ECLI:NL:RBGEL:2023:2046

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
403915 HA ZA 22-214
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op belastingadviseur in verband met naheffing en kosten door onjuist advies bij verkoop van percelen

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit [eiser BV] en [eiser 2 en 3], schadevergoeding van hun belastingadviseur, Flynth Adviseurs en Accountants B.V., wegens vermeende onjuist advies bij de verkoop van percelen. Eisers stellen dat door gebrekkige advisering van Flynth, de belastingdienst hen een naheffing, boete en belastingrente heeft opgelegd. De rechtbank Gelderland heeft op 12 april 2023 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij de eisers hun vorderingen hebben onderbouwd met argumenten dat Flynth hen niet adequaat heeft geadviseerd over de fiscale gevolgen van de verkooptransactie.

De procedure omvatte een tussenvonnis van 12 oktober 2022 en een mondelinge behandeling op 30 januari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat Flynth in opdracht van eisers advieswerkzaamheden heeft verricht en dat de overeenkomst tussen partijen kan worden gekarakteriseerd als een overeenkomst van opdracht. De rechtbank heeft de verwijten van eisers aan Flynth beoordeeld en geconcludeerd dat Flynth niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat Flynth hen had moeten adviseren om de transactie vooraf te laten toetsen door de belastingdienst, en dat de door eisers voorgestelde alternatieve constructie niet zou hebben geleid tot een andere uitkomst bij de belastingdienst.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van eisers afgewezen en hen hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 10.437,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan door mr. W. van der Boon en mr. M.L. Braaksma, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht,
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/403915 / HA ZA 22-214
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van

1.[eiser BV] ,

te [vestigingsplaats ] ,
hierna te noemen: ‘
[eiser BV]’,
2.
[eiser 2]en
[eiser 3],
te Renesse,
hierna samen te noemen: ‘
[eiser 2 en 3]’,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: ‘
eisers’,
advocaat: mr. C.H.J.M. Abeln te Amsterdam,
tegen
FLYNTH ADVISEURS EN ACCOUNTANTS B.V.,
te [vestigingsplaats ] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ‘
Flynth’,
advocaat: mr. J.P. Kleijwegt te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 oktober 2022 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 januari 2023;
- de akte van eisers van 8 februari 2023;
- de akte van Flynth van 22 februari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Kern van het geschil

2.1.
Eisers zijn van mening dat Flynth hen onjuist heeft geadviseerd bij de verkoop van percelen. Door de volgens eisers gebrekkige advisering en begeleiding van Flynth heeft de belastingdienst een naheffing, boete en belastingrente opgelegd aan eisers. Eisers hebben uiteindelijk een schikking getroffen met de belastingdienst. Eisers vinden dat Flynth hen een schadevergoeding moet betalen ter hoogte van het bedrag van deze schikking en dat Flynth hen ook moet compenseren voor de kosten die zij hebben moeten maken voor het inschakelen van adviseurs (waaronder Flynth zelf).

3.De feiten

3.1.
Flynth is belastingadviseur geweest van [eiser BV] en van [eiser 2 en 3] .
3.2.
De heer [eiser 2 en 3] is aandeelhouder en bestuurder van [eiser BV]
3.3.
[eiser BV] was eigenaar van drie percelen in [plaats] :
  • [perceel 1] (1.910 m2);
  • [perceel 2] (1.911 m2);
  • [perceel 3] (17.845 m2).
3.4.
Op 23 mei 2006 hebben [eiser 2 en 3] [perceel 1] en [perceel 2] gekocht van [eiser BV] voor € 210.155,00.
3.5.
Tot 2006 hadden zowel [perceel 1] als [perceel 2] een agrarische bestemming. Nadien is voor een gedeelte van [perceel 2] een bouwvergunning verleend ten behoeve van de bouw van een agrarische bedrijfswoning.
3.6.
Eind 2015 zijn eisers benaderd door [betrokkene] (hierna: ‘
[betrokkene]’) met de vraag of eisers de percelen wilde verkopen. Behoudens een klein gedeelte van [perceel 3] , zijn de percelen in 2016 verkocht aan [betrokkene] (hierna: de ‘
transactie’).
3.7.
Uit de koopakte van 15 april 2016 blijkt dat [betrokkene] € 1.299.960,00 heeft betaald voor in totaal 21.571 m2 grond. De koopprijs kwam daardoor gemiddeld uit op ongeveer € 60,00 per m2, maar [betrokkene] betaalde voor de percelen een gedifferentieerde prijs per m2 :
  • € 191.000,00 voor de volledige 1.910 m2 van [perceel 1] (€ 100,00 per m2);
  • € 291.100,00 voor de volledige 1.911 m2 van [perceel 2] (€ 152,33 per m2);
  • € 817.860,00 voor 17.750 m2 van de 17.845 m2 van [perceel 3] (€ 46,08 m2).
3.8.
Onder het kopje ‘Koopprijs’ is in artikel 2a van de koopakte opgenomen dat bovenop de in het vorige randnummer genoemde prijzen, € 40,00 per m2 aan [eiser BV] zou worden betaald als en zodra de bestemming van (een deel van) de percelen onherroepelijk zou zijn gewijzigd in woondoeleinden of bijbehorende bestemmingen.
3.9.
Op advies van Flynth zijn de percelen getaxeerd door [taxateur] (hierna: ‘
[taxateur]’) van [makelaarskantoor] te [vestigingsplaats ]. [taxateur] heeft aan de percelen per 1 mei 2016 de volgende waardes toegekend:
  • [perceel 1] : € 191.000,00 (1.910 m2 voor € 100,00 per m2);
  • [perceel 2]: € 291.100,00 (1.911 m2 voor gemiddeld € 152,33 per m2);
  • [perceel 3]: € 988.250,00 (17.750 m2 voor gemiddeld € 55,68 per m2).
3.10.
Op 13 mei 2016 heeft [eiser BV] de eigendom van de percelen (behoudens een klein gedeelte van [perceel 3] ) overgedragen aan [betrokkene] voor de overeengekomen totaalprijs van € 1.299.960,00 (exclusief btw).
3.11.
Direct voorafgaand aan de hiervoor genoemde overdracht op 13 mei 2016 hebben [eiser 2 en 3] [perceel 1] en [perceel 2] verkocht en geleverd aan [eiser BV] voor een totaalbedrag van € 482.100,00:
  • € 191.000,00 voor [perceel 1] ;
  • € 291.100,00 voor [perceel 2] .
3.12.
De belastingdienst heeft de aanslagen over 2016 van zowel [eiser 2 en 3] als [eiser BV] aangepast, omdat de belastingdienst van mening was dat percelen [perceel 1] en [perceel 2] een andere marktwaarde hadden dan waarvoor ze waren verkocht. Voor [eiser 2 en 3] had dit tot gevolg dat het verschil tussen de door de belastingdienst berekende waarde van de percelen en de prijs die zij daarvoor hadden ontvangen van [eiser BV] , werd aangemerkt als een uitdeling van de vennootschap aan [eiser 2 en 3] , waarover inkomstenbelasting moest worden afgedragen. Voor [eiser BV] had dit tot gevolg dat de boekwinst op de aan [betrokkene] verkochte percelen op een hoger bedrag werd vastgesteld, waardoor [eiser BV] meer vennootschapsbelasting moest afdragen. Naast hogere belastingheffingen, legde de belastingdienst ook een boete op en moest belasting- en invorderingsrente worden betaald.
3.13.
Eisers hebben op 20 oktober 2020 met de belastingdienst een compromis gesloten (hierna: het ‘
belastingcompromis’). Op basis van het belastingcompromis heeft de belastingdienst voor percelen [perceel 1] en [perceel 2] de marktwaarde ten tijde van de transactie vastgesteld op € 85,00 per m2. Onderdeel van het belastingcompromis was verder onder meer dat de boete werd gematigd.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Flynth veroordeelt tot betaling van:
1. een vergoeding voor belastingschade (inclusief belasting- en invorderingsrente en te vermeerderen met wettelijke handelsrente) van:
a. € 11.239,00 aan [eiser 2 en 3] ;
b. € 24.034,00 aan [eiser BV] ;
2. een vergoeding aan [eiser BV] van:
a. € 66.503,39 voor kosten die in rekening zijn gebracht door adviseurs die zijn ingeschakeld voor het bereiken van het belastingcompromis, te vermeerderen met btw en wettelijke handelsrente;
b. € 1.847,78 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
3. Een vergoeding voor de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente over zowel de proceskosten als de nakosten.
4.2.
Flynth voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In welk opzicht is Flynth volgens eisers tekortgeschoten?
5.1.
Door Flynth is niet weersproken dat zij in opdracht van eisers vele jaren advieswerkzaamheden heeft verricht. De rechtbank merkt de tussen partijen bestaande overeenkomst aan als overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (‘
BW’).
5.2.
Eisers voeren ter onderbouwing van hun vorderingen aan dat Flynth bij de begeleiding van de transactie tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst van opdracht (hierna: de ‘
overeenkomst’). Uit de stellingen van eisers heeft de rechtbank een drietal onderdelen kunnen abstraheren, waarvan eisers aanvoeren dat Flynth hen daarover niet of niet deugdelijk heeft geadviseerd. Doordat Flynth dat niet heeft gedaan, heeft Flynth volgens eisers niet geadviseerd op een manier die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend belastingadviseur mag worden verwacht.
5.3.
De drie onderdelen waarop Flynth volgens eisers anders had kunnen en moeten handelen, zijn de volgende:
  • Flynth had moeten adviseren om de transactie vooraf te laten toetsen door de belastingdienst;
  • Flynth had moeten inzien dat de belastingdienst niet zou accepteren dat de prijs per m2 van (met name) [perceel 2] veel hoger lag dan de gemiddelde prijs van € 100,00 die [betrokkene] betaalde voor de percelen;
  • Flynth had moeten adviseren om de transactie zodanig aan te passen dat de belastingdienst de belastingaanslagen over 2016 niet zou hebben aangepast.
Toetsing vooraf door de belastingdienst
5.4.
Eisers voeren aan dat Flynth had moeten adviseren om de transactie voor te leggen aan de belastingdienst, zodat zij vooraf zekerheid hadden kunnen krijgen over welke prijs per m2 door de belastingdienst als marktconform zou worden aangemerkt. Als dat was gebeurd had volgens eisers de hele discussie met de belastingdienst kunnen worden voorkomen en was het niet noodzakelijk geweest om het belastingcompromis te sluiten.
5.5.
Flynth heeft aangevoerd dat een transactie zoals de onderhavige in 2016 echter helemaal niet vooraf kon worden getoetst door de belastingdienst. Ter onderbouwing daarvan heeft Flynth een aanvraagformulier overgelegd van de belastingdienst, waaruit blijkt dat een minnelijke waardering en/of gezamenlijke taxatie toentertijd niet kon worden aangevraagd als sprake was van de verkoop van een onroerende zaak aan derden. Het voorgaande is ter zitting door Flynth herhaald en is door eisers niet betwist, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de belastingdienst de onderhavige transactie niet vooraf had getoetst op een marktconforme prijs per m2. Omdat een dergelijke aanvraag niet in behandeling zou zijn genomen, is de rechtbank van oordeel dat het Flynth niet kan worden aangerekend dat zij eisers niet voorafgaand aan de transactie heeft geadviseerd om in overleg te treden met de belastingdienst.
Prijs per m2
5.6.
Het tweede verwijt van eisers is dat Flynth had moeten inzien dat de belastingdienst niet zou accepteren dat gedifferentieerde prijzen per m2 zou worden gehanteerd (zie randnummer 3.7), temeer nu die gedifferentieerder prijzen afweken van de gemiddelde prijs van € 100,00 per m2 die de belastingdienst aanvankelijk als marktconform aanmerkte en die gemiddeld door [betrokkene] werd betaald. [1]
5.7.
Flynth heeft in deze procedure betoogd dat dit discussiepunt eigenlijk de kern is geweest van het geschil tussen eisers en de belastingdienst. De belastingdienst heeft immers het standpunt ingenomen dat alle percelen per m2 een waarde van € 100,00 hadden moeten hebben, terwijl partijen in het kader van de transactie andere prijzen hebben afgesproken en met name [perceel 2] een veel hogere prijs had. Flynth heeft aangevoerd dat zij de mogelijke discussie met de belastingdienst wel heeft voorzien en juist daarom heeft geadviseerd dat de percelen door [taxateur] werden getaxeerd, maar dat kan wat de rechtbank betreft in het midden blijven. Eisers hebben namelijk onvoldoende feiten gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Flynth ten tijde van de transactie had moeten weten dat de belastingdienst de overeengekomen prijzen per m2 niet zou accepteren. Eisers hebben hun stelling slechts onderbouwd met een verwijzing naar het belastingcompromis, maar miskennen dat hieruit niet kan worden afgeleid dat de belastingdienst een juiste prijs per m2 heeft aangenomen. Eisers hebben niet uitgelegd of onderbouwd waarom de belastingdienst het bij het rechte eind had toen de aanslagen van [eiser 2 en 3] en [eiser BV] werden aangepast door voor alle percelen uit te gaan van een hogere prijs dan de door [taxateur] getaxeerde waarde. Flynth heeft aangevoerd dat allerminst vaststaat dat de belastingdienst terecht is uitgegaan van een andere prijs en heeft erop gewezen dat zij eisers bij de controle van de koopakte ook heeft geadviseerd om de waarde van de percelen te laten toetsen door een taxateur. Gelet daarop mocht van eisers in het kader van deze procedure meer worden verwacht dan alleen de nauwelijks onderbouwde stelling dat Flynth – ondanks het advies over en de resultaten van de taxatie – had moeten weten dat de belastingdienst de overeengekomen prijzen niet zou accepteren.
Andere constructie
5.8.
Het laatste verwijt dat eisers ten grondslag leggen aan hun vorderingen, is dat Flynth had moeten adviseren de transactie zodanig aan te passen dat de belastingdienst de belastingaanslagen over 2016 niet zou hebben gewijzigd. Uit de stellingen van eisers leidt de rechtbank af dat zij met dat laatste verwijt bedoelen te zeggen dat als percelen [perceel 1] en [perceel 2] door [eiser 2 en 3] rechtstreeks aan [betrokkene] zouden zijn verkocht en niet eerst aan [eiser BV] , de belastingdienst de aanslagen niet had aangepast. Volgens eisers heeft de transactie nu juist extra aandacht van de belastingdienst gekregen doordat sprake was van levering van (landbouw-) grond door een aandeelhouder aan zijn vennootschap en vervolgens van doorlevering aan een derde.
5.9.
De rechtbank kan de voorgaande stellingen van eisers niet anders uitleggen dan dat zij daarmee hebben bedoeld dat als een andere constructie was gekozen en de percelen door [eiser 2 en 3] rechtstreeks aan [betrokkene] waren geleverd, de transactie aan de aandacht van de belastingdienst was ontsnapt, althans dat de belastingdienst dan geen vragen had gesteld over de verkoopprijzen van de percelen. Eisers onderbouwen dit verder niet en Flynth voert in de ogen van de rechtbank terecht aan dat het de belastingdienst niet is te doen om de vorm van een transactie, maar om de inhoud daarvan. Eisers hebben ook niet weersproken dat de belastingdienst bij een andere constructie, waarbij de percelen aan [betrokkene] waren overgedragen in twee aparte transacties, eenvoudig had kunnen constateren dat de transacties gelijktijdig hadden plaatsgevonden, dat het percelen betrof die aan elkaar grensden, dat de percelen onmiddellijk of middellijk (via [eiser BV] ) eigendom waren van [eiser 2 en 3] en er nog steeds verschillen waren tussen enerzijds de prijs per m2 van percelen [perceel 1] en [perceel 2] die eigendom waren van [eiser 2 en 3] en anderzijds de prijs per m2 van [perceel 3] dat eigendom was van [eiser BV] De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat de belastingdienst de aanslagen over 2016 niet had aangepast als de transactie was vormgegeven op de wijze zoals eisers voorstaan. Dat betekent dat Flynth niet kan worden verweten dat zij hierover niet heeft geadviseerd.
Conclusie
5.10.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voor geen van de in randnummer 5.3 genoemde verwijten is komen vast te staan dat Flynth tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst. Omdat zowel de gevorderde belastingschade als de gevorderde schadevergoeding wegens gemaakte kosten voor het bereiken van het belastingcompromis en de buitengerechtelijke kosten uitgaan van de aanname dat Flynth bij het begeleiden van de transactie tekort is geschoten, zullen alle vorderingen van eisers worden afgewezen. Gelet op de voorgaande afwijzingen hebben eisers ook geen belang meer bij de eisvermeerdering die zij hebben ingediend bij akte van 8 februari 2023. De rechtbank zal die eisvermeerdering daarom niet toestaan.
Proceskosten
5.11.
[eiser BV] en [eiser 2 en 3] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Flynth als volgt vastgesteld:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
4.700,00
(2,50 punten × € 1.880,00)
Totaal
10.437,00
5.12.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser BV] en [eiser 2 en 3] af,
6.2.
veroordeelt [eiser BV] en [eiser 2 en 3] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Flynth tot dit vonnis vastgesteld op € 10.437,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en op 12 april 2023 door mr. M.L. Braaksma in het openbaar uitgesproken en ondertekend.

Voetnoten

1.De onvoorwaardelijke koopprijs van € 60,00 per m2 en de voorwaardelijke koopprijs van € 40,00 per m2 bij elkaar opgeteld (zie randnummers 3.7 en 3.8).