ECLI:NL:RBGEL:2023:2071

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
05.327178.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 70-jarige vrouw uit Nijmegen, die betrokken was bij een verkeersongeval op 21 augustus 2021. De vrouw, als bestuurster van een auto, heeft een voetgangster aangereden op een zebrapad, waardoor het slachtoffer een dag later aan haar verwondingen overleed. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een misdrijf, maar van een overtreding, aangezien de vrouw in een enkel moment van onoplettendheid handelde. De rechtbank legde een geldboete op van € 1000,-. De zaak werd behandeld in meervoudige kamer en vond plaats in Zutphen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende had gelet op het verkeer en de verkeerssituatie, maar dat de gedragingen niet zodanig ernstig waren dat er sprake was van schuld in de zin van de Wegenverkeerswet. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak, wat leidde tot een lagere straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.327178.21
Datum uitspraak : 13 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] (Filipijnen), wonende aan [Adres] .
Raadsman: mr. R.J. Verweij, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 maart 2023 en 30 maart 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de St. Jacobslaan, gaande in de richting van de St. Annastraat, daarmede rijdende over de weg de Slotemaker de Bruïneweg, en
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl verdachte een voetgangersoversteekplaats (zebra) op de door haar bereden weg naderde, welke werd aangegeven middels twee borden L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, welke borden zich, gezien verdachtes rijrichting, aan de rechter zijde van die weg en/of boven de voetgangersoversteekplaats bevonden en/of
- terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of
- terwijl op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer al meerdere (althans één) voertuig(en) stilstonden voor die voetgangersoversteekplaats,
- niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter haar gelegen gedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, een voetgangster, die zich op die voetgangersoversteekplaats bevond en/of welke voetgangster doende was om die weg (vanuit verdachtes oogpunt) van rechts naar links gaande, over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of
- zonder te remmen en/of snelheid te minderen die voetgangersoversteekplaats is op- en/of overgereden en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die voetgangster, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [Slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de St. Jacobslaan, gaande in de richting van de St. Annastraat, daarmede heeft gereden over de weg de Slotemaker de Bruïneweg en
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, een voetgangster, die zich op een voetgangersoversteekplaats bevond en/of welke voetgangster doende was om die weg (vanuit verdachtes oogpunt) van rechts naar links gaande, over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of
- zonder te remmen en/of snelheid te minderen die voetgangersoversteekplaats is op- en/of overgereden en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die voetgangster,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Nijmegen als bestuurder
van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Slotemaker de Bruïneweg, een voetgangster, die op een voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan
personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanrijding, p. 7 en 8;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2023 en 30 maart 2023.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat uit het de verkeersongevallenanalyse blijkt dat verdachte vrij zicht heeft gehad. Het betrof een rechte weg, er stonden geen auto’s geparkeerd en de weersomstandigheden waren goed. Daarbij heeft verdachte verklaard dat zij goed zicht had. Toen verdachte het zebrapad naderde had zij dus de borden (die aangeven dat er een voetgangersoversteekplaats is) en het slachtoffer kunnen zien als zij had opgelet. Zij heeft pas geremd nadat zij het slachtoffer had aangereden. Er is dan geen sprake meer van een kort moment van onoplettendheid en dus is verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. De verdediging refereert zich met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde feit naar het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft op 21 augustus 2021 op de Slotemaker de Bruïneweg in Nijmegen met haar auto mevrouw [Slachtoffer] op het zebrapad aangereden. Verdachte had het slachtoffer geen voorrang verleend, waardoor zij haar met de linker voorzijde van de auto heeft geraakt. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte de maximaal toegestane snelheid heeft overschreden. Verdachte heeft verklaard het slachtoffer niet te hebben gezien. Pas toen zij haar aanreed wist ze dat er iemand op het zebrapad liep. Het slachtoffer [Slachtoffer] is een dag later aan haar verwondingen overleden.
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan haar schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld in de zin van genoemd wetsartikel hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op te leveren.
De rechtbank acht het onder primair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak sprake is van één op zichzelf staande verkeersfout. Verdachte heeft het slachtoffer op het zebrapad over het hoofd gezien in een enkel moment van onoplettendheid, waardoor zij het slachtoffer geen voorrang heeft verleend. Een dergelijke verkeersfout is niet zodanig ernstig van aard dat reeds daaruit geconcludeerd kan worden dat er sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW. Van bijkomende verkeersfouten of andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan verdachte een schuldverwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken.
Wel kan worden bewezen dat verdachte zich dusdanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt, met als gevolg dat zij het slachtoffer heeft aangereden op de voetgangersoversteekplaats. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks21 augustus 2021 te Nijmegen
in de gemeente Nijmegen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de St. Jacobslaan, gaande in de richting van de St. Annastraat, daarmede heeft gereden over de weg de Slotemaker de Bruïneweg en
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, een voetgangster, die zich op een voetgangersoversteekplaats bevond en
/ofwelke voetgangster doende was om die weg (vanuit verdachtes oogpunt) van rechts naar links gaande, over te steken, niet voor heeft laten gaan en
/of
- zonder te remmen en
/ofsnelheid te minderen die voetgangersoversteekplaats is op- en
/ofovergereden en
/of
- is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen metdie voetgangster,
en door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren waarvan 120 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich afvraagt of een taakstraf passend is, omdat verdachte 70 jaar oud is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op 21 augustus 2021 op de Slotemaker de Bruïneweg in Nijmegen met haar auto mevrouw [Slachtoffer] op het zebrapad aangereden, waarna [Slachtoffer] een dag later is overleden. Aan de nabestaanden van mevrouw [Slachtoffer] is onherstelbaar leed berokkend. Dit is ook gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van één van de nabestaanden. De rechtbank acht het positief dat verdachte en de zoon van het slachtoffer bereid zijn geweest elkaar tijdens een mediationtraject te ontmoeten (met een positieve afloop).
De rechtbank zal aan verdachte een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het primair tenlastegelegde. De rechtbank zoekt aansluiting bij straffen die normaliter voor dit soort feiten worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete van € 1.000,00 passend en geboden. De rechtbank acht de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid niet van toegevoegde waarde, omdat verdachte haar auto meteen na het ongeval heeft verkocht en niet meer rijdt.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 1000,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. T.C. Henniphof en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2023.
mr. M.G.E. ter Hart is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021544890, gesloten op 21 november 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.