verleent aan de verkoop van de woning en het maximum van de opgelegde dwangsom ten aanzien van voormelde veroordeling onder 5.4. reeds is verbeurd, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het maximum van de te verbeuren dwangsommen van dit onderdeel van het dictum te verhogen tot een bedrag ad € 20.000,00.
4.5.
De vordering onder I zal in zoverre worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
vordering sub II
4.6.
[eiser] heeft zijn vordering onder II desgevraagd ter zitting toegelicht. [eiser] heeft verklaard dat [gedaagde] iedere medewerking aan de verkoop van de woning weigert en dat de ontruiming van de woning door [gedaagde] pas ertoe zal leiden dat het verkooptraject daadwerkelijk kan worden gestart.
4.7.
[eiser] heeft gevorderd hem te machtigen de woning te ontruimen, indien [gedaagde] niet voldoet aan het vonnis van 12 oktober 2022. [eiser] heeft echter in het petitum noch in het lichaam van de dagvaarding vermeld welke termijn dient te worden verbonden aan de gevorderde machtiging. Ter zitting heeft [eiser] verzocht de vordering te wijzigen, in die zin dat hij wordt gemachtigd om de woning binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen redelijke termijn te ontruimen. Nu [gedaagde] niet in het geding is verschenen, volgt uit artikel 130 lid 1 Rv dat een verandering of vermeerdering van eis is uitgesloten. De voorzieningenrechter zal de eiswijziging daarom niet toestaan.
Onder 5.11. van het vonnis van 12 oktober 2022 is [gedaagde] reeds veroordeeld de woning te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de makelaar te stellen uiterlijk drie dagen voor de levering van de woning. Aangezien de woning nog niet is verkocht, is niet duidelijk of [gedaagde] te zijner tijd in gebreke blijft om aan deze veroordeling in het vonnis van 12 oktober 2022 te voldoen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
vorderingen sub III en IV
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen en gelet op het feit dat de vorderingen van [eiser] grotendeels worden afgewezen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Voor toewijzing van wettelijke rente is daarom geen grondslag.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ,
5.2.
verhoogt het maximum van de aan de uitvoering van het vonnis van de rechtbank Gelderland, afdeling civiel recht, zittingsplaats Arnhem van 12 oktober 2022 (zaaknummer C/05/405124 / HA ZA 22-258) onder 5.4. van het dictum verbonden dwangsommen, tot een bedrag van € 20.000,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.