ECLI:NL:RBGEL:2023:1925

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3617
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid na wijziging gezondheidssituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser A tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser had zich op 9 oktober 2018 ziek gemeld en zijn aanvraag voor een WIA-uitkering was eerder afgewezen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een melding van wijziging van zijn gezondheidssituatie op 13 januari 2022, heeft het UWV de aanvraag opnieuw beoordeeld en wederom afgewezen, met de stelling dat eiser niet toegenomen arbeidsongeschikt was als gevolg van een toename van eerder bestaande klachten.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 2 december 2021 niet toegenomen arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts B&B had overtuigend gemotiveerd dat de uitval van eiser op die datum het gevolg was van een acuut meniscusletsel, dat een andere ziekteoorzaak had dan de eerder bestaande rugklachten. Eiser had geen medische informatie overgelegd die zijn standpunt onderbouwde dat er een causaal verband was tussen zijn knieklachten en de terugkerende rugklachten.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor toekenning. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in deze procedure. De rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiser in beroep geen gelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3617

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. drs. E.C. Spiering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder.

Inleiding

Het UWV heeft, na een melding van wijziging van de gezondheidssituatie, de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen omdat eiser andere gezondheidsklachten heeft dan tijdens de eerdere WIA-beoordeling.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 27 mei 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser meldde zich op 9 oktober 2018 ziek. Het UWV heeft bij besluit van 11 maart 2021 de aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 29%.
2. Eiser heeft op 13 januari 2022 een melding gedaan van wijziging van zijn gezondheidssituatie per 2 december 2021. Het UWV heeft na medisch onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt eiser op 2 december 2021 niet toegenomen arbeidsongeschikt als direct gevolg van een toename van de eerder bestaande klachten en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts B&B van 18 mei en 25 mei 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 februari 2022.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met de stelling van het UWV dat zijn uitval in december 2021 het gevolg is van nieuwe klachten.

Wat vindt de rechtbank

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser niet toegenomen arbeidsongeschikt is als direct gevolg van een toename van de eerder bestaande klachten. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 2 december 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 2 december 2021 niet toegenomen arbeidsongeschikt is als direct gevolg van een toename van de eerder bestaande klachten, en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
8. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 2 december 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
9. Eiser stelt dat onbestreden is dat de rugklachten tijdens de wachttijd tot beperkingen in het functioneren hebben geleid. Ook is volgens eiser onbestreden dat deze rugklachten in december 2021 in volle hevigheid terug waren. In december 2021 kwam de rechterknie van eiser klem te zitten, waardoor hij een voetbalknie kreeg, en verplicht met zijn been omhoog moest zitten. Eiser kon daardoor de noodzakelijke en intensieve oefeningen voor zijn rugklachten niet verrichten. Dit leidde tot terugkeer van de rugklachten, die ook een rol speelden bij de eerdere WIA-beoordeling. Daarmee is er volgens eiser een causaal verband tussen de uitval in december 2021 wegens knieklachten en de terugkerende rugklachten. De toegenomen rugklachten hadden daarom moeten worden meegewogen bij de beoordeling.
10. In het rapport van 18 mei 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat uit het dossier blijkt dat eiser per einde wachttijd beperkingen heeft voortkomend uit het piriform syndroom en uit het Hypothenar Hammar Syndroom met mogelijk een component micro-angiopathie. Op 2 december 2021 viel eiser uit voor zijn aangepaste werk met een meniscusletsel. Dit ontstond tijdens het werk, toen eiser op zijn knieën een wc-pot aan het monteren was. De verzekeringsarts B&B stelt dat het evident is dat dit acuut ontstane letsel een andere ziekteoorzaak is dan die waarmee eiser (eerder) einde wachttijd bereikte. Daar komt volgens de verzekeringsarts B&B bij dat er op het moment van einde wachttijd geen sprake was van knieklachten die aanleiding gaven tot het stellen van beperkingen. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat de bestaande beperkingen in de periode voorafgaand aan het letsel zijn verergerd. Eiser meldt in de anamnese van de arts niet dat deze zijn toegenomen. In het rapport van 25 mei 2022 voegt de verzekeringsarts B&B hieraan toe dat hij de stelling van eiser dat hij meer klachten heeft van zijn rug niet bestrijdt. Maar het gegeven dat hij meer klachten heeft doordat hij de oefeningen en de wandeling niet kan doen houdt niet in dat hij daardoor ook meer beperkingen heeft. Onderliggend is volgens de verzekeringsarts B&B namelijk geen verandering in de afwijkingen ontstaan, zoals die voorheen al aanwezig waren. In het rapport van 27 september 2022 heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op de beroepsgronden van eiser. Hij stelt dat hij de stelling van eiser dat medio december de rugklachten in volle hevigheid terug waren niet kan onderschrijven. Hij herhaalt dat eiser geen melding heeft gedaan van toegenomen rugklachten bij het spreekuur met de arts, de klachten en beperkingen die eiser tijdens dit spreekuur beschrijft waren een rechtstreeks gevolg van de knieproblematiek. Ook bij het lichamelijk onderzoek tijdens dit spreekuur werden geen afwijkingen van de rug gevonden. Eiser kon rustig op de stoel zitten, zonder te hoeven verzitten of vertreden en de bewegingen van de rug gingen goed in alle richtingen zonder bewegingsbeperking of pijnprovocatie. De verzekeringsarts B&B stelt dat de reden van uitval op 2 december 2021 zonder twijfel is gelegen in het acuut ontstane meniscusletsel en geen causaal verband heeft met de rugklachten waarvoor ten tijde van het einde van de wachttijd beperkingen zijn gesteld.
11. De verzekeringsarts B&B heeft naar mening van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom eiser niet toegenomen arbeidsongeschikt is als gevolg van toename van de eerder bestaande klachten. Eiser heeft zijn standpunt niet met medische informatie onderbouwd en de rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de rapporten van de verzekeringsarts B&B.

Conclusie en gevolgen

12. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser op 2 december 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum niet toegenomen arbeidsongeschikt is als direct gevolg van een toename van de eerder bestaande klachten.
13. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.