ECLI:NL:RBGEL:2023:2198

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
05-115342-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte voor invoer en verkoop van cocaïne en wapenbezit

In de strafzaak met parketnummer 05-115342-22 heeft de Rechtbank Gelderland op 18 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het invoeren van 200 kilo cocaïne vanuit Zuid-Amerika, een poging tot invoer van 637 kilo cocaïne, en het verkopen van 41 kilo cocaïne. Daarnaast werd de verdachte ook aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in cocaïne, waarbij gebruik werd gemaakt van cryptocommunicatie via Sky ECC. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 57 maanden, wat in overeenstemming is met de procesafspraken die zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde straf passend was gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten. De verdachte heeft afstand gedaan van in beslag genomen goederen en heeft ingestemd met een schikking van 200.000 euro ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd omdat de verdachte afstand heeft gedaan van de in beslag genomen goederen en het openstaande bedrag is betaald.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.115342.22
Datum uitspraak : 18 april 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem, te Arnhem.
Raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
8 november 2022, 24 januari 2023 en 28 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de tussen het Openbaar Ministerie en verdachte gesloten Overeenkomst procesafspraken, waarin zij overeenstemming hebben bereikt over de bewezenverklaring en waarin zij, onder meer, hebben afgesproken dat de verdediging geen onderzoekswensen zal indienen en geen bewijsverweren zal voeren en dat de officier van justitie een gevangenisstraf van 57 maanden zal vorderen.
Hierna zal nader op deze Overeenkomst procesafspraken worden ingegaan.

2.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, samengevat weergegeven ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1.
het medeplegen van opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 200 kilo (200 blokken) cocaïne in de periode van 8 december 2019 tot en met 5 juni 2020 in Lent en/of Nijmegen, in elk geval in Nederland en/of België,
subsidiair:poging daartoe,
meer subsidiair: voorbereiden/bevorderen daarvan,
2.
het medeplegen van opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben van – in totaal – 41 kilo cocaïne in de periode van 7 april 2020 tot en met 10 december 2020 in Lent/Nijmegen/Breda/Heesch/Rotterdam/ Amersfoort,
3.
het medeplegen van het voorhanden hebben van een Glock, type 45, kaliber 9 x 19 mm, op 26 juli 2022 in Lent/Nijmegen,
4.
het medeplegen van het voorhanden hebben van munitie van categorie III op 26 juli 2022 in Lent/Nijmegen,
5.
het medeplegen van opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 637 kilo (637 blokken) cocaïne in de periode van 15 maart 2022 t/m 26 juli 2022 in Lent en/of Nijmegen, in elk geval in Nederland,
subsidiair:poging daartoe
meer subsidiair: voorbereiden/bevorderen daarvan.
De tenlastelegging staat in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoerd.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten. Voor de onder 1 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten vordert hij vrijspraak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de Overeenkomst procesafspraken geen bewijsverweren gevoerd en zich ook verder niet over het bewijs uitgelaten, behoudens de stelling dat ook volgens hem de onder 1 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Op 7 februari 2022 is door de Dienst Regionale Recherche van de politie Eenheid Oost-Nederland een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam ‘Inktvis’.
In een ander strafrechtelijk onderzoek, genaamd 26WERL, is informatie beschikbaar uit een JIT-onderzoek met België en Frankrijk, dat zich richtte en richt op mogelijke strafbare feiten gepleegd door de organisatie van het bedrijf [bedrijfsnaam] , te weten onder andere witwassen, deelneming aan een criminele organisatie en medeplichtigheid aan diverse, door anderen (gebruikers van haar encryptiesoftware) gepleegde strafbare feiten, zoals onder meer handel in verdovende middelen, alsmede onderzoeken naar de criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maken van [bedrijfsnaam] voor het plegen en/of voorbereiden van hun strafbare feiten.
In het kader van dit onderzoek is vanuit 26WERL informatie gedeeld met het onderzoek 26ARGUS. Het onderzoek 26ARGUS richt zich op de criminele samenwerkingsverbanden van de NN-gebruikers van [bedrijfsnaam] en heeft onder meer tot doel om aan de hand van de inhoudelijke data de criminele samenwerkingsverbanden, die gebruikmaken van cryptotelefoons van [bedrijfsnaam] , in beeld te brengen en te analyseren.
Identificatie van de [bedrijfsnaam] -accounts [accountnaam] , [accountnaam] en [accountnaam]
In het onderzoek 26ARGUS werd, naar aanleiding van zoekslagen in [bedrijfsnaam] naar de woorden ‘colo’, ‘Peru’ en ‘blok’, cryptocommunicatie gevonden van een gebruiker met de naam ‘ [accountnaam] ’. In het onderzoek 26ARGUS is in een analyse van de beschikbare cryptocommunicatie aangetoond dat door de gebruiker van het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ ook gebruik is gemaakt van de [bedrijfsnaam] -accounts ‘ [accountnaam] ’ en ‘ [accountnaam] ’ en dat daaruit kan blijken dat deze gebruiker zich bezig hield c.q. houdt met de handel en/of import van cocaïne.
Volgens de politie is verdachte de gebruiker van voornoemde [bedrijfsnaam] -accounts, want:
- alle accounts zijn het meest actief in Nijmegen Noord, hetgeen overeenkomt met de bekende woonadressen van verdachte;
- in de cryptocommunicatie geeft de gebruiker aan dat ‘zijn kleine’ op [geboortedatum] jarig is, hetgeen overeenkomt met de verjaardag van de dochter van verdachte;
- in de cryptocommunicatie geeft de gebruiker op 9 februari 2021 aan dat ‘de kleine met 8 weken komt’. De zoon van verdachte is op [geboortedatum] geboren;
- de gebruiker zou een Volkswagen Up hebben. Blijkens RDW-gegevens had verdachte die op zijn naam;
- er wordt gesproken over de WOZ-waarde van een woning die exact overeenkomt met de WOZ-waarde van de woning van verdachte;
- in september 2020 communiceert de gebruiker van een van de accounts en wordt een foto verzonden van waar de gebruiker dan zou zijn. Deze foto is volgens de politie genomen vanuit de richting van de woning van de moeder van de kinderen van verdachte;
- in februari 2021 spreekt de gebruiker van het account ‘ [accountnaam] ’ af op een locatie. Uit een meegezonden foto blijkt dat hij gebruik maakt van een grijze Volkswagen Polo. Uit RDW-gegevens blijkt dat verdachte toen een grijze Volkswagen Polo op zijn naam had staan;
- uit de cryptocommunicatie blijkt dat de gebruiker dicht bij een bioscoop woont, waar ook een rotonde dichtbij is. Verdachte woont [adres] , ook gelegen nabij een rotonde;
- uit de cryptocommunicatie blijkt dat de gebruiker in Lent woont. Dit komt overeen met het bekende woonadres van verdachte;
- uit de metadata blijkt dat de naam [accountnaam] aan alle drie de accounts is gekoppeld. Verdachte heeft een zoon met die naam.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de gebruiker is van de elkaar in chronologie opvolgende [bedrijfsnaam] -accounts ‘ [accountnaam] ’, ‘ [accountnaam] ’ en ‘ [accountnaam] ’.
Ten aanzien van feit 1
In het dossier bevinden zich [bedrijfsnaam] -gesprekken waaruit volgens de politie blijkt dat ‘ [accountnaam] ’ zich bezig heeft gehouden, al dan niet met anderen, met de import van 200 blokken cocaïne met de stempel ‘TKS’ en vervolgens mogelijk ook met de (door)verkoop van enkele van deze blokken aan anderen. Het eerste gesprek vindt plaats op 8 december 2019 en gaat over ‘max 200 eerste x doen voor test’, ‘vanaf Peru’ en wordt de vraag gesteld ‘Waar komen sie allemaal aan in Antwerpen’. Daarna zijn er tussen december 2019 en februari 2020 gesprekken geweest waaruit volgt dat er vooraf geld (‘250k’) is betaald voor het materiaal voor 200 blokken cocaïne, dat die blokken in Ecuador worden gemaakt en daarna naar Peru worden gebracht waar deze het stempel ’TKS’ krijgen, dat deze 200 blokken cocaïne via een overzees transport naar Antwerpen in België aankomen, dat deze blokken cocaïne vervolgens te koop worden aangeboden en uiteindelijk worden verkocht. De chatgesprekken over de bereiding en import van vermoedelijke blokken cocaïne zijn in meerdere groepchats gevoerd, waarbij het account ‘ [accountnaam] ’ steeds deelnemer is, naast verschillende niet geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -accounts. Chatgesprekken omtrent de verkoop van vermoedelijke blokken cocaïne zijn door het account ‘ [accountnaam] ’ steeds één-op-één gevoerd met meerdere, eveneens niet geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -accounts. In deze gesprekken is het woord ‘tks’ gebruikt en zijn ook foto’s verzonden van blokken met het stempel ‘TKS’ en daarbij de tekst ‘
Dit zijn onze spullen bro’. Verder wordt door het account ‘ [accountnaam] ’ meerdere keren gesproken over ‘onze spullen’ als het over de 200 blokken cocaïne gaat. Op 2 juni 2020 zegt het account ‘ [accountnaam] ’ tegen het niet-geïdentificeerde account ‘ [accountnaam] ’: ‘
Habb meine sachen bekommen’en ‘
Hatt 5 monath gebraucht’. Op 4 en 5 juni 2020 heeft het account ‘ [accountnaam] ’ opnieuw contact met het account ‘ [accountnaam] ’, waarbij ‘ [accountnaam] ’ op 5 juni 2020 aangeeft: ‘
Alles ist Wech habbe 1 behalte von dir, (…) Ich shick dir adres Koms du hier me Donalds (…) [adres] .Bij de door ‘ [accountnaam] ’ doorgestuurde foto’s van de 200 blokken zit ook een foto waarop vermoedelijk de achterklep van een vrachtwagen te zien is. De hierop zichtbare letters ‘ [bedrijfsnaam] ’ passen volgens de politie bij het Belgische vrachtwagenreparatiebedrijf [bedrijfsnaam] .
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies. Het dossier bevat voldoende bewijsmiddelen dat verdachte, samen met anderen, betrokken is geweest bij de invoer van een partij van 200 kilo (blokken) cocaïne vanuit Zuid-Amerika in de haven van Antwerpen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de haven van Antwerpen voor een containerschip alleen bereikbaar is via het binnen de grenzen van Nederland gelegen deel van de Westerschelde. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de verdediging hebben betoogd, wel degelijk wettig en overtuigend bewezen dat de genoemde partij cocaïne (op het moment dat het schip door de Westerschelde voer) binnen het grondgebied van Nederland is gebracht. Aangezien verdachte tezamen en in vereniging met anderen betrokken is geweest bij het binnen het grondgebied van Nederland brengen van deze partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
Uit de beschikbare cryptocommunicatie van 8 en 9 juli 2020 kan worden afgeleid dat het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ 2 blokken TKS heeft gekocht van het niet-geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’. Hiervoor is een bedrag betaald van € 59.500,00. Het [bedrijfsnaam] account ‘ [accountnaam] ’ heeft deze blokken TKS vervolgens verkocht aan het niet-geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ voor een bedrag van € 64.000,00. De transactie vond plaats op de parkeerplaats van een supermarkt aan de [adres] .
Uit de beschikbare cryptocommunicatie kan worden afgeleid dat op 5 en 6 september 2020 in Heesch in totaal 21 blokken cocaïne door het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ in samenwerking met het niet-geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ zijn verkocht aan het niet-geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’. Ook kan daaruit worden afgeleid dat in deze transactie(s) blokken cocaïne met het stempel ‘GALLO’ zijn verhandeld en dat blokken cocaïne zijn gekocht voor een bedrag van € 33.750,00 en zijn verkocht voor een bedrag van € 34.250,00. Verder bevat de beschikbare cryptocommunicatie verzonden foto’s van het geld, het testen van de blokken en van de blokken zelf, die het stempel ‘GALLO’ dragen. Ten slotte wordt in die communicatie het woord ‘gallo’ gebruikt en geeft [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ op de vraag ‘
Hoeveel hebben we nu verkocht’van account [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ als antwoord:
’10 + 11 bro’, ‘
21’en ‘
Gister 1 vanochtend 9 net 11’.
Uit de beschikbare cryptocommunicatie kan worden afgeleid dat tussen 11 en 14 september 2020 in Lent en Nijmegen in totaal 14 blokken cocaïne door het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ in samenwerking met het niet-geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ zijn verkocht aan het niet-geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’. Ook kan daaruit worden afgeleid dat in deze transactie blokken cocaïne met het stempel ‘Klaver’ of ‘Klaver 4’ zijn verhandeld en dat blokken cocaïne zijn gekocht voor een bedrag van € 33.250,00 en zijn verkocht voor een bedrag van € 33.750,00. Verder bevat de beschikbare cryptocommunicatie verzonden foto’s van de blokken cocaïne en wordt er in de gesprekken onder andere gesproken over het testen van de cocaïne, over afspraken over het brengen van ‘pap’ (het geld) en wordt letterlijk het woord ‘klaver’ gebruikt.
Uit de beschikbare cryptocommunicatie kan worden afgeleid dat op 10 december 2020 vier blokken cocaïne met een vermoedelijke waarde van € 130.000,00 door het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ in samenwerking met het niet-geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ en ‘ZF9BW6’ zijn verkocht aan het niet-geïdentificeerde [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’. De koper was mogelijk een familielid van het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ en mogelijk woonachtig in Rotterdam. Deze koper kwam samen met een chauffeur of stuurde een chauffeur met het geld naar het afleveradres [adres] . Hier vond vermoedelijk ook de overdracht plaats, in een parkeergarage. Uit de beschikbare cryptocommunicatie volgt dat op 7 december 2020 het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ het heeft over ‘colo’, ‘top spullen’ en ‘€ 29.500,00 per kilo’. Op 8 december 2020 heeft het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ het over ‘laten koken’, ‘testen en roken’, ‘mooi krokant’ en ’32 betaald’. Op diezelfde datum wordt gesproken van ’de kwaliteit’, ‘de geur’, dat het ‘hard’ is en dat er € 32.500,00 voor wordt betaald. Op 9 december 2020 wordt er gezegd dat het eerst dubbel vacuüm geseald is met gel en dat je daarna pas bij het blok komt. Eveneens op 9 december 2020 wordt gesproken over het roken en over de geur van het product. Nadat de betaling en overdracht heeft plaatsgevonden geeft het [bedrijfsnaam] -account ‘ [accountnaam] ’ op 10 december 2020 door dat de betaling klopt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het voorgaande worden afgeleid dat verdachte op 8 juli 2020 twee kilogram cocaïne, op 5 en 6 september eenentwintig kilogram cocaïne, tussen 11 en 14 september 2020 veertien kilogram cocaïne en op 10 december 2020 vier kilogram cocaïne tezamen en in vereniging met anderen heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt. Het onder 2 ten laste gelegde feit acht de rechtbank daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 en 4
Op 26 juli 2022 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de (ex-) partner van verdachte, [(ex-) partner van verdachte] , aan de [adres] . Aan de hand van een observatie en door in de woning aangetroffen goederen als een paspoort, telefoontoestel, post en andere administratieve bescheiden en herenkleding en -schoenen is vastgesteld dat verdachte eveneens woonachtig is in die woning.
Tijdens de doorzoeking is in de hal van de woning in een jas aan de kapstok een patroonhouder aangetroffen. Deze was gewikkeld in een wit stuk papier. In de kledingkamer op de eerste verdieping van de woning werden in een kast in de linker binnenzak van een blauwe jas drie patroonhouders aangetroffen, gewikkeld in een stuk papier en gevuld met kennelijk scherpe patronen. In de rechter binnenzak van diezelfde jas werd een vuurwapen aangetroffen, inclusief patroonhouder met kennelijk scherpe patronen. Het vuurwapen betrof een pistool van het merk Glock, type 45, kaliber 9x 19 mm. De patroonhouders passen in het vuurwapen. Er is forensisch onderzoek gedaan naar de werking van dit vuurwapen en er is een beschrijving gemaakt van het wapen en de vijf aangetroffen patroonhouders. Conclusie hiervan is dat het een werkend vuurwapen is in de zin van artikel 1 onder 3 in verband met artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Bemonstering van het vuurwapen leverde een DNA-profiel op van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. De mogelijke donor van het hoofdprofiel is verdachte.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte omstreeks 26 juli 2022 in Nijmegen voorhanden heeft gehad een wapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een Glock, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, alsmede munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5
Op 26 juli 2022 is tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] een Apple IPhone aangetroffen in de slaapkamer onder het hoofdkussen. Het aankoopbewijs van deze telefoon is aangetroffen in de woning aan de [adres] . Uit de beschikbare cryptocommunicatie van deze telefoon kan worden afgeleid dat de gebruiker op 15 maart 2022 voor het eerst spreekt over een drugstransport van in totaal 637 kilo cocaïne waarvoor vermoedelijk € 450.000,00 is betaald. De gebruiker van de telefoon betaalde zelf voor 85 kilo van deze partij, terwijl twee andere, onbekend gebleven partijen respectievelijk voor 215 en 337 kilo betaalden. Verder is gebleken dat het schip dat voor het transport is gebruikt de [schip] is. Dit schip heeft diverse havens in Panama bezocht en is vervolgens vanaf 18 juli 2022 naar Europa gevaren, waar op 7 augustus 2022 Rotterdam is aangedaan en op 9 augustus 2022 het einddoel Antwerpen. De drugs zaten verpakt in zwart/rode en zwart/blauwe tassen met het opschrift ‘Air Express’. Ook waren er tassen in camouflagekleur. Er waren 16 tassen, die allemaal waren verpakt in huishoudfolie, waarbij de hengsels vrij waren gelaten. De 637 kilo cocaïne waren in deze tassen geladen in een container die aan de binnenzijde wit was. Het inbeslaggenomen telefoontoestel bevat een filmpje waarop te zien is dat deze tassen in een container liggen. De kiloverpakkingen waren voorzien van de opschriften/stempels ‘REX’ en ‘BLOW-UP’. De partij van 637 kilo cocaïne is niet aangetroffen in een aantal in aanmerking komende containers op het schip.
De gebruiker van de inbeslaggenomen telefoon heeft op 1 april 2022 een berichtje gestuurd waarin hij aangeeft bezig te zijn met de verjaardag van de kleine. Gebleken is dat de verjaardag van de zoon van verdachte op [geboortedatum] . Op 24 mei 2022 heeft de gebruiker van de telefoon een gesprek met ene [naam] . Daarbij wordt ook een foto gestuurd waarop een wit blok is te zien met daarin de merknaam ‘Blowup’. Op 27 mei 2022 heeft de gebruiker van de telefoon aan [naam] een akkoord gestuurd voor de koop van ‘637’.
De rechtbank komt tot de volgende conclusies. Verdachte is de gebruiker van de Apple IPhone en de deelnemer aan de daarop aangetroffen cryptocommunicatie. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij een geslaagde invoer van 637 kilo cocaïne in Nederland. De partij van 637 kilo cocaïne is immers niet aangetroffen op het betreffende schip. Daarnaast was verdachte sinds 26 juli 2022 gedetineerd, dus ook ten tijde van de beoogde invoerdatum. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 5 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten de poging om 637 kilo cocaïne in Nederland in te voeren.
Dit vonnis wordt in de gevallen waarin de wet dit vereist aangevuld met een bijlage met daarin de bewijsmiddelen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 8 december 2019 tot en met 5 juni 2020
te Lent en/of Nijmegen, in elk gevalin Nederland
en/of België, tezamen en in vereniging,
althans alleen, (telkens)opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 200 kilo (200 blokken),
in elk geval een (grote) hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 7 april 2020 tot en met 10 december 2020 te Lent en
/ofNijmegen en
/ofBreda en
/ofHeesch en
/ofRotterdam en
/ofAmersfoort,
in elk geval in Nederlandtezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/of
afgeleverd en
/ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer :
- 2 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid (AH008)en
/of
- 21 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid (AH006)en
/of
- 14 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid (AH007)en
/of
- 4 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid (AH011)
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij
op ofomstreeks 26 juli 2022 te
Lent en/ofNijmegen,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althansalleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een Glock, type 45, kaliber 9x 19 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij
op ofomstreeks 26 juli 2022 te
Lent en/ofNijmegen,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althansalleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 15 maart 2022 tot en met 26 juli 2022 te Lent en
/ofNijmegen,
in elk geval in Nederland en/of België,tezamen en in vereniging,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen,
al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 637 kilogram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet, tezamen en in vereniging,
althans alleen,opzettelijk
-
(telefonische
)contact
(en
) en/of (een) ontmoeting(en)heeft
/hebbengehad en
/of (een)bespreking
(en
)gevoerd en
/ofafspra
(a)k
(en
)gemaakt met één of meerdere
(mogelijke) producent(en),leverancier
(s
),
transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso
(o)n
(en
), verlener
(s
)van hand- en spandiensten en/of anderen
)met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en
/ofhet vervoer
(per container
(s))van eerdergenoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- één
of meerderevan eerdergenoemd
(e
)perso
(o)n
(en
)heeft
/hebben (laten
)voorzien van informatie en
/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/ofgeld ten behoeve van en
/ofter vergoeding van de levering, betaling,
verpakking, opslagen
/ofhet vervoer/transport van eerdergenoemde hoeveelheid cocaïne en
/ofter vergoeding van door die perso
(o)n
(en
)geleverde dienst(en) en
/ofdoor die perso
(o)n
(en
)gemaakte kosten
met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en
/ofhet vervoer van
eerdergenoemde hoeveelheid cocaïne
terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
feit 5:
poging tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Procesafspraken

De officier van justitie heeft op 20 december 2022 de rechtbank geïnformeerd dat het Openbaar Ministerie en de verdediging op 10 januari 2023 een verkennend gesprek willen voeren over eventuele procesafspraken.
De rechtbank heeft op 22 december 2022 partijen laten weten geen bezwaren te hebben tegen een dergelijk gesprek.
Op 10 januari 2023 heeft de officier van justitie onder meer laten weten dat er met elkaar is gesproken en dat het niet op voorhand is uitgesloten dat men tot een gezamenlijk standpunt komt om aan de rechtbank voor te leggen. Hij heeft voorts aangegeven dat de rechtbank op de terechtzitting van 24 januari 2023 door partijen wordt geïnformeerd over deze conceptafspraken en het voorstel voor afdoening.
Voorafgaand aan de terechtzitting van 24 januari 2023 heeft de officier van justitie een ‘Plan van aanpak concept 23 januari 2023’ aan de rechtbank gezonden. Ook heeft de rechtbank ontvangen een ‘Reactie verdediging op plan van aanpak OM’.
Tijdens de terechtzitting van 24 januari 2023 zijn onder meer de uitgangspunten om te komen tot procesafspraken aan de orde gesteld. Verder heeft de rechtbank tijdens deze zitting de eigen verantwoordelijkheid van de rechter benadrukt wanneer het tot procesafspraken komt.
Op 7 maart 2023 heeft de officier van justitie de rechtbank laten weten dat het is gelukt om met de verdediging afspraken te maken in lijn met het concept plan van aanpak.
Op 14 maart 2023 heeft de officier van justitie een Overeenkomst procesafspraken d.d. 10 maart 2023 aan de rechtbank gezonden. Hij heeft daarbij aangegeven dat het Openbaar Ministerie en de verdediging van mening zijn dat deze procesafspraken een uitwerking vormen van de afspraken zoals deze passen binnen de kaders die de Hoge Raad heeft gesteld.
De rechtbank heeft op 16 en 24 maart 2023 enkele vragen over de Overeenkomst procesafspraken gesteld aan de officier van justitie en de verdediging. Deze vragen zijn ook beantwoord.
Tijdens de terechtzitting van 28 maart 2023 heeft de rechtbank onderzoek gedaan naar de procesafspraken, waarover hierna meer.
In de Overeenkomst procesafspraken die het Openbaar Ministerie en de verdediging hebben gesloten is onder meer het volgende opgenomen:
Gelet op het bovenstaande komen het Openbaar Ministerie en verdachte overeen dat:
Verdachte in het kader van deze overeenkomst:
- geen onderzoekswensen indient;
- geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen op zitting dan wel voorafgaande aan de zitting schriftelijk intrekt;
- geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen en bovengenoemde tenlastelegging op zitting niet ontkent;
- afstand doet van de in beslag genomen goederen, zoals gespecificeerd onder het kopje ‘beslag’ in de procesafspraken;
- zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
- verdachte stemt ermee in dat een afschrift van de overeenkomst (en van de eventuele bijlage(n) aan het Centraal Justitieel Incassobureau wordt verstrekt;
- verdachte geeft voor zover nodig aan betalingsbereid te zijn, in staat te zijn tot betaling en geen draagkrachtverweer te zullen voeren, zowel voor zijn financiële verplichtingen voortvloeiende uit de strafzaak als uit de ontnemingszaak;
- de aanvullende betaling van € 93.249,00 dient te zijn geschied voor 28 maart 2023. Betaling geschiedt door middel van het overmaken van het geldbedrag op een nader te specificeren rekeningnummer of door middel van het overhandigen van dit bedrag in contanten. Bij overdracht dient de overdragende partij zich te legitimeren. De persoonsgegevens van deze persoon worden genoteerd.
De partner van verdachte, [(ex-) partner van verdachte] , in het kader van deze overeenkomst:
- verklaart dat de inhoud van de kluis waarvoor zekerheid is gesteld toebehoort aan haar partner, [verdachte] ;
- zich niet verzet tegen verrekening van dit bedrag met de ontneming;
- geen aanspraak maakt op dit ten zekerheid gesteld bedrag.
Het Openbaar Ministerie in het kader van deze overeenkomst:
- zich onthoudt van vervolging ten aanzien van andere strafbare feiten die uit het onderzoek Inktvis en het daarbij behorende witwasdossier (parketnummer 05-329805-22) naar voren zijn gekomen die zijn gepleegd in de periode van 8 december 2019 tot en met april 2021;
- zich verbindt tot het terugbetalen van het teveel ontvangen geld indien de rechtbank komt tot een lager ontnemingsbedrag dan is overeengekomen in deze overeenkomst. Bij een hoger bedrag zal terugbetaling pas plaatsvinden na kracht van gewijsde van de ontnemingszaak;
- zich verbindt tot het niet vervolgen voor witwassen van de persoon die het nog uitstaande bedrag ingevolge deze overeenkomst contant overdraagt aan politie of justitie of CJIB.
Het Openbaar Ministerie in het kader van deze overeenkomst ter terechtzitting een
strafeis van 57 maandengevangenisstraf onvoorwaardelijk zal vorderen.
Ter terechtzitting van 28 maart 2023 zijn de officier van justitie en verdachte een nadere formulering van de niet-vervolgingsclausule overeengekomen. Deze luidt als volgt:
Het Openbaar Ministerie zegt toe zich te onthouden van vervolging ten aanzien van andere strafbare feiten die uit het onderzoek Inktvis en het daarbij behorende witwasdossier naar voren zijn gekomen. Daarnaast onthoudt het Openbaar Ministerie zich ook van vervolging van soortgelijke Opiumwetdelicten die zijn gepleegd in de periode 8 december 2020 tot en met april 2021 en zoals deze naar voren zijn gekomen uit de [bedrijfsnaam] -accounts.
In de Overeenkomst procesafspraken zijn ook afspraken opgenomen met betrekking tot een ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze afspraken en de beoordeling daarvan zijn in een aparte ontnemingsuitspraak opgenomen.
De rechtbank overweegt dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgestelde Overeenkomst procesafspraken als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een dergelijke overeenkomst deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 24 januari 2023 onder meer het volgende verklaard:
“Ik heb mijn advocaat vandaag en vorige week gezien. Ik ben goed op de hoogte. Alles is duidelijk en ik doe het vrijwillig. Ik wil hieraan meewerken om het zo snel mogelijk af te ronden en verder te gaan met mijn leven.”
Op de terechtzitting van 28 maart 2023 heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:
“Mijn advocaat kwam langs bij mij en begon erover. Vanaf 2010 tot 2021 heb ik een andere rechtszaak gehad. Dat heeft mij niets gebracht. Ik heb nu drie kleine kinderen. Ik wil weten waar ik aan toe ben. Ik heb mijn advocaat regelmatig gezien. Ik snap en begrijp alles. Ik weet ook wat de gevolgen zijn. Ik weet dat ik afstand doe van het indienen van onderzoekswensen en dat ik afstand doe van het instellen van hoger beroep. Ik heb geen commentaar op de beschuldigingen die er liggen.”
De raadsman heeft ter terechtzitting van 28 maart 2023 desgevraagd aangegeven dat ook afstand wordt gedaan van reeds ingewilligde onderzoekswensen en dat deze als onderdeel van de gemaakte procesafspraken dus geen uitvoering meer behoeven.
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte, die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door een raadsman, vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de Overeenkomst procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling op 28 maart 2023 van vergewist dat verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken staat. Daarnaast heeft de rechtbank getoetst of de procesafspraken, gelet op wat is bepaald in artikel 348 en 350 Sv, stand kunnen houden. Ten slotte overweegt de rechtbank dat zij actief door partijen op de hoogte is gehouden van de procedure en de voortgang daarvan.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat zij acht kan slaan op de Overeenkomst procesafspraken.

9.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig de Overeenkomst procesafspraken gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden met aftrek van voorarrest. Hij heeft daarbij aangegeven dat het Openbaar Ministerie van oordeel is dat zonder procesafspraken een strafeis van 7 jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk passend en geboden zou zijn. Dit acht de officier van justitie passend, ook als de rechtbank tot een andere bewezenverklaring van feit 1 zou komen. Bij de bepaling van de strafeis is het uitgangspunt geweest dat verdachte de cocaïne van de onder 1 bedoelde partij in handen heeft gekregen. Ongeacht of dit nu juridisch gezien een voltooide invoer in Nederland oplevert.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de overeengekomen procesafspraken en geen strafmaatverweer gevoerd. Volgens hem is de gevorderde straf gelet op alle omstandigheden redelijk en past deze binnen de marges die de Hoge Raad heeft gesteld.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft samen met anderen 200 kilo cocaïne in Nederland ingevoerd en gepoogd om in samenwerking met anderen nog eens 637 kilo cocaïne Nederland in te voeren. Verdachte had daarbij een belangrijke coördinerende en uitvoerende rol. Ook heeft hij op verschillende tijdstippen in samenwerking met anderen in totaal 41 kilo cocaïne verkocht en afgeleverd aan een of meer afnemers. Ten slotte heeft verdachte een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Glock, en munitie voorhanden gehad. Dit zijn ernstige feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs, zoals cocaïne, eenmaal onder het bereik van gebruikers, een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Harddrugs werken over het algemeen zeer verslavend. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van en/of de handel in drugs. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich heeft laten leiden door eigen gewin en geen oog heeft gehad voor de gevolgen voor gebruikers en de samenleving in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 16 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een Opiumwetdelict is veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur op zijn plaats. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat zonder procesafspraken in de geschetste omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaren passend en geboden zou zijn.
De rechtbank heeft acht geslagen op wat de Overeenkomst procesafspraken met betrekking tot de strafoplegging inhoudt. Het voorstel staat naar het oordeel van de rechtbank in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak. Hierbij overweegt de rechtbank uitdrukkelijk dat het voorstel niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling dient, maar ook een effectieve afdoening van de zaak. Nu de rechtbank in lijn met de Overeenkomst procesafspraken oordeelt, vloeit daaruit immers in beginsel voort dat het belang bij een behandeling van de zaak in hoger beroep ontbreekt. Partijen hebben ter zitting aangegeven dat zij zich zullen neerleggen bij een vonnis als de strafoplegging binnen de in de Overeenkomst procesafspraken opgenomen kaders blijft, ook wanneer tot een andere bewezenverklaring wordt gekomen. De op te leggen straf kan daarmee onmiddellijk worden ten uitvoer gelegd. De Overeenkomst procesafspraken doet daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 57 maanden, zoals vastgelegd in de Overeenkomst procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting en dus in de gegeven omstandigheden een passende straf is. Zij zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Zoals ook in de Overeenkomst procesafspraken is opgenomen doet verdachte afstand van de onder hem in beslag genomen goederen. Gelet hierop hoeft de rechtbank hierover niet te beslissen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 5 primair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2023.