Uitspraak
Rechtbank GELDERLANd
1.Het verdere procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.De beoordeling
- kosten van de dagvaarding € 106,31
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Gelderland
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een verpachter en een pachter over de einddatum van een geliberaliseerde pachtovereenkomst. De pachtovereenkomst, die op 20 oktober 2016 werd gesloten, had een looptijd van zes jaar en zou eindigen op 31 augustus 2022. Echter, de verpachter heeft de overeenkomst niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee maanden ter goedkeuring aan de Grondkamer ingezonden, wat volgens de wet betekent dat de pachtduur met een jaar wordt verlengd. De pachter heeft zich beroepen op deze wettelijke regeling en vordert dat de rechtbank bevestigt dat de pachtovereenkomst eindigt op 31 augustus 2023.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de pachtovereenkomst inderdaad te laat is ingezonden, waardoor de sanctie van artikel 7:322 BW van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de pachtovereenkomst eindigt op 31 augustus 2023 en dat de verpachter de proceskosten moet vergoeden aan de pachter. De vordering van de verpachter tot ontbinding van de pachtovereenkomst is afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd voor een tekortkoming van de pachter. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de pachter vastgesteld op € 732,31, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig betaald.