ECLI:NL:RBGEL:2023:2084

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
05.141111.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met levensgevaar tot jeugddetentie en werkstraf

Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 januari 2022 brand heeft gesticht aan de achterzijde van een woning van zorginstelling RIBW. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige bewoners. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting bevestigden. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die stelden dat er sprake was van vormverzuimen bij het afnemen van DNA en het verkrijgen van telecomgegevens. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering voldoende was om de verdachte te veroordelen. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 240 dagen, waarvan 222 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 160 uren. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis en een posttraumatische stressstoornis. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een locatieverbod.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/141111-22
Datum uitspraak : 18 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres en woonplaats] .
Raadsman: mr. E.J.M.J. Damen, advocaat in Arnhem .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2022 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een woning (te weten een woning van zorginstelling RIBW) gelegen aan de [adres 1]
door
- een zogenaamde molotovcocktail te maken en/of aan te steken, althans te pogen aan te steken en/of te pogen om hiermee brand te stichten aan de voorzijde van voornoemde woning en/of
- aan de achterzijde van de woning open vuur (al dan niet in combinatie met een ontbrandbare stof) in aanraking te brengen met een tuinbank, althans een voorwerp, ten gevolge waarvan er brand is ontstaan in/aan de achterzijde van voornoemde woning, en daarvan
- gemeen gevaar voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Verdachte heeft met behulp van een molotovcocktail brand gesticht. Aan de achterzijde van het pand is brand ontstaan, waarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in het pand aanwezige personen en gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De raadsman heeft daartoe allereerst aangevoerd dat sprake is van een tweetal vormverzuimen. Van verdachte had niet (heimelijk) DNA afgenomen mogen worden, nu daarvoor geen ernstige bezwaren en tevens geen zwaarwegende redenen bestonden. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, waardoor de privacy van verdachte is geschonden. Daarmee is sprake van een schending van de artikelen 6 en 8 EVRM. De resultaten van het DNA-onderzoek moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs. Daarnaast is aangevoerd dat de telecomgegevens zijn gevorderd zonder dat daaraan voorafgaand een rechterlijke toets heeft plaatsgevonden. Ook zijn de BOB-stukken niet in het dossier gevoegd. Daarmee is het EU-Handvest geschonden. Omdat onder andere de telecomgegevens ten grondslag lagen aan het onrechtmatig heimelijk afnemen van DNA, zijn tevens de artikelen 6 en 8 EVRM geschonden. De resultaten van het telecomonderzoek moeten daarom eveneens worden uitgesloten van het bewijs.
De raadsman heeft daarnaast bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van brandstichting, en omdat verdachte niet degene is geweest die het feit heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [medewerker RIBW] heeft namens het RIBW gevestigd aan de [adres 1] te [plaats] verklaard dat op 30 januari 2022 omstreeks 3.00 uur brand is gesticht aan de achterzijde van de woningen aan de [adres 1] . [2] Ter plaatse zagen verbalisanten dat de volledige achterzijde van het pand in brand stond. [3]
De brand heeft gewoed aan de achterzijde van het pand ter hoogte van het raam van de woonkamer. Het houten kozijn van de ruit en de raamdorpel onder het kozijn waren door de brand aangetast. De ruit was gebroken en het doek van het zonnescherm was deels verbrand. Op de gevel boven het raam en op de buitenzijde van de ramen van de slaapkamers op de eerste en tweede verdieping zat roetafzetting. In de woonkamer, boven het raam, was een kunststof ventilatierooster deels gesmolten. Boven het ventilatierooster en op het plafond van de woonkamer zat roetafzetting. Op het terras onder het raam van de woonkamer lag een concentratie brandresten. Daar had een kunststof tuinbank gestaan, die door de brand was verwoest. [4] Er werden geen aanwijzingen gevonden voor een mogelijk technische oorzaak van de brand. De oorzaak van de brand is vermoedelijk gelegen in het al dan niet opzettelijk inbrengen van vuur. [5]
Aan de voorkant van het pand werd een strook blauw-wit gestreept textiel aangetroffen. Op de stoel tegen de voorgevel lagen glasscherven, waaronder een flessenhals van een fles Smirnoff Vodka, en op de bestrating bij de voordeur lagen glasscherven van een fles Bacardi Rum. Onder de vindplaats van de glasscherven van de fles Bacardi Rum werd in de bodem een indicatie verkregen voor de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen. [6] In het genomen monster van de bodem onder de glasscherven van de fles Bacardi Rum zijn vluchtige stoffen aangetroffen die afkomstig zijn van een alcoholhoudend product, waarvan de combinatie het meest overeenkomt met brandspiritus. [7] Op de parkeerplaats lag een rode flessendop met het opschrift ‘Smirnoff’. [8]
Tijdens de brand, die in de nacht plaatsvond, lagen de bewoners op de twee verdiepingen boven de plaats van het ontstaan van de brand te slapen. Omdat in de woning boven het woonkamerraam beroeting zichtbaar was, kan worden aangenomen dat bij de brand schadelijke rook de woning is binnengedrongen. Nadat het brandalarm geactiveerd was, werd door bewoners vanuit de slaapkamers gezien dat er gloeiende asdeeltjes en rook langs de slaapkamerramen opstegen. [9] De brand had vanuit het zonnescherm makkelijk de woning in kunnen slaan, zowel via de gesprongen ruit op de begane grond als de ramen boven het zonnescherm. De bewoners hebben geluk gehad dat het bij het zonnescherm is gebleven. Als het raam boven open had gestaan, hadden zij wellicht minder geluk gehad. [10]
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is de vraag of sprake is geweest van brandstichting. De rechtbank duidt de bevindingen aan de voorzijde van het pand, te weten de aanwezigheid van een stuk textiel, kapotte flessen en vluchtige stoffen van een alcoholhoudend product die het meest overeenkomen met brandspiritus onder de glasscherven van een van deze flessen, als de aanwezigheid van een molotovcocktail. Met behulp van een molotovcocktail kan brand worden gesticht. Gelet op deze bevindingen en omdat er geen aanwijzingen zijn die duiden op een technische oorzaak van de brand aan de achterzijde van het pand, is de rechtbank van oordeel dat de brand aan de achterzijde van het pand is ontstaan door brandstichting.
Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat op 30 januari 2022 aan de [adres 1] te [plaats] opzettelijk brand is gesticht door aan de achterzijde van het pand open vuur in aanraking te brengen met een voorwerp, ten gevolge waarvan brand is ontstaan aan de achterzijde van het pand. Omdat de brand dan wel schadelijke rook het pand in had kunnen slaan terwijl de bewoners lagen te slapen, is de rechtbank van oordeel dat met deze brand levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning en de in aangrenzende woningen aanwezige personen te duchten was. Eveneens was gemeen gevaar voor de in de woning en de in aangrenzende woningen aanwezige goederen te duchten.
De vraag is vervolgens of verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht. Verdachte heeft ontkend het feit gepleegd te hebben. Verdachte heeft verklaard dat hij van 29 januari 2022 omstreeks 14.00 uur tot 30 januari 2022 omstreeks 6.00 uur samen met [persoon] bij een feestje aan de [adres 2] in [plaats] was.
Rechtmatigheid telecomgegevens
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim ten aanzien van de telecomgegevens, omdat deze zijn gevorderd zonder dat daaraan voorafgaand een rechterlijke toets heeft plaatsgevonden. Ook zijn de BOB-stukken niet in het dossier gevoegd. Daarmee is volgens de verdediging het EU-Handvest geschonden. Omdat onder andere de telecomgegevens ten grondslag liggen aan het onrechtmatig heimelijk afnemen van DNA, zijn tevens de artikelen 6 en 8 EVRM geschonden. Vanwege dit vormverzuim moeten de resultaten van het telecomonderzoek worden uitgesloten van het bewijs, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt het volgende. De vorderingen tot machtiging van de officier van justitie tot verstrekking van historische verkeersgegevens alsmede de beslissingen van de rechter-commissaris op die vorderingen bevonden zich voorafgaand aan de terechtzitting niet in het dossier. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat deze vorderingen en beslissingen er wel degelijk zijn en heeft deze stukken ter terechtzitting op haar computerscherm aan de rechtbank en de verdediging getoond. Naar het oordeel van de rechtbank is hieruit gebleken dat de telecomgegevens rechtmatig gevorderd zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim. Het verweer wordt aldus verworpen.
Rechtmatigheid afname DNA-materiaal
Door de verdediging is daarnaast aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim ten aanzien van het (heimelijk) afnemen van DNA-materiaal van verdachte, nu daarvoor geen ernstige bezwaren en tevens geen zwaarwegende redenen bestonden. Volgens de verdediging is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, waardoor de privacy van verdachte is geschonden. Daarmee is sprake van een schending van de artikelen 6 en 8 EVRM. Vanwege dit vormverzuim moeten de resultaten van het DNA-onderzoek worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt het volgende. Van verdachte is tijdens een verhoor in een andere strafzaak op het politiebureau heimelijk DNA afgenomen, waarvoor de officier van justitie mondeling toestemming gegeven heeft. Daaraan is het volgende ten grondslag gelegd:
De naam van verdachte is door getuige [getuige 1] genoemd. Volgens getuige zou verdachte degene kunnen zijn geweest die de brand heeft gesticht, omdat verdachte volgens getuige een motief zou hebben. Naar aanleiding van eerdere misdragingen is verdachte eerder uit de woning van het RIBW gezet. Naar aanleiding hiervan heeft verdachte volgens getuige gedreigd de RIBW-woning in brand te steken met een molotovcocktail;
Er is daadwerkelijk brand gesticht met een molotovcocktail op 30 januari 2022 omstreeks 3.00 uur;
Blijkens historische verkeersgegevens is de telefoon van verdachte op genoemde datum en tijd op de plaats delict geweest. Voor en na de brand heeft de telefoon van verdachte de mast in zijn woonomgeving aangestraald. [11]
Daarbij is verder vermeld dat is gebleken dat op de dop van een molotovcocktail op de plaats delict DNA van een onbekende man A is aangetroffen en dat niet duidelijk is of wellicht sprake is van meerdere verdachten, zodat het uit tactische overwegingen van belang is om heimelijk DNA van verdachte af te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande informatie sprake was van ernstige bezwaren en er tevens zwaarwegende redenen bestonden om van verdachte heimelijk DNA-materiaal af te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim. Het verweer wordt verworpen.
Bewijs
Op de rode flessendop met het opschrift ‘Smirnoff’ is DNA van één onbekende man A aangetroffen. Op het stuk textiel is DNA van minimaal drie personen aangetroffen, waarvan een relatief grote hoeveelheid DNA van onbekende man A en één onbekende man, en een relatief kleine hoeveelheid DNA van minimaal 1 onbekende persoon. [12] De DNA-profielen van het DNA in de heimelijk (rechtbank: bij verdachte) afgenomen bemonsteringen komen overeen met het DNA-profiel van het DNA in de bemonstering van de rode flessendop. Dit betekent dat het DNA in de bemonstering van de rode flessendop van dezelfde persoon als de persoon waarvan het DNA is afgenomen afkomstig kan zijn. Dit betekent ook dat een deel van de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering van het stuk textiel eveneens afkomstig kan zijn van dezelfde persoon. Wanneer het DNA-profiel van een persoon overeenkomt met verkregen DNA-profiel, is de bewijskracht daarvan meer dan 1 miljard. [13] De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat het DNA op de rode flessendop het DNA van verdachte betreft en dat het DNA van verdachte ook op het stuk textiel is aangetroffen.
Op de kamer van verdachte is achter het bed een blauw-wit gestreept shirt aangetroffen. Ook is op dezelfde plek een fles spiritus aangetroffen. [14]
Een deel van de rechtermouw van het op de kamer van verdachte aangetroffen blauw-wit gestreept shirt (door het NFI trui genoemd) ontbrak. Van dit shirt en het op de plaats delict aangetroffen stuk blauw-wit gestreept textiel is onderzocht of zij samen één geheel hebben gevormd. Geconcludeerd is dat het zeer veel waarschijnlijker is wanneer het stuk textiel afkomstig is uit het shirt dan wanneer het stuk textiel afkomstig is uit een willekeurig ander blauw-wit gestreept kledingstuk. [15]
Van het telefoonnummer van verdachte, welk telefoonnummer door getuige [getuige 1] aan verbalisant is gemaild [16] , zijn de mastgegevens geanalyseerd. Daaruit volgt dat het telefoonnummer van verdachte op 30 januari 2022 om 3.12 uur de mast [adres 3] in [plaats] aanstraalde. Deze mast bevindt zich op circa 800 meter van de [adres 1] . Ook om 3.12 uur werd een gesprek geregistreerd met het telefoonnummer van [persoon] . [17]
Ook is in de telefoon van [persoon] gekeken naar de berichten tussen [persoon] en verdachte. Verdachte heeft op 30 januari 2022 om 1.42 en 1.43 uur het volgende naar [persoon] gestuurd: “ik ga nu ekkes fietsen. Ben zo terug. Hoofd leeg maken, je snapt wel”. Ook heeft verdachte op 5 februari 2022 naar [persoon] een foto van de schade van de brand gestuurd. [18]
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte werd de zoekgeschiedenis op de computer van verdachte bekeken. Op 28 januari 2022 werd via Google gezocht naar ‘how to break a window’. Er werd een internetpagina bezocht met de titel ‘how to break a window quietly, safety tips for shattering glass’. Op 30 januari 2022 werd via Google gezocht naar ‘staat je vinger afdruk in het politie register?’ en ‘wanneer staat je vingerafdruk in het politieregister?’. Op 31 januari 2022 werd via Google gezocht naar ‘brand Presikhaaf’ en werden er internetpagina’s bezocht met de titels ‘woningbrand op de [adres 1] in [plaats] ’, ‘112 meldingen en 112 nieuws in Presikhaaf’ en ‘brand in Presikhaaf’. [19]
Een begeleidster van het RIBW aan de [adres 1] te [plaats] vertelde dat de jongeren die er wonen direct zeiden dat verdachte er iets mee te maken moest hebben, omdat verdachte volgens hen in het verleden en ook sinds hij niet meer bij het RIBW woonde geuit zou hebben dat hij de begeleiding nog wel wat zou aandoen en dat hij brand zou stichten. [20] Getuige [getuige 1] verklaarde dat verdachte wel eens heeft gezegd dat hij het RIBW wilde affikken en er molotovcocktails op wilde gooien. [21] Getuige [getuige 2] , begeleider bij het RIBW, verklaarde dat verdachte omstreeks 29 maart 2022 bij het RIBW voor de deur stond en toen tegen andere bewoners een opmerking maakte als “vanavond weer een barbecuetje om 3.00 uur op [adres 1] ?” en “ik heb vaker gezegd dat ik het heb gedaan maar niemand doet er iets mee”, terwijl het hele gesprek over de brand op [adres 1] ging. [22]
De rechtbank overweegt als volgt. Het aantreffen van het DNA van verdachte op aan de brand te relateren voorwerpen, te weten een dop van een van de flessen en het stuk textiel, op de plaats van de brandstichting is naar het oordeel van de rechtbank een sterke aanwijzing dat verdachte de brandstichting heeft gepleegd. Daarbij komt dat in de bodem onder de glasscherven van een andere op de plaats delict aangetroffen fles vluchtige stoffen van een alcoholhoudend product, waarvan de combinatie van de stoffen het meest overeenkomt met brandspiritus, zijn aangetroffen en achter het bed van verdachte een fles spiritus is aangetroffen. Ook is achter het bed van verdachte een shirt aangetroffen waarvan een deel van een mouw ontbrak en neemt de rechtbank op basis van het NFI-textielonderzoek aan dat het stuk textiel, aangetroffen op de plaats delict, van dat shirt afkomstig is. Ook straalde de telefoon van verdachte op het tijdstip van de brand aan in de buurt van de plaats delict. Uit het feit dat verdachte op hetzelfde tijdstip met [persoon] heeft gebeld en uit het berichtverkeer met [persoon] die nacht, leidt de rechtbank af dat verdachte niet de gehele nacht met [persoon] op het feestje is geweest, zoals hij heeft verklaard. Tot slot duiden de zoekgeschiedenis op de computer van verdachte voor en na de brand, de foto van de brand die verdachte enkele dagen na de brand naar [persoon] heeft gestuurd en de uitlatingen die verdachte zowel voor als na de brand heeft gedaan tegenover bewoners en begeleiders van het RIBW aan de [adres 1] , waar verdachte in het verleden heeft gewoond, in onderling verband op daderschap. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig bewezen is dat verdachte degene is geweest die het feit heeft gepleegd. De rechtbank is daarvan ook overtuigd.
Aldus acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 30 januari 2022 aan de [adres 1] te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht door aan de achterzijde van de woning open vuur in aanraking te brengen met een voorwerp, ten gevolge waarvan brand is ontstaan aan de achterzijde van de woning en daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning en de in aangrenzende woningen aanwezige personen te duchten was. Eveneens was gemeen gevaar voor de in de woning en de in aangrenzende woningen aanwezige goederen te duchten.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 januari 2022 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht
in/aan een woning (te weten een woning van zorginstelling RIBW) gelegen aan de [adres 1]
door
- een zogenaamde molotovcocktail te maken en/of aan te steken, althans te pogen aan te steken en/of te pogen om hiermee brand te stichten aan de voorzijde van voornoemde woning en/of- aan de achterzijde van de woning open vuur
(al dan niet in combinatie met een ontbrandbare stof)in aanraking te brengen met
een tuinbank, althanseen voorwerp, ten gevolge waarvan er brand is ontstaan
in/aan de achterzijde van voornoemde woning, en daarvan
- gemeen gevaar voor de in die woning en
/ofde in aangrenzende woningen aanwezige goederen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/of- levensgevaar voor de in die woning en
/ofde in aangrenzende woningen aanwezige personen
, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderenen
/of- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning en
/ofde in aangrenzende woningen aanwezige personen
, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht toegepast moet worden. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 222 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest (18 dagen), en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door de jeugdreclassering zijn geformuleerd, plus een locatieverbod en een contactverbod met de bewoners van het RIBW aan de [adres 1] te [plaats] . De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat aan verdachte, in geval van een bewezenverklaring, een jeugddetentie conform het voorarrest wordt opgelegd, in combinatie met een taakstraf. Aan verdachte kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. De raadsman heeft verder bepleit dat aan verdachte geen contact- en locatieverbod wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in nachtelijke uren opzettelijk brand gesticht aan het pand van het RIBW waar verdachte eerder heeft gewoond. Daarmee heeft verdachte schade toegebracht aan het pand, maar erger is nog dat verdachte de slapende bewoners ernstig in gevaar heeft gebracht. Er mag van geluk gesproken worden dat de brand tijdig is ontdekt en de bewoners zodoende tijdig geëvacueerd konden worden. Als dat niet het geval zou zijn geweest, had het met hen slechter af kunnen lopen. Het is voorstelbaar dat de brand bij de bewoners gevoelens van angst en onveiligheid teweeg heeft gebracht. Verdachte heeft zich niet bekommerd om deze gevolgen. De rechtbank vindt de brandstichting daarom een ernstig feit.
Verdachte heeft een blanco justitiële documentatie.
Uit het Pro Justitiarapport van 3 oktober 2022, opgesteld door A. Soetendaal, GZ-psycholoog, volgt dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een posttraumatische stressstoornis. De deskundige heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarnaast heeft de deskundige geadviseerd de al bestaande behandeling en begeleiding van verdachte te continueren in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en jeugdreclasseringstoezicht.
Ook de reclassering heeft in haar rapport van 22 maart 2023 beschreven dat het schorsingstoezicht bij de jeugdreclassering goed verloopt. De reclassering heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen en aan verdachte jeugdreclasseringstoezicht op te leggen, inhoudende een verplichting tot het meewerken aan een behandeling bij het JeugdFact en beschermd wonen bij Di-Rumah. Door reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] is ter terechtzitting aangegeven dat daarnaast een locatieverbod aan verdachte kan worden opgelegd.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of toepassing kan worden gegeven aan het minderjarigenstrafrecht. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het minderjarigenstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank neemt de adviezen van de psycholoog en de reclassering over en zal daarom het minderjarigenstrafrecht toepassen.
Rekening houdend met zowel de ernst van het feit als de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de rechtbank de eis van de officier van justitie, uitgezonderd het contactverbod, passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 222 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, en met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de jeugdreclassering, een ambulante behandeling bij het JeugdFact, begeleid wonen bij Di-Rumah en een locatieverbod. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten 222 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich zal blijven melden bij de Jeugdreclassering van Jeugdbescherming Gelderland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de Jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich (verder) ambulant zal laten behandelen bij het JeugdFact Iriszorg of Kairos of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de Jeugdreclassering, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader worden gegeven, voor zover en zolang de Jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- verdachte zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Di-Rumah of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de Jeugdreclassering heeft opgesteld, voor zover en zolang de Jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich niet zal bevinden binnen een straal van 200 meter van de straat [adres 1] te [plaats] , voor zover en zolang de Jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland, afdeling Jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf van 160 uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON4R022017, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 25.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 76.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 77.
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 75.
7.Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, p. 107.
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 75.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 77.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , p. 69.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114.
12.NFI-rapport DNA-onderzoek, p. 111.
13.NFI-rapport DNA-onderzoek, p. 120.
14.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 123.
15.Aanvullend NFI-rapport textielonderzoek.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 59.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62-63.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 140-142.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 135-136.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
21.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 48.
22.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 71, en proces-verbaal van bevindingen, p. 72.