ECLI:NL:RBGEL:2023:2118

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
C/05/414034 / KZ ZA 23-8
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de ontbinding van een huurovereenkomst voor opleggers en de gevolgen daarvan

In deze zaak, die op 13 april 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiseres, een vennootschap naar Hongaars recht, een voorlopige voorziening vordert met betrekking tot de huurovereenkomst voor opleggers. De eiseres stelt dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, terwijl de gedaagde, een besloten vennootschap, de huurovereenkomst heeft ontbonden op basis van vermeende betalingsachterstanden. De eiseres heeft betoogd dat alle aan de ontbinding ten grondslag gelegde facturen zijn betaald en dat de ontbinding derhalve niet gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de huurovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden, omdat de tekortkomingen niet van zodanig gewicht zijn dat ontbinding gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot nakoming van de huurovereenkomst en de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen. In reconventie heeft de gedaagde ook vorderingen ingesteld, maar deze zijn grotendeels afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was, en dat de gedaagde in verzuim is met betrekking tot de nakoming van de huurovereenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/414034 / KZ ZA 23-8
Vonnis in kort geding van 13 april 2023
in de zaak van
de vennootschap naar Hongaars recht
[eis in conv/verw in reconv],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Oskam te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged in conv/eis in reconv],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.A. Kerkdijk te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eis in conv/verw in reconv] en [ged in conv/eis in reconv] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 t/m 4 aan de zijde van [ged in conv/eis in reconv]
  • de eis in reconventie
  • de productie 9 aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eis in conv/verw in reconv]
  • de pleitnota van [ged in conv/eis in reconv]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De, middellijk, eigenaar en bestuurder van [eis in conv/verw in reconv] is mevrouw [naam 1] . De, middellijk, eigenaar en bestuurder van [ged in conv/eis in reconv] is de heer [naam 2] . [naam 1] en [naam 2] zijn van 1991 tot 2021 gehuwd geweest. Tijdens hun huwelijk hadden zij een transportonderneming opgebouwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoorden de aandelen in [naam bedrijf 1] , die op haar beurt weer de aandelen in [ged in conv/eis in reconv] (de Nederlandse tak van de transportonderneming) en de aandelen in een tweetal Hongaarse vennootschappen (de Hongaarse tak van de transportonderneming) hield.
2.2.
[naam 1] en [naam 2] hebben ter afhandeling van het zakelijke deel van de echtscheiding een zakelijk convenant (hierna: het convenant) gesloten. In het convenant is onder meer bepaald dat de vennootschap [naam bedrijf 1] per 1 september 2022 werd gesplitst. De activiteiten van de splitsende vennootschap in Hongarije worden voortgezet door [naam 1] , onder andere door middel van [eis in conv/verw in reconv] , en de activiteiten in Nederland door [naam 2] , onder andere door middel van [ged in conv/eis in reconv] In het zakelijk convenant is verder het volgende opgenomen:

Huurovereenkomst opleggers
3.5
[ged in conv/eis in reconv] (Nederland) is eigenaar van diverse opleggers en een Mercedes Sprinter, die onder meer door Hongarije 1[Voorzieningenrechter: [eis in conv/verw in reconv] ]
gehuurd worden. [ged in conv/eis in reconv] wordt hierna aangeduid als “verhuurder”. Hongarije 1 wordt aangeduid als “huurder”. Door huurder worden de volgende opleggers en Mercedes Sprinter gehuurd:
[oplegger 1]
[oplegger 2]
[oplegger 3]
[oplegger 4]
[Mercedes Sprinter]
(…)
c)(...)
Op de huurder rust de verplichting om alle op het moment van ondertekening van het convenant bestaande achterstallige betalingen zo spoedig mogelijk doch voor 1 januari 2023 te voldoen. De bestaande achterstanden mogen niet verder oplopen.
d) Betaling van de in artikel 3.6 b) huur van de opleggers en de Mercedes Sprinter geschiedt per maand en bij vooruitbetaling. Uitsluitend voor het jaar 2022 geldt dat de huurder een uitgestelde betalingstermijn toekomt van 60 dagen, waarmee wordt bereikt dat de huur in ieder geval voor het einde van de tweede de maand volgend op de maand waarop de huur betrekking heeft, moet zijn betaald, tenzij partijen in overleg een langere uitgestelde betalingstermijn overeenkomen. Verzuim treedt eerst in nadat verhuurder huurder schriftelijk in gebreke stelt en betaling van de huur niet binnen een termijn van vijf dagen na ingebrekestelling plaatsvindt. In 2023 dient de huur tijdig maandelijks en bij vooruitbetaling plaats te vinden, tenzij partijen anders overeen komen.
(…)
m) Verhuurder en huurder zijn zich bewust van de mogelijkheid voor huurder en verhuurder om de huurovereenkomst tussentijds te ontbinden, indien en voor zover een partij met de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van onderhavige huurovereenkomst in verzuim is, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. Verzuim treedt eerst in na ingebrekestelling waarbij verhuurder gedurende 5 dagen gelegenheid krijgt om alsnog zijn verplichtingen na te komen.
2.3.
De huur van de Mercedes is in september 2022 door [eis in conv/verw in reconv] opgezegd.
2.4.
[naam 1] en [naam 2] voeren gelijktijdig met dit geding een procedure over een vordering van € 179.600,00 van een vennootschap van [naam 1] aan een vennootschap van [naam 2] . De procedure is bij deze rechtbank bekend onder zaak-/rolnummer C/05/414035.
2.5.
Per e-mail van 22 december 2022 berichtte [naam 1] [ged in conv/eis in reconv] , voor zover in deze zaak van belang, het volgende;

Na overleg met mijn advocaat is er besloten om de betaling aan jullie te bevriezen. De vordering die ik heb op AvO is vele malen hoger (€ 180.000,00) en tot op de dag van vandaag is daar geen overeenstemming over. Mijn advocaat zal dit nogmaals voorleggen om tot overeenstemming te komen.
2.6.
Op 23 december 2023 heeft de advocaat van [ged in conv/eis in reconv] een e-mail naar de advocaat van [eis in conv/verw in reconv] gestuurd. In de e-mail staat onder andere het volgende;

8. Voor het opschorten van de huurbetalingen voor de opleggers is geen enkele grondslag, al is het maar omdat partijen bij de huurovereenkomst ( [ged in conv/eis in reconv] en [eis in conv/verw in reconv] ) andere partijen zijn dan met betrekking tot de overeenkomst van geldlening ( [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] ). Opschorten of verrekening is dus niet mogelijk.
9. De opschorting leidt tot problemen bij [ged in conv/eis in reconv] Uw cliënte frustreert bewust de bedrijfsvoering van deze onderneming. Als uw cliënte een oplossing had gewild, had zij zich eerst tot u gewend en niet al de huurbetalingen opgeschort (zie ook artikel 7 van het zakelijk convenant). Dat is de verkeerde volgorde. Juist dat handelen leidt tot onnodige discussie en verharding.
10. Op dit moment bedraagt de huurachterstand € 42.236,68. Met betrekking tot een bedrag van € 26.280 is de betalingstermijn van 60 dagen verstreken. Woensdag 28 december a.s. verstrijkt de betalingstermijn voor een bedrag van € 3.676.
11. Verder wijs ik op de afspraak dat met ingang van 2023 de huurpenningen vooruit moeten worden betaald (artikel 3.6.d van het zakelijk convenant). Dat betekent dat de huurpenningen voor de maand januari 2023 van € 13.140 uiterlijk op 1 januari 2023 op de rekening van [ged in conv/eis in reconv] moet zijn bijgeschreven. Graag verzoek ik u mij per omgaande te bevestigen dat cliënte de verschuldigde huurpenningen tijdig en volledig zal voldoen.
12. Voor de reeds opeisbare huurpenningen van € 26.280 stel ik [eis in conv/verw in reconv] hierbij in gebreke overeenkomstig artikel 3.6.m van het zakelijk convenant en sommeer ik haar het verschuldigde bedrag uiterlijk woensdag 28 december a.s. te voldoen. Indien zij niet aan deze sommatie voldoet, is zij na deze datum jegens cliënte in verzuim en heeft [ged in conv/eis in reconv] het recht de huurovereenkomst te ontbinden. Cliënte acht zich dan vrij alle maatregelen te nemen die zij nodig acht.
2.7.
Op 29 december 2022 heeft [eis in conv/verw in reconv] een bedrag van € 13.140,00 aan [ged in conv/eis in reconv] betaald. De betaling zag op de huur van november (factuurnummer 202201987).
2.8.
Per e-mail van 2 januari 2023 heeft de advocaat van [ged in conv/eis in reconv] het volgende bericht aan de advocaat van [eis in conv/verw in reconv] .

2. [ged in conv/eis in reconv] heeft een betaling voor de huur van de opleggers ontvangen van € 13.140. Een bedrag van € 13.140, waarvan de betalingstermijn van 60 dagen is verstreken en waarvoor een ingebrekestelling is verstuurd op vrijdag 23 december 2022, is niet betaald. Met betrekking tot deze betaling is uw cliënte in verzuim. [ged in conv/eis in reconv] houdt zich ter zake alle rechten voor.
3. De huurpenningen voor de periode januari 2023 zijn niet voldaan. Tevens is de betalingstermijn voor de factuur van € 3.676 (factuurnummer 202202086) verstreken. Voor beide betalingen stel ik uw cliënte hierbij in gebreke overeenkomstig artikel 3.6.m. van het zakelijk convenant en sommeer ik uw cliënte de verschuldigde bedragen, derhalve uiterlijk7 januari 2023aan [ged in conv/eis in reconv] te voldoen.
2.9.
Op 11 januari 2023 om 3.13 PM heeft [eis in conv/verw in reconv] een e-mail aan (de administratie van) [ged in conv/eis in reconv] gestuurd. In de e-mail staat het volgende:

On 13.01.2023 we are going to transfer invoice 202202188, 202202086 and 202201849 (total: 29 956 EUR).
We are going to pay invoice 202202380 also, before 29.01.2023
2.10.
Per e-mail en brief van 11 januari 2023 heeft [ged in conv/eis in reconv] aan [eis in conv/verw in reconv] het volgende bericht:
3. In artikel 3.6.d van het Convenant is opgenomen dat voor betalingen die betrekking hebben 2022 een betalingstermijn van 60 dagen van toepassing is. Op dit moment zijn de volgende bedragen niet betaald:
De factuur met nummer 202201987 ad € 13.140;
De factuur met nummer 202202086 ad € 3.676;
De factuur met nummer 202202166 ad € 140,68;
De factuur met nummer 202202188 ad € 13.140,
4. Met betrekking tot de facturen onder 3.a en 3.b genoemd bent u reeds in gebreke gesteld en bent u jegens cliënte in verzuim.
5. Met betrekking tot de facturen onder 3.c en 3.d genoemd is de betalingstermijn van 60 dagen nog niet verstreken. Mr. OskamVoorzieningenrechter: de advocaat van [eis in conv/verw in reconv] ]
liet mij op donderdag 5 januari 2023 echter weten dat u geen facturen ter zake de huur van de opleggers meer zal betalen totdat het bedrag van € 179.800 van [naam bedrijf 1] aan [naam bedrijf 2] is verschuldigd, is voldaan of met betrekking tot dit bedrag een betalingsregeling is getroffen.
(…)
7. Uit voorgaande kan worden vastgesteld dat u de verplichtingen uit de Huurovereenkomst jegens cliënten niet zal nakomen. Daarmee bent u jegens cliënte in verzuim, ook met betrekking tot de betalingen die thans nog niet opeisbaar zijn.(…)
8. In aanvulling op het voorgaande is de factuur met nummer 202202380 ad € 13.140 met betrekking tot de huurpenningen over de maand januari 2023, die bij vooruitbetaling moet worden voldaan, eveneens onbetaald gebleven. Met betrekking tot deze factuur bent u ook jegens cliënte in verzuim.
9. Op grond van hetgeen hiervoor is opgemerkt, ontbindt cliënte hierbij met onmiddellijke gang het Convenant uitsluitend voor het gedeelte van het Convenant dat betrekking heeft op de Huurovereenkomst zoals opgenomen in artikel 3.5 en 3.6 van het Convenant, en uitsluitend voor de toekomstige verplichtingen uit de Huurovereenkomst.(…)”
2.11.
[ged in conv/eis in reconv] heeft betaling van de facturen 202202188 (huur opleggers december 2022), 202202086 (huur oktober/november van de Mercedes) en 202201849 (huur opleggers oktober) in de ochtend van 12 januari 2023 ontvangen. De huur opleggers januari heeft [ged in conv/eis in reconv] op 31 januari 2023 ontvangen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eis in conv/verw in reconv] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter, bij wijze van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad, [ged in conv/eis in reconv] veroordeelt tot:
nakoming van de huurovereenkomst (artikel 3.5 en 3.6 van het convenant, productie 1).
danwel een zodanige maatregel te treffen waarbij de gevolgen van de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst (artikel 3.5 en 3.6 van het convenant, productie 1) d.d. 11 januari 2022 worden opgeschort, in die zin dat [ged in conv/eis in reconv] wordt veroordeeld tot het onder i. gevorderde, totdat aan die huurovereenkomst een rechtsgeldig einde is gekomen, onder andere doch niet uitsluitend door het eindigen van de huurtermijn of een uitvoerbaar bij voorraad verklaard rechterlijk vonnis waarbij wordt geoordeeld dat de buitengerechtelijke ontbinding van 11 januari 2023 rechtsgeldig is.
het betalen van een dwangsom van € 50.000,- voor iedere handeling of gedraging waarbij de kentekens van de gehuurde opleggers bij de RDW worden ‘geschorst’ of ‘gesignaleerd’ en of het laten signaleren van de opleggers bij de politie of andere opsporing en/of handhaving(overheid)diensten waardoor het huurgenot van eiser wordt belemmerd.
betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
[eis in conv/verw in reconv] legt, samengevat, het volgende ten grondslag aan haar vorderingen. Er is geen sprake van een tekortkoming. De factuur onder a. (202201987, zie opsomming 2.10), betreffende de huur van november, was al betaald. Deze factuur is ten onrechte aan de ontbinding ten grondslag gelegd. De factuur onder b. (202202086) betreft betaling van de huur van de Mercedes. Partijen waren hierover aanvankelijk in discussie omdat [eis in conv/verw in reconv] de Mercedes al tijdens de opzegtermijn weer ter beschikking had gesteld aan [ged in conv/eis in reconv] [eis in conv/verw in reconv] wilde daarom de factuur niet (volledig) betalen. Het betreft bovendien een factuur van een reeds geëindigde huurovereenkomst. De facturen c. (202202166), betreffende een boete, en d. (202202188), betreffende de huur van december, zijn binnen de betaaltermijn betaald. [naam 1] heeft weliswaar gezegd, althans woorden van vergelijkbare strekking, dat ze pas zou betalen als [naam 2] de geldlening zou terugbetalen, maar dit waren woorden uit emotie. Er waren onderhandelingen over beide conflicten waarin veel is gezegd en diverse standpunten zijn ingenomen. Van een mededeling met een ‘definitief karakter’ dat de facturen onder c. en d. niet betaald zouden worden, is geen sprake geweest. Bovendien hebben de advocaten telefonisch op 10 januari 2023 besproken dat de advocaat van [ged in conv/eis in reconv] nog met zijn cliënte zou overleggen over een regeling alvorens de overeenkomst zou worden ontbonden. [eis in conv/verw in reconv] heeft daarnaast voordat zij de ontbindingsverklaring had ontvangen, toegezegd dat zij de facturen zou betalen. Alle aan de ontbinding ten grondslag gelegde facturen zijn betaald. De factuur van januari 2023 wordt ten onrechte aan de ontbinding ten grondslag gelegd. De betalingstermijn volgens de factuur was 29 januari 2023 en de factuur is 31 januari 2023 betaald. De factuur onder c. betreft een verkeersboete en kan niet aan de ontbinding ten grondslag worden gelegd. Als al sprake zou zijn van een tekortkoming rechtvaardigt deze de ontbinding niet. Er is verder sprake van schuldeisersverzuim. Zowel de geldvordering als de huurovereenkomst vloeien voort uit de afhandeling echtscheiding. De gevolgen van de ontbinding zijn daarnaast voor [eis in conv/verw in reconv] groot. Het betreft 4 van de 6 opleggers die [eis in conv/verw in reconv] in gebruik heeft. De opleggers zijn niet, althans zeer moeilijk, te vervangen. De bedrijfsvoering van [eis in conv/verw in reconv] komt in het geding als zij geen beschikking meer heeft over de opleggers.
3.3.
[ged in conv/eis in reconv] voert het volgende verweer. Er is wel degelijk sprake van verzuim aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] . [ged in conv/eis in reconv] heeft [eis in conv/verw in reconv] op 23 december 2023 in gebreke gesteld voor de factuur van de maand oktober (factuurnummer 202201849). [eis in conv/verw in reconv] heeft de factuur niet binnen de termijn betaald en is daarom in verzuim. Voor de factuur van januari (202202380) geldt dat deze op grond van het convenant voor 1 januari 2023 betaald moest zijn. [ged in conv/eis in reconv] heeft [eis in conv/verw in reconv] op 2 januari 2023 in gebreke gesteld voor deze factuur en voor de facturen onder b. (202202086) betreffende de huur van de Mercedes en c. (202202166), betreffende de boete. Op 7 januari 2023 was [eis in conv/verw in reconv] ten aanzien van deze facturen ook in verzuim. Van de facturen van november en december was de betaaltermijn nog niet verstreken maar [ged in conv/eis in reconv] mocht uit de mededelingen, o.a. uit de e-mail van 22 december 2022, van [naam 1] opmaken dat [eis in conv/verw in reconv] niet zou gaan betalen. Vanwege de moeizame betalingshistorie zijn er duidelijke afspraken gemaakt in het convenant. Er is ook uitdrukkelijk in de mogelijkheid van ontbinding voorzien. [eis in conv/verw in reconv] blijft desondanks structureel te laat betalen. De tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding. Partijen hebben uitdrukkelijk betalingsafspraken gemaakt, betaling is de kern van de prestatie, [eis in conv/verw in reconv] betaalt structureel te laat, er is sprake van verzuim, [eis in conv/verw in reconv] betaalt willens en wetens niet en de huurpenningen zijn van belang voor de bedrijfsvoering van [ged in conv/eis in reconv] Er is daarom sprake van een ernstige tekortkoming. Bovendien is [ged in conv/eis in reconv] niet in schuldeisersverzuim. Het betreft twee verschillende conflicten van twee verschillende vennootschappen. De vennootschap van [naam 2] is in de geldleningskwestie bovendien niet gehouden de lening in één keer af te betalen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[ged in conv/eis in reconv] vordert dat de voorzieningenrechter samengevat - bij wijze van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eis in conv/verw in reconv] gebiedt de opleggers uiterlijk op 30 april 2023 terug te geven aan [ged in conv/eis in reconv] door afgifte van deze opleggers, inclusief de daarbij behorende sleutels en toebehoren en overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6.k. van de huurovereenkomst, op het terrein aan de [adres terrein] ,
2. [eis in conv/verw in reconv] veroordeelt binnen 7 dagen na dit vonnis aan [ged in conv/eis in reconv] te betalen een bedrag van € 969,33,
3. [eis in conv/verw in reconv] gebiedt de toekomstige huurpenningen uit hoofde van de huurovereenkomst die verschuldigd worden na dit vonnis steeds bij vooruitbetaling op de eerste dag van iedere maand aan [ged in conv/eis in reconv] te voldoen,
4. [eis in conv/verw in reconv] veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.2.
[eis in conv/verw in reconv] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

bevoegdheid rechter en toepasselijke recht

5.1.
Omdat [eis in conv/verw in reconv] gevestigd is in Hongarije dient eerst beoordeeld te worden of de voorzieningenrechter bevoegd is. Zowel Hongarije als Nederland zijn lidstaten van de Europese Unie en het betreft hier een burgerlijke- dan wel handelszaak. De Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I-bis) is op grond van artikel 1 van toepassing. Op grond van artikel 4 Brussel I-bis heeft als hoofdregel te gelden dat de gedaagde wordt opgeroepen voor het gerecht van de lidstaat waar deze woonachtig/gevestigd is. Omdat [ged in conv/eis in reconv] gevestigd is in [vestigingsplaats] , is deze rechtbank bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Van een afwijking van de hoofdregel is in deze zaak geen sprake.
5.2.
Partijen baseren beide hun stellingen op het Nederlands recht. Er is daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter een rechtskeuze gemaakt voor het Nederlands recht.
voorlopige voorziening
5.3.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eis in conv/verw in reconv] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
5.4.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vorderingen.
ontbinding huurovereenkomst
5.5.
De voorzieningenrechter merkt op dat [ged in conv/eis in reconv] in zijn brief van 11 januari 2023 de factuur met factuurnummer 202201987, die ziet op de huur van november, ten grondslag legt aan de ontbinding van de huurovereenkomst. Echter staat niet ter discussie dat deze factuur voor 1 januari 2023 reeds was betaald. Uit het verweer van [ged in conv/eis in reconv] maakt de voorzieningenrechter op dat zij de factuur van de huur oktober met factuurnummer 202202086 aan haar ontbinding van 11 januari 2023 ten grondslag heeft willen leggen. Deze factuur was toen nog niet betaald. Het partijdebat heeft zich niet gericht op de vraag welke gevolgen het feit dat deze factuur niet genoemd wordt in de brief van 11 januari 2023 heeft voor de ontbinding. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat ook als de factuur van oktober met factuurnummer 202202086 ten grondslag wordt gelegd aan de ontbinding, voldoende aannemelijk is geworden dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. Er kan daarom buiten beschouwing worden gelaten of al dan niet sprake was van een tekortkoming. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.6.
Op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Door de Hoge Raad is bepaald dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding. Bij de beoordeling of de tenzij-formule van toepassing is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (Vlg. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810, NJ 2019/446, AA20190293 (Eigen Haard)).
5.7.
[eis in conv/verw in reconv] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat op grond van de omstandigheden van het geval de gestelde tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst ontbinding in dit geval niet rechtvaardigt. De bewoording van de e-mail van 22 december 2023 is voor weinig andere interpretatie vatbaar dan dat [eis in conv/verw in reconv] het standpunt heeft ingenomen dat zij niet voornemens was om nog te voldoen aan de huurovereenkomst totdat overeenstemming was bereikt over de vordering die [naam 1] met een andere vennootschap heeft op een andere vennootschap van [naam 2] . Met [ged in conv/eis in reconv] is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eis in conv/verw in reconv] haar verplichtingen ten aanzien van de huurovereenkomsten in beginsel niet mag opschorten omdat de andere vordering niet wordt voldaan. Het betreft verschillende overeenkomsten van verschillende vennootschappen. Het feit dat de overeenkomsten voorvloeien uit de echtscheiding van partijen doet daar niet aan af. Evenmin is van belang of [naam 1] de mededeling vanuit emotie heeft gedaan. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom dat zou betekenen dat zij daarom niet daadwerkelijk voornemens was om op te schorten. Dat kan immers ook een actie zijn vanuit dezelfde emotie. Bovendien heeft [naam 1] dit standpunt tot ten minste 5 januari 2023 ingenomen, het was daarom ook geen uitspraak gedaan in een opwelling.
5.8.
In deze zaak heeft [eis in conv/verw in reconv] echter nog voordat zij de ontbindingsverklaring van [ged in conv/eis in reconv] heeft ontvangen, verklaard dat zij toch overgaat tot betaling van de facturen. Volgens [eis in conv/verw in reconv] heeft zij op 11 januari 2023 om 15.13 uur de betalingstoezegging verstuurd en om 20.15 uur de ontbindingsverklaring ontvangen. Volgens [ged in conv/eis in reconv] heeft zij de betalingstoezegging pas 12 januari 2023 ontvangen. [ged in conv/eis in reconv] heeft echter niet de tijdstippen waarop [eis in conv/verw in reconv] volgens haar de toezegging heeft verzonden en de ontbindingsverklaring heeft ontvangen betwist. [eis in conv/verw in reconv] is vervolgens direct over gegaan tot betaling. Op 12 januari 2023 heeft [ged in conv/eis in reconv] alle betalingen met uitzondering van de huur voor januari 2023 ontvangen. Het samenvallen van de betalingstoezegging, de betaling en de ontbindingsverklaring, het feit dat partijen voormalig echtgenoten zijn en over meerdere punten discussie hadden en de gevolgen van de ontbinding voor [eis in conv/verw in reconv] - ontbinding zou een acuut probleem voor haar transportonderneming betekenen - maken dat ontbinding in dit geval niet gerechtvaardigd is. Niet ter discussie staat dat [eis in conv/verw in reconv] 4 van de 6 door haar gebruikte opleggers huurt van [ged in conv/eis in reconv] Volgens [ged in conv/eis in reconv] is het mogelijk om andere opleggers te huren, maar ook uit de stellingen van [ged in conv/eis in reconv] maakt de voorzieningenrechter op dat het om gespecialiseerde opleggers gaat die maar door één producent in Nederland worden geleverd. [eis in conv/verw in reconv] heeft daarom voldoende aannemelijk gemaakt dat de opleggers niet zomaar te vervangen zijn. [ged in conv/eis in reconv] wordt daarentegen, behalve dat de samenwerking volgens haar moeizaam verloopt, niet (financieel) benadeeld door het doorlopen van de huurovereenkomst, al dan niet voor de duur van een bodemprocedure.
5.9.
[ged in conv/eis in reconv] heeft tevens de structurele te late betaling van de huur en de te late betaling in januari ten grondslag gelegd aan de ontbinding. In het convenant is opgenomen dat geen nieuwe betalingsachterstanden mogen ontstaan. Uit de stukken blijkt echter niet dat na het afsluiten van het convenant tussen partijen enige discussie is geweest over de betaaltermijn, totdat [eis in conv/verw in reconv] zei dat ze de betalingen zou bevriezen. Het is daarom in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat de te late betalingen van [eis in conv/verw in reconv] voorafgaande aan de discussie over de opschorting van zodanig gewicht waren dat de ontbinding om die reden is gerechtvaardigd. De betaling in januari acht de voorzieningenrechter evenmin voldoende om ontbinding te rechtvaardigen. Weliswaar is in het convenant opgenomen dat vanaf 2023 voorafgaande aan de eerste van de maand moet worden betaald, maar [ged in conv/eis in reconv] heeft op 31 december 2023 een factuur gestuurd met een betaaltermijn tot 29 januari 2023 zodat die betalingstermijn prevaleert. Verder heeft [eis in conv/verw in reconv] op 11 januari 2023 toegezegd dat ze voor de in de factuur genoemde datum zou betalen. Gezien de wisseling van de betaaltermijn tussen 2022 en 2023, de discussie die tussen partijen liep en de afwijkende betaaltermijn op de factuur, is de te late betaling van [eis in conv/verw in reconv] in januari tevens onvoldoende om de ontbinding te rechtvaardigen. Dit sluit overigens niet uit dat als [eis in conv/verw in reconv] te laat blijft betalen, ontbinding door [ged in conv/eis in reconv] op enig moment wel gerechtvaardigd is.
5.10.
Voorgaande in acht genomen wordt de vordering onder i. toegewezen. De vordering onder ii. is voorwaardelijk ingesteld en behoeft geen behandeling bij toewijzing van de vordering onder i.
5.11.
De vordering onder iii wordt afgewezen. [ged in conv/eis in reconv] heeft voorafgaande aan de procedure op grond van zijn standpunt dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden aangegeven dat hij de kentekens van de huuropleggers zou schorsen of signaleren als deze niet zouden worden geretourneerd. [ged in conv/eis in reconv] heeft in deze procedure toegezegd dat hij aan een veroordeling zal voldoen en de kentekens niet zal schorsen of signaleren. De voorzieningenrechter heeft geen reden om op voorhand te twijfelen aan die toezegging.
5.12.
[eis in conv/verw in reconv] verwijst in haar vordering onder i naar het convenant in productie 1 van de dagvaarding. Het convenant is echter als productie 2 bijgevoegd. De voorzieningenrechter zal daarom het dictum daarop aanpassen.
5.13.
[ged in conv/eis in reconv] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] als volgt vastgesteld:
- betekening oproeping € 125,86
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.880,86
5.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Voor de bevoegdheid van de voorzieningenrechter en het toepasselijke recht wordt verwezen naar hetgeen overwogen in 5.1.
6.2.
Op grond van de overwegingen voor de toewijzing in conventie, wordt de vordering onder I in reconventie afgewezen. [eis in conv/verw in reconv] heeft niet betwist dat zij diverse facturen te laat heeft betaald noch heeft zij de hoogte van de door [ged in conv/eis in reconv] gevorderde wettelijke handelsrente betwist. De vordering onder II wordt daarom toegewezen. De vordering onder III wordt afgewezen. Uit het convenant blijkt dat partijen hebben afgesproken dat vanaf 2023 maandelijks bij vooruitbetaling betaald moet worden, dit is niet door [eis in conv/verw in reconv] betwist. Het gaat echter te ver om op voorhand [eis in conv/verw in reconv] te verplichten in de toekomst te allen tijde de huur steeds bij vooruitbetaling te voldoen. Dit zou [eis in conv/verw in reconv] op voorhand haar wettelijke mogelijkheden om de huur in afwijking van het contract niet of later te betalen beperken. Bovendien is in het convenant niet bepaald hoe de betalingen administratief plaatsvinden. Bijvoorbeeld of [ged in conv/eis in reconv] gehouden is om eerst een factuur te sturen en wat de consequentie is als dat niet gebeurt. [ged in conv/eis in reconv] heeft ten slotte niet gesteld wat haar spoedeisend belang is bij de vordering. De vordering in reconventie onder III wordt daarom afgewezen.
6.3.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] tot nakoming van de huurovereenkomst (artikel 3.5 en 3.6 van het convenant, productie 2 bij dagvaarding),
7.2.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] in de proceskosten, aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] tot op heden begroot op € 1.880,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [ged in conv/eis in reconv] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijfde dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.5.
veroordeelt [eis in conv/verw in reconv] binnen 7 dagen na dit vonnis aan [ged in conv/eis in reconv] een bedrag te betalen van € 969,33,
7.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023.
LS/KH