ECLI:NL:RBGEL:2023:2001

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
05-075321-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging, belediging, mishandeling en beschadiging met een tak in Arnhem; spugen in gezicht niet als mishandeling gekwalificeerd

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging, belediging, mishandeling en beschadiging. De feiten vonden plaats op 26 maart 2022 in Arnhem, waar de verdachte met een tak en dreigende woorden de slachtoffers bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de slachtoffers heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, maar sprak hem vrij van de mishandeling door in het gezicht te spugen, omdat dit niet als zodanig kon worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij ten tijde van de feiten leed aan een psychische stoornis, waardoor hij niet in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een zorgmachtiging opgelegd, in plaats van een tbs-maatregel, omdat de verdachte voornamelijk als zorgpatiënt wordt gezien. Daarnaast zijn er civiele vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de slachtoffers, die door de rechtbank gedeeltelijk zijn toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, inclusief materiële schade en smartengeld, en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/075321-22
Datum uitspraak : 11 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught, PPC.
Raadsman: mr. D. Kotterman, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Arnhem [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een tak en/of stok, althans een gelijkend voorwerp, boven zijn hoofd in de richting van/naar voornoemde slachtoffers te lopen en/of hierbij dreigend de woorden toe te voegen 'jullie zijn ongelovigen, jullie zijn nepmoslims, jullie verdienen het niet om te leven', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Arnhem [slachtoffer 2] heeft mishandeld door in/op het gezicht, althans het lichaam, van deze [slachtoffer 2] te spugen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 2] , in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in/op het gezicht, althans het lichaam, van deze [slachtoffer 2] te spugen;
3.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Arnhem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een tak en/of stok, althans gelijkend voorwerp, te slaan op/tegen het been, althans het lichaam;
4.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere fietsen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onder feit 2 primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen. Wat betreft de feiten 1, 2 subsidiair, 3 en 4 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet heeft gezegd dat benadeelde partijen nepmoslims zijn. Hij heeft een fiets weggeduwd, maar geen fiets of persoon geslagen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 26 maart 2022 in het Sonsbeekpark in Arnhem fietste met zijn vrouw. Er kwam al schreeuwend een man op hen afgelopen. Hij had een flinke tak of stok in zijn hand en hield deze hoog boven zich. Hij kwam er dreigend mee op hen af lopen. Aangever hoorde hem in het Arabisch schreeuwen: “Jullie zijn ongelovigen. Jullie zijn nepmoslims. Jullie verdienen het niet om te leven”. Hij kwam zo dichtbij dat aangever hem van zich weg wilde trappen. De man sloeg met de stok op zijn fiets. Aangever schrok van de grootte van de stok.
De man sloeg opnieuw op de fiets van aangever. Ook sloeg hij op de fiets van de vrouw van aangever. Aangever is ervan overtuigd dat de man hen wilde slaan. [2]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zag dat de man echt een grote stok in zijn hand had. Zij maakte zich enorme zorgen om haar man. Zij wist niet wat er ging gebeuren. Zij zag dat de man met de stok diverse malen in de richting van haar en haar man sloeg. Zij hoorde de man schreeuwen: “Jullie zijn ongelovigen. Jullie zijn nepmoslims. Jullie verdienen het niet om te leven.” Zij was bang en ontzettend verbijsterd. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat een man al schreeuwend op een fietsende man en vrouw afliep met de stok in zijn hand. Getuige zag dat hij slaande bewegingen maakte en dat de man (de rechtbank begrijpt: aangever) zich moest afweren. Getuige heeft gezien dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) op beide fietsen heeft geslagen. Getuige zag dat de man en vrouw (de rechtbank begrijpt: aangevers) afstapten en dat de man de slaande man probeerde van zich af te houden. Hij hoorde hem (de rechtbank begrijpt: verdachte) in een buitenlandse taal schreeuwen. [4]
Verbalisanten hebben verdachte op 26 maart 2022 ter hoogte van de ingang van het Sonsbeekpark in Arnhem aangehouden met een stok in zijn hand. [5]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangevers heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, door met een stok boven zijn hoofd in de richting van aangevers te lopen en daarbij de woorden toe te voegen: ‘jullie zijn nepmoslims, jullie verdienen het niet om te leven’.
Ten aanzien van feit 2
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man met de stok hem ook in het gezicht heeft gespuugd. Aangever heeft verklaard: “Ik voelde me heel erg beledigd, iedereen heeft dit gezien, dat ik in mijn gezicht ben gespuugd. Ik vond het heel vernederend overkomen. Ook nu met Corona in deze tijd. Je weet nooit of je het op die manier kan krijgen. Ik vind het heel erg wat ons overkomen is. Eerlijk gezegd ik ben nog steeds in shock dat ons dit overkomen is.” [6]
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij heeft gespuugd om de man (de rechtbank begrijpt: aangever) op afstand te houden. [7]
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan niet alleen het veroorzaken van pijn, maar ook het bij een ander teweegbrengen van ‘min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwordingen in of aan het lichaam’ onder omstandigheden mishandeling opleveren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in zijn algemeenheid worden aangenomen dat bespuugd worden, zeker in het gezicht, onaangenaam is. Dat dit voor aangever in dit geval ook zo was volgt uit zijn verklaring. Dat hier sprake is geweest van een hevig onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam blijkt daaruit echter onvoldoende. Verdachte zal daarom van het onder feit 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft beledigd door deze in het gezicht te spugen, zoals tenlastegelegd onder feit 2 subsidiair.
Ten aanzien van feit 3
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de man op haar fiets sloeg en daarbij haar rechter kuit raakte. Zij voelde op dat moment pijn in haar rechter kuit. Zij heeft daar een rode plek van. [8]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man op de fiets van zijn vrouw sloeg en zijn vrouw op haar been is geraakt. [9]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar met een stok te slaan tegen het been.
Ten aanzien van feit 4
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man met een stok op zijn fiets en de fiets van zijn vrouw heeft geslagen. Aangever heeft schade aan zijn nieuwe mountainbike:
“- slag in het achterwiel
- lakschade (krassen) op het frame ter hoogte van het achterwiel
- Op de band zijn duidelijk afdrukken te zien van het groene van de tak”
De schade aan de fiets van zijn vrouw:
“- een gesp van de fietstas is door midden gebroken”. [10]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat een man op de fiets van haar en haar man heeft geslagen. [11]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de fietsen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beschadigd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks26 maart 2022 te Arnhem [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door met een tak
en/of stok,
althans een gelijkend voorwerp, boven zijn hoofd
in de richting van/naar voornoemde slachtoffers te lopen en
/ofhun hierbij dreigend de woorden toe te voegen 'jullie zijn ongelovigen, jullie zijn nepmoslims, jullie verdienen het niet om te leven'
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks26 maart 2022 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 2] , in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in
/ophet gezicht
, althans het lichaam,van deze [slachtoffer 2] te spugen;
3.
hij op
of omstreeks26 maart 2022 te Arnhem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] een maal
of meerdere malenmet een tak en/of stok, althans gelijkend voorwerp, te slaan
op/tegen het been
, althans het lichaam;
4.
hij op
of omstreeks26 maart 2022 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeerdere fietsen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft
vernield en/ofbeschadigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2 subsidiair:
eenvoudige belediging
feit 3:
mishandeling
feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitiarapport van psycholoog R.A. Sterk van 16 november 2022 en het Pro Justitiarapport van psychiater C.J.F. Kemperman van 17 oktober 2022.
Sterk heeft in het rapport opgeschreven dat er bij verdachte sprake is van schizofrenie en een lichte stoornis in cannabisgebruik. Ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van de ziekte schizofrenie. Op het cannabisgebruik ten tijde van het tenlastegelegde is geen goed zicht verkregen.
Sterk acht sprake van een volledig en rechtstreeks verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en de tenlastegelegde feiten. Verdachte was als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek in het geheel niet in staat om zijn wil in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten verdachte in het geheel niet toe te rekenen.
Kemperman heeft in het rapport opgeschreven dat er bij verdachte sprake is van een floride psychotisch beeld dat in ernst kan wisselen en het beste beschreven kan worden als schizofrenie. Ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde kan men uitgaan van een ernstig psychotisch beeld. Hij wordt als destijds ernstig in de war beschreven. Dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
Ten aanzien van de toerekening schrijft Kemperman het volgende.
“Als men de voormelde diagnostische overwegingen beziet ten tijde van het tenlastegelegde, ziet men in het delictgedrag een duidelijke relatie met de stoornis. Geadviseerd wordt betrokkene de diverse tenlasteleggingen – mits bewezen verklaard – op een driepuntschaal conform de richtlijn van de NVvP (toerekenen – in verminderde mate toerekenen – niet
toerekenen) in een verminderde mate toe te rekenen. Dat het hem niet zou kunnen worden toegerekend, zou ook een mogelijkheid zijn, maar om dat nu te stellen zou ik wel veel beter met hem over het tenlastegelegde willen praten, maar het probleem is dat hij het ontkent, of in ieder geval tot een bagatel reduceert.”
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de psychische stoornis uit beide rapporten over.
De rechtbank begrijpt uit het rapport van Kemperman dat hij de mogelijkheid ziet dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was. Dit bezien in samenhang met het advies in het rapport van Sterk om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten, is voor de rechtbank reden om te oordelen dat verdachte tijdens het plegen van de bewezenverklaarde feiten volledig heeft gehandeld onder invloed van zijn stoornis. Het bewezenverklaarde kan daarom niet aan verdachte worden toegerekend. Verdachte is dus niet strafbaar en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De overwegingen ten aanzien van een maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden wordt opgelegd die dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in plaats van oplegging van de tbs-maatregel aan verdachte een zorgmachtiging moet worden afgegeven.
De beoordeling door de rechtbank
Nu verdachte niet strafbaar wordt geacht, en om die reden zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of aan verdachte een maatregel moet worden opgelegd.
De reclassering adviseert in het advies van 17 maart 2023 negatief over tbs met voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag afdoende te veranderen. Gezien het hoge recidiverisico, het beperkte ziektebesef en inzicht, de cognitieve beperkingen en de inschatting dat verdachte vanuit de persisterende psychotische overtuigingen niet in staat wordt geacht tot het doorgronden en nakomen van afspraken/voorwaarden, acht de reclassering de kans op onttrekking aan de voorwaarden en daaropvolgend een advies tot omzetting naar dwangverpleging groot. Daarbij speelt ook de taalbarrière een rol en is nog onduidelijk welke invloed een veroordeling zal hebben op de tijdelijke verblijfstatus van verdachte. De reclassering concludeert dat een tbs met voorwaarden technisch uitvoerbaar is, maar blijft bij een negatief advies vanwege een te groot afbreukrisico.
Op de zitting is door de deskundige van de reclassering toegelicht dat er voor verdachte een plek vrij is bij Kompas in Wolfheze, ongeacht de titel (een tbs-maatregel of een zorgmachtiging). Volgens de deskundige is verdachte voornamelijk een zorgpatiënt, die gebaat is bij zorg en altijd zorg nodig zal hebben.
In zijn rapport schrijft psychiater Kemperman dat hij geneigd is te adviseren tot onderzoek van de mogelijkheid tot het afgeven van een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg, omdat de nadruk ligt op het ernstige psychiatrische ziektebeeld.
Uit het rapport van psycholoog Sterk volgt dat volgens hem de problematiek van verdachte goed te behandelen is met medicatie, met als gevolg dat de psychose verbleekt. Hij acht behandeling binnen het kader van een zorgmachtiging het meest geïndiceerd. Dit is een behandelmaatregel, die goed aansluit bij de problematiek van verdachte en waarbinnen hij voldoende behandeld kan worden.
De rechtbank overweegt dat uit het reclasseringsadvies en de toelichting van de deskundige ter zitting volgt dat een tbs-maatregel zoals geëist zeer waarschijnlijk niet effectief zal zijn. Daarvoor zijn te veel contra-indicaties aanwezig: er is geen of beperkt ziektebesef en -inzicht, er zijn cognitieve beperkingen, er is sprake van persisterende psychotische overtuigingen, verdachte is niet in staat tot het doorgronden en nakomen van afspraken/voorwaarden en er is een forse taalbarrière. De rapporten van de psychiater en psycholoog onderschrijven dit.
De rechtbank ziet gelet op alle uitgebrachte adviezen en de toelichting van de deskundige op de terechtzitting geen reden om aan verdachte de maatregel tbs met voorwaarden op te leggen. Tbs met dwangverpleging is gelet op de uitgebrachte adviezen evenmin aan de orde.
Aan verdachte zal in de zaak met rekestnummer C/05/416978/FZRK23/933, welk rekest tegelijkertijd met de onderhavige strafzaak is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg worden verleend.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De civiele vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feiten 1, 2 en 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.513,91 aan materiële schade en € 250 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ook is € 29,62 aan reis- en telefoonkosten gevorderd.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden afgewezen, omdat de onrechtmatige daad niet aan verdachte kan worden toegerekend. Daarbij biedt artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht geen wettelijke basis voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel in het geval dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten niet inhoudelijk zijn betwist.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de schade aan de fiets en het gederfde inkomen tot een hoogte van € 1.513,91 kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door benadeelde te bedreigen en hem in het gezicht te spugen is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Benadeelde had na het bewezenverklaarde last van angstgevoelens, herbelevingen, stress en door het spugen in zijn gezicht voelde benadeelde zich vies en diep beledigd. Dit is naar civiel recht aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 250 vaststellen.
Verdachte is vanaf 26 maart 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Proceskosten
De rechtbank merkt de reis- en telefoonkosten van in totaal € 29,62 aan als proceskosten en zal deze toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank dat nu zij met het afgeven van een zorgmachtiging een equivalent van het vervallen artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht heeft verstrekt, zij ook een schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het wetboek van Strafrecht kan opleggen (vergelijk het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 april 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1217).
De rechtbank ziet aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De civiele vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feiten 1, 3 en 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 308,21 aan materiële schade en € 500 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ook is € 25 aan telefoonkosten gevorderd.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden afgewezen, omdat de onrechtmatige daad niet aan verdachte kan worden toegerekend. Daarbij biedt artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht geen wettelijke basis voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel in het geval dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten niet inhoudelijk zijn betwist.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de schade aan de fiets tot een hoogte van € 308,21 kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door benadeelde te bedreigen en haar met een stok op haar been te slaan en heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen en is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Benadeelde heeft sinds het bewezenverklaarde last van angstgevoelens en herbelevingen waarvoor begeleiding vanuit Slachtofferhulp niet voldoende bleek en zij bij de huisarts is geweest. Dit is naar civiel recht aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500 vaststellen.
Verdachte is vanaf 26 maart 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Proceskosten
De rechtbank merkt de reis- en telefoonkosten van in totaal € 25 aan als proceskosten en zal deze toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Zij verwijst daartoe naar hetgeen hiervoor is overwogen m.b.t. de toepassing van de schadevergoedingsmaatregel bij benadeelde
[slachtoffer 2] .Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/159380-20)

De politierechter van de rechtbank Gelderland heeft verdachte op 8 februari 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van die straf af te wijzen.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte ontslaat van alle rechtsvervolging en aan verdachte een zorgmachtiging heeft verleend, acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun en zal zij de vordering afwijzen.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte
niet strafbaarvoor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde en
ontslaat verdachte voor deze feiten van alle rechtsvervolging;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1, 2 en 4 tot betaling van
  • veroordeelt verdachte in de
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.763,91 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 27 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1, 3 en 4 tot betaling van
  • veroordeelt verdachte in de
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 808,21 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 16 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;

wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van 8 februari 2021 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf
af(parketnummer 05/159380-20);
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging geplaatst wordt in een kliniek van Pro Persona Pompestichting of een andere GGZ-instelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door H.F. Stipkes van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022132686, gesloten op 28 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 16.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 32.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 34.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 6 en 7.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 20.
7.Verklaring van verdachte op de zitting van 28 maart 2023.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 32 en 33.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 16.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 16 en 17.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 33.