ECLI:NL:RBGEL:2023:1998

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
05-324668-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man zonder vaste woon- of verblijfplaats voor vuurwapenbezit, machete en cocaïne

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats. De man werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen, het dragen van een machete en het bezit van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 december 2022 in Zevenaar een pistool van het merk Walther, type PPQ, en bijbehorende munitie in zijn auto had. Daarnaast had hij een machete bij zich en ongeveer 3 gram cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het witwassen van een geldbedrag van € 2.426,-, omdat niet kon worden vastgesteld dat dit geld afkomstig was van een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, het dragen van een machete en het bezit van cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 200,- voor het dragen van de machete. Tevens werd de teruggave van het geldbedrag gelast, omdat er geen strafvorderlijk belang was om dit te behouden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.324668.22
Datum uitspraak : 7 april 2023
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te Land onbekend,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Raadsvrouw: mr. S.R. van Laar, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2022, te Zevenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad en/of de werkelijke aard, de herkomst en/of de verplaatsing verbergt of verhult, te weten (van) 2426 Euro en/of 5970 Euro, althans (telkens) een hoeveelheid geld, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 12 december 2022, te Zevenaar, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PPQ ( [wapennummer] ), kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad en/of munitie, te weten 15 volmantel kogels/patronen (PPU 9mm Luger) en/of 6 knalpatronen (Umarex), zijne munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 12 december 2022, te Zevenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete ( [wapennaam] ), zijnde (een) voorwerp(en) waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
4.
hij op of omstreeks 12 december 2022, te Zevenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 9in totaal) ongeveer 3,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2a Partiële vrijspraak
Vrijspraak feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding een geldbedrag van € 2.426,- voorhanden. Niet kan worden vastgesteld wat de herkomst van het geld is en dus ook niet dat het van enig misdrijf afkomstig is. De hoogte van het bedrag geeft weliswaar te denken maar is ook niet dermate dat reeds daarom gezegd moet worden dat het wel door misdrijf moet zijn verkregen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1. Ten aanzien van het ook onder 1 tenlastegelegde bedrag ad € 5.970,- zal verdachte ook worden vrijgesproken, reeds omdat dit bedrag niet onder hem maar onder zijn medeverdachte is aangetroffen. Van enige omstandigheid die zou kunnen duiden op medeplegen (ten aanzien van dat (tweede) bedrag), is niet gebleken.
2b Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 12 december 2022 heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) op de Rijksweg A12 te Babberich (gemeente Zevenaar) een toezichtscontrole uitgevoerd. Het voertuig dat verdachte [verdachte] bestuurde, werd door de KMar gecontroleerd. [verbalisant 1] heeft de auto doorzocht op grond van de Wet Wapens en Munitie en zag uit het bestuurdersportier een zwartkleurige handgreep steken. De verbalisant zag dat het voorwerp een vermoedelijk vuurwapen betrof. [2] Het betrof een vuurwapen van het merk Walther, type PPQ, serienummer ( [wapennummer] ). [3] Verder hebben verbalisanten in de deur van het portier aan de bestuurderszijde een zwart hoesje met daarin vijftien 9mm “Luger” volmantelmunitie aangetroffen. [4]
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen van verdachte [medeverdachte] is en dat hij daar niets mee te maken heeft. Echter, het vuurwapen en de volmantelmunitie lagen in het vak van het bestuurdersportier van de auto waar verdachte [verdachte] de bestuurder van was. Het wapen was direct zichtbaar en lag voor het grijpen. Hiermee had verdachte [verdachte] de beschikkingsmacht over het wapen en de munitie. Dat het wapen volgens verdachte in eigendom niet aan hem toebehoorde, maakt dat niet anders.
De tenlastegelegde knalpatronen zijn aangetroffen in de zwarte rugzak van [medeverdachte] . Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist wat er in de rugzak van [medeverdachte] zat. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben van de knalpatronen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 82;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 114;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 324.
Verdachte heeft verklaard dat hij de machete in de auto bij zich had voor zijn eigen veiligheid. Op basis daarvan acht de rechtbank bewezen dat het een voorwerp betreft waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het bestemd is om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor verdachte P. [verdachte] , p. 116;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 350;
- NFI rapport, 22 december 2022 (2022.12.22 aanvraag 002);
- het proces-verbaal van verhoor verdachte rechter-commissaris, p. 2.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks12 december 2022, te Zevenaar
, althans in Nederland,een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PPQ ( [wapennummer] )
, kaliber 9mmzijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool voorhanden heeft gehad en
/ofmunitie, te weten 15 volmantel
kogels/patronen (
PPU9mm Luger)
en/of 6 knalpatronen (Umarex), zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks12 december 2022, te Zevenaar
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete ( [wapennaam] ), zijnde
(een
)voorwerp
(en)waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;
4.
hij op
of omstreeks12 december 2022, te Zevenaar
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 2,8 gram
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 3:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, met aftrek van het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie, een machete en ongeveer 3 gram cocaïne. Het onbevoegd voorhanden hebben van deze wapens en bijbehorende munitie maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Illegaal wapenbezit hoort niet thuis in de maatschappij en dient krachtig te worden bestreden. Door het aanwezig hebben van harddrugs heeft verdachte daarnaast bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Het is algemeen bekend dat het bestaan van dit drugscircuit nadelige maatschappelijke gevolgen kent, waaronder gezondheidsschade voor drugsgebruikers. Het drugscircuit gaat bovendien doorgaans gepaard met andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van 20 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld. Uit de politiesystemen blijkt dat verdachte in Duitsland en Polen eerder is veroordeeld voor drugsbezit en vermogensdelicten. Hieruit volgen geen omstandigheden die strafverzwarend of strafverminderend zouden moeten werken.
Gelet op de vrijspraak voor het witwassen zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Voor de overtreding, te weten het dragen van een machete, zal de rechtbank een geldboete van € 200,- opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van feit 1 is beslag gelegd op een geldbedrag van € 2.426,-. De officier van justitie heeft verzocht het geldbedrag verbeurd te verklaren, nu feit 1 daarmee is begaan.
Nu de rechtbank tot een vrijspraak komt ten aanzien van feit 1, zal de rechtbank de teruggave van het geldbedrag gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 24, 24 c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder 2 en 4 tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder 3 op
een geldboete van € 200,- (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis;
Ten aanzien van het beslag
 gelast de teruggave van het geldbedrag van € 2.426,- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de Koninklijke Marechaussee Brigade Oostgrens Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 22-04701, gesloten op 24 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding, P. [verdachte] , p. 83 (persoonsdossier [verdachte] ).
3.Aanvullende info m.b.t. vuurwapen ( [wapennaam] ).
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 245.