ECLI:NL:RBGEL:2023:2008

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
05/119263-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 30 april 2022 in Dieren, waar de verdachte samen met een groep van vier personen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. Het slachtoffer werd meermalen geslagen en geschopt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een gebroken oogkas, gebroken jukbeen en gebroken kaak. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan openlijke geweldpleging, maar sprak hem vrij van de strafverzwarende omstandigheid van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat niet kon worden vastgesteld wie van de verdachten dit letsel had veroorzaakt. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, inclusief materiële schade en smartengeld, en werd de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

De rechtbank hield rekening met de impact van het geweld op het slachtoffer en de gevoelens van onveiligheid die het gedrag van de verdachte in de samenleving teweegbracht. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, zijn verantwoordelijkheid had genomen en spijt had betuigd. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de gevolgen daarvan voor zowel de slachtoffers als de daders.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/119263-22
Datum uitspraak : 12 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan het [Adres] .
Raadsvrouw: mr. Ö. Batur, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 maart 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Dieren openlijk, op of aan de openbare weg, de Kruisstraat, in elk geval op of aan een openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [Slachtoffer] , door voornoemde [Slachtoffer] meermaals op zijn hoofd, benen en/of rug te slaan en/of meermaals tegen zijn benen, althans lichaam te schoppen/trappen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten neusbloeding, mondopeningsbeperking, hermatomen, gebroken jukbeen, gebroken kaak en/of gebroken oogkas, voor voornoemde [Slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Voor de strafverzwarende omstandigheid dat het geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, heeft zij vrijspraak gevorderd, omdat niet kan worden vastgesteld wie van de verdachten dit letsel heeft toegebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid. Daartoe is aangevoerd dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, dan wel dat niet is vast komen te staan dat verdachte dat letsel heeft toegebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat [Slachtoffer] op 30 april 2022 op de parkeerplaats aan de Kruisstraat in Dieren bij zijn auto door een groep van vier personen, waarvan verdachte onderdeel was, werd benaderd en waarbij vervolgens geweld op hem werd toegepast. [2] Dit geweld bestond uit meermalen slaan tegen het hoofd en schoppen tegen het lichaam. [3]
De rechtbank is van oordeel dat dit geweld openlijk geweld betreft.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd, zij het, dat deze bijdrage niet zelf van gewelddadige aard hoeft te zijn.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [Slachtoffer] toen heeft geslagen. [4] Reeds op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte met zijn handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld die dag. Verdachte heeft niet alleen de groep getalsmatig versterkt, maar hij heeft zelf ook geweldshandelingen gepleegd.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Van de strafverzwarende omstandigheid zal verdachte worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat het aan [Slachtoffer] toegebrachte zware lichamelijk letsel door verdachte is toegebracht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks30 april 2022 te Dieren openlijk, op
of aande openbare weg, de Kruisstraat,
in elk geval op of aan een openbare wegin vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [Slachtoffer] , door voornoemde [Slachtoffer] meermaals op zijn hoofd
, benen en/of rugte slaan en
/ofmeermaals tegen zijn
benen, althanslichaam te schoppen
/trappen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten neusbloeding, mondopeningsbeperking, hematomen, gebroken jukbeen, gebroken kaak en/of gebroken oogkas, voor voornoemde [Slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een taakstraf met eventueel nog een forse voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De groep ging verhaal halen bij het slachtoffer naar aanleiding van een vechtpartij de week ervoor op de kermis, waarbij kennelijk een familielid van (de) verdachte(n) is mishandeld. Het slachtoffer is bij zijn auto door hen opgewacht en ingesloten. Daar werd het slachtoffer geconfronteerd met het grove geweld, waarbij er meerdere keren op zijn hoofd is geslagen en tegen zijn lichaam is geschopt. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk een gebroken oogkas, gebroken jukbeen en gebroken kaak. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat dit alles grote impact op het slachtoffer heeft gehad, blijkt wel uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. Gedrag zoals verdachte dat heeft laten zien, brengt bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving, en uit het dossier blijkt dat er omstanders getuige zijn geweest van dit geweld.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Daarbij neemt zij vanwege de aard van het toegebrachte zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf van 6 maanden als uitgangspunt. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte wel aanleiding om deze straf om te zetten in een taakstraf van maximale duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Zo draagt verdachte als huisvader de verantwoordelijkheid voor jonge kinderen. De rechtbank neemt hierbij voorts in aanmerking dat verdachte weliswaar relevante veroordelingen voor soortgelijke feiten op zijn strafblad heeft staan, maar dat dit zeer oude feiten (uit 2007 en daarvoor) zijn. Verdachte heeft ter zitting zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en hij heeft spijt aan het slachtoffer betuigd.
Alles afwegende zal de rechtbank een taakstraf van 240 uren opleggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in aftrek brengen op de taakstraf.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [Slachtoffer] heeft - met bijstand van R. Terrahe als gemachtigde - in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 5.593,- bestaande uit:
  • € 1.488,- aan materiële schade;
  • € 1.500,- aan smartengeld;
  • € 2.605,- aan proceskosten,
waarbij de materiële schade en het smartengeld dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, met uitzondering van de kostenpost huishoudelijke hulp (11). Deze post dient met 50% te worden gematigd. Daarmee komt de officier van justitie uit op een toe te wijzen bedrag van € 4.766,-. Zij heeft gevorderd verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk te veroordelen tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Aan verdachte dient tot slot de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
Voor het restant aan materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard ten aanzien van de posten 11 t/m 15 (huishoudelijke hulp, zelfverzorging, vervangen T-shirt en niet kunnen sporten), vanwege het ontbreken van een onderbouwing. Voor de post 18 (aanschaf camera) ontbreekt het causaal verband, dus dient ook niet-ontvankelijkheid te volgen. Met betrekking tot de gevorderde proceskosten is aangevoerd dat niet duidelijk is voor wie de gemachtigde optreedt. Het door de gemachtigde aangemaakte dossier vermeldt immers niet de naam van verdachte als cliënt, maar die van [Naam BV] , de vennootschap van (inmiddels) verdachte en/of zijn vader.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Reis en parkeerkosten (1 t/m 8)
De benadeelde partij vordert een totaalbedrag van € 49,-. De rechtbank zal dit bedrag als onbetwist toewijzen. De vordering komt de rechtbank gegrond voor.
Vergoeding verblijf ziekenhuis (9)
De benadeelde partij vordert een totaalbedrag van € 62,- (€ 31,- per dag) onder verwijzing naar de forfaitaire bedragen in de Letselschade richtlijn. Uit het dossier volgt dat verdachte twee dagen in het ziekenhuis opgenomen is geweest. De rechtbank zal dit bedrag als onbetwist toewijzen. De vordering komt de rechtbank gegrond voor.
Eigen risico (10)
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 358,- ten behoeve van het eigen risico van de zorgverzekering. Ook hiertegen is geen verweer gevoerd. Deze kosten zal de rechtbank toewijzen, nu deze met overzichten van zorgkosten zijn onderbouwd en deze post de rechtbank gegrond voorkomt.
Huishoudelijke hulp (11) en zelfverzorging (12)
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 444,- ten behoeve van huishoudelijke hulp en een bedrag van € 148,- ten behoeve van zelfverzorging. Het gaat in beide gevallen om forfaitaire bedragen. Naar het oordeel van de rechtbank is, tegen de achtergrond van de betwisting namens verdachte, echter onvoldoende onderbouwd dat deze kosten daadwerkelijk (door de ouders van benadeelde) zijn gemaakt. De benadeelde partij wordt met betrekking tot deze posten niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Vervangen T-shirt (13)
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 50,- voor het vervangen van het T-shirt dat hij droeg ten tijde van het gepleegde feit. De schade aan de kleding acht de rechtbank voldoende onderbouwd. Uit het dossier volgt immers dat de benadeelde ernstige verwondingen in zijn gezicht had en onder het bloed zat. Ook de hoogte van het gevorderde bedrag komt de rechtbank aannemelijk voor. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Abonnement sportschool (14) en voetbal (15)
De benadeelde partij vordert de abonnementskosten voor twee maanden voor de sportschool à € 44,- en voor het voetbal à € 46,-. De rechtbank acht het in de rede liggen dat de benadeelde partij - gelet op de door hem opgelopen letsels - ten gevolge van de openlijke geweldpleging enige tijd geen gebruik heeft kunnen maken van zijn abonnement voor de sportschool en voetbal.
Onder ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden en met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2005 (
NJ2008, 55, Dakar Rally) overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt voor zijn beide sportabonnementen ter verkrijging van een op zichzelf niet op geld waardeerbaar onstoffelijk voordeel - sportbeoefening - en hij dit voordeel heeft moeten missen. In dit geval zal met het oog op het begroten van de door hem geleden schade - die als vermogensschade moet worden aangemerkt - als uitgangspunt hebben te gelden dat de waarde van het gemiste voordeel moet worden gesteld op de voor het verkrijgen daarvan gedane uitgaven die hun doel hebben moeten missen. Aangezien deze schade op de voet van artikel 6:98 van Burgerlijk Wetboek (BW) aan verdachte kan worden toegerekend als gevolg van de openlijke geweldpleging waarvoor hij (mede) aansprakelijk is, zal verdachte deze schade in haar geheel moeten vergoeden, tenzij dit, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, onredelijk zou zijn. Van dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Deze schadeposten zullen dan ook worden toegewezen.
Aanschaf camera (18)
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 260,- voor de aanschaf van een camera. De rechtbank is van oordeel dat de aanschaf ervan in een te ver verwijderd verband staat met het feit. De benadeelde partij wordt ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 BW recht op vergoeding van smartengeld onder meer in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is hier onmiskenbaar sprake. Door de openlijke geweldpleging heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van meerdere botbreuken in zijn gezicht. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 1.500,- toewijzen.
Proceskosten
De benadeelde maakt aanspraak op vergoeding van de proceskosten, door hem gesteld op een bedrag van € 2.605,-, bestaande uit de werkzaamheden van zijn gemachtigde tegen een uurtarief van € 150,-.
De rechtbank stelt voorop dat met de voegingsprocedure het de benadeelde partij mogelijk wordt gemaakt een civiele vordering aan de strafrechter voor te leggen. Wanneer de benadeelde partij hierbij kosten maakt, worden die kosten zelf niet aangemerkt als schade die het rechtstreekse gevolg is van het strafbare feit. Daardoor kunnen de kosten gemaakt in de voegingsprocedure niet in het kader van die voegingsprocedure zelf als schadepost worden toegewezen en zal de benadeelde partij voor dat gedeelte van de schadevordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De kosten kunnen wél op basis van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor vergoeding in aanmerking komen. Deze regeling bepaalt dat wanneer de rechter een beslissing moet nemen over de toewijsbaarheid van de door de benadeelde partij gevraagde schade, die rechter zich eveneens dient uit te laten over de vraag voor wiens rekening de kosten komen die partijen in de voegingsprocedure hebben gemaakt.
Voor zover het verweer van de raadsvrouw, dat onduidelijk is wie de contractspartij van de gemachtigde is, zich tevens richt tegen de aan de benadeelde toe te wijzen proceskosten, overweegt de rechtbank als volgt. Ondanks dat uit een e-mail van de gemachtigde volgt dat hij kennelijk met betrekking tot dit dossier de interne omschrijving ‘ [Naam BV] / Advies (D190100)’ (het bedrijf van de vader van benadeelde) gebruikt, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat de benadeelde de contractspartij van de gemachtigde is. Dat baseert de rechtbank op de vordering tot schadevergoeding, die door de gemachtigde namens de benadeelde is ingediend en door laatstgenoemde is ondertekend. Daarnaast volgt uit de correspondentie rondom dit dossier dat de benadeelde daarin (in CC, met een privé e-mailadres) wordt meegenomen. Daar komt nog bij dat de benadeelde en zijn gemachtigde ter zitting hebben verklaard dat zij, zonder tussenkomst van anderen, afspraken hebben gemaakt over de financiering van de rechtsbijstand en dat deze kosten ook door de benadeelde aan de gemachtigde zullen worden betaald. De rechtbank heeft, gelet op al het voorgaande, geen reden om daaraan te twijfelen.
Met betrekking tot de hoogte van deze gevorderde proceskosten overweegt de rechtbank het volgende. Bij een proceskostenveroordeling naar civiel recht wordt het salaris van de gemachtigde begroot volgens het liquidatietarief, waarbij het bedrag van de te liquideren kosten afhankelijk is van de verrichte (genormeerde) werkzaamheden en van het belang van de zaak. In dit geval is het gevorderde bedrag aan materiële schade en smartengeld hoger dan € 2.500,00 en lager dan € 3.750,01 en dat betekent dat tarief V van het liquidatietarief kanton heeft te gelden. Dat tarief is vastgesteld op € 232,- per punt. Door de benadeelde partij wordt, zo begrijpt de rechtbank, aanspraak gemaakt op 2 punten (1 voor het opstellen van de vordering en 1 voor de zitting). Dit betekent dat de rechtbank een bedrag van € 464,- zal toewijzen.
In totaal zal de rechtbank een bedrag van € 2.600,- toewijzen dat bestaat uit:
  • € 636,- aan geleden materiële schade;
  • € 1.500,- aan smartengeld en
  • € 464,- aan proceskosten.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is vanaf 30 april 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt daarnaast aan verdachte op een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Beslissing op de vordering benadeelde partij [Slachtoffer]
 veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer] van € 636,- aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld,
telkensvermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 464,-;
 verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [Slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.136,- aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 31 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen (voorzitter), mr. M.M. Klaasen en mr. H.P.M. Kester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen en mr. M. Aarts, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022197433, gesloten op 28 mei 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [Slachtoffer] , p. 80-81 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2023.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [Slachtoffer] , p. 80-81 en het proces-verbaal van verhoor getuige G.H.B. Slotboom, p. 100-101.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2023.