ECLI:NL:RBGEL:2023:1904

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
23-813
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting coffeeshop wegens overtreding Opiumwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een coffeeshop exploiteert, tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Tiel om haar coffeeshop te sluiten. De sluiting is opgelegd vanwege overtredingen van de Opiumwet, waarbij de burgemeester op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie heeft vastgesteld dat de handelsvoorraad van softdrugs in de coffeeshop de toegestane hoeveelheid van 500 gram ruimschoots overschreed. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet met een minder ingrijpend middel kon worden volstaan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het besluit tot zes weken na het besluit op bezwaar. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/813

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S.T. Blom),
en

de burgemeester van de gemeente Tiel

(gemachtigde: mr. F. Helder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het bestreden besluit van 2 februari 2023 van de burgemeester om het lokaal aan de [locatie] te [woonplaats] met ingang van
16 februari 2023 om 9.00 uur voor de duur van anderhalve maand, tot 30 maart 2023 om 9.00 uur, te sluiten. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, [verzoekster] en [verzoekster] namens verzoekster, en de gemachtigde van de burgemeester, S.J.H. Rooijendijk en W.J.M. Driessen namens de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
2.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hoe is het besluit tot stand gekomen?
3. Verzoekster exploiteert een coffeeshop, genaamd [naam], aan de [locatie] te [woonplaats] . Aan haar is een exploitatievergunning verleend voor een horecabedrijf. Op 25 april 2016 is aan haar een gedoogbrief gestuurd, waarin staat dat de coffeeshop wordt gedoogd en daarmee samenhangend de verkoop en het gebruik van softdrugs in de coffeeshop.
3.1.
Bij brief van 20 september 2021 heeft de burgemeester verzoekster een waarschuwing gegeven voor overtreding van het G-criterium als bedoeld in het Coffeeshopbeleid van de gemeente Tiel 2015 (de beleidsregels).
Dit naar aanleiding van het feit dat de politie op 11 september 2021 bij de coffeeshop een handelsvoorraad van 924,6 gram drugs heeft aangetroffen, waarmee de maximaal toegestane hoeveelheid van 500 gram werd overtreden.
3.2.
Op 28 september 2022 heeft de burgemeester aan verzoekster een voornemen tot sluiting van de coffeeshop toegezonden. De burgemeester heeft het voornemen uitgesproken de coffeeshop voor een periode van drie maanden te willen sluiten, vanwege vermeende constateringen die zouden wijzen op een overtreding van de AHOJ-G criteria zoals opgenomen in de beleidsregels. De burgemeester heeft dit voornemen gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van 31 augustus 2022 die hij van de politie heeft ontvangen.
3.3
In deze bestuurlijke rapportage is het volgende neergelegd. De politie is op 29 juni 2022 omstreeks 09:34 uur een onderzoek is gestart naar het voertuig van [Persoon A], de politie is ambtshalve bekend dat deze persoon de eigenaar is van de coffeeshop. Voorafgaand aan de controle van het voertuig van [Persoon A] heeft de politie een ander verdacht voertuig in de nabijheid van het voertuig van [Persoon A] gezien. De politie heeft vervolgens besloten om dit verdachte voertuig op te wachten bij de coffeeshop. De politie heeft waargenomen dat [Persoon B] (werknemer van de coffeeshop) met een grote bigshopper in zijn hand de coffeeshop verliet en deze bigshopper vervolgens in een voertuig plaatste. Bij controle van de bigshopper door de politie bleek dat zich daarin in totaal 340 gram softdrugs bevond:
- 100 voorgedraaide joints;
- 64 bruto gram sealbag met tekst H/PD 100;
- 88 bruto gram sealbag met tekst Lemon 100;
- 150 bruto gram sealbag met tekst 21 150;
- 36 bruto gram bakje met hennep.
Vervolgens is [Persoon B] aangehouden door de politie. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de politie na deze aanhouding - met toestemming van de Officier van Justitie - de coffeeshop, de bovenliggende woning en de aan de achterzijde gelegen schuur/garage heeft doorzocht. Dit omdat bij de politie een ernstig vermoeden bestond dat een grote hoeveelheid softdrugs aanwezig zou zijn in de coffeeshop, vanwege de grote hoeveelheid goederen die de politie in de bigshopper van [Persoon B] aantrof. In de coffeeshop is door de politie in de kassaruimte en de loungeruimte nog eens een hoeveelheid softdrugs aangetroffen. In totaal 463,4 gram. Samen met de softdrugs in de bigshopper is dat 803,4 gram. Tijdens het onderzoek bleek ook in de woonruimte boven de coffeeshop en in de aangrenzende garage in totaal 909,86 gram aan softdrugs aanwezig. De politie stelde vast dat beide ruimten in verbinding staan met en in gebruik zijn voor de exploitatie van de coffeeshop. In totaal is bij de coffeeshop een handelsvoorraad softdrugs aangetroffen van 1.713,26 gram. Dit is ruim driemaal de toegestane hoeveelheid handelsvoorraad. Dit betreft een tweede overtreding.
3.4.
Naar aanleiding van het door de burgemeester aangekondigde voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, is namens verzoekster op 7 november 2022 een zienswijze ingediend tegen dit voornemen.
3.5.
Bij bestreden besluit heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang aan verzoekster opgelegd, inhoudende dat verzoekster op donderdag 16 februari 2023 om 9.00 uur het lokaal aan de [locatie] te [woonplaats] , waar verzoekster de coffeeshop exploiteert, voor een periode van 1,5 maand dient te sluiten en gesloten dient te houden en dat de last eindigt op donderdag 30 maart 2023 om 9.00 uur. De burgemeester heeft aan dit besluit artikel 125 van de Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet en de beleidsregels ten grondslag gelegd. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de coffeeshop over te gaan?
4. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie tijdens de controle op
29 juni 2022 bij verzoekster ruim drie keer de toegestane hoeveelheid drugs heeft aangetroffen. Blijkens vaste rechtspraak kan de in de bigshopper, de garage en de woning aangetroffen softdrugs worden toegerekend aan de handelsvoorraad van de coffeeshop.
4.1.
Gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs en de vaste rechtspraak is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting van de coffeeshop over te gaan.
Heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregel?
5. De bevoegdheid, geregeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid tot sluiting van de coffeeshop gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
5.1.
De burgemeester hanteert beleid [1] bij het toepassen van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Het gaat hier om een tweede overtreding van een grotere handelsvoorraad dan 500 gram door verzoekster. Uit de matrix bij dit beleid blijkt dat bij een tweede overtreding binnen drie jaar een sluiting voor een periode van drie maanden volgt.
5.2.
Blijkens het bestreden besluit heeft de burgemeester de sluiting, in het voordeel van verzoekster, beperkt tot 1,5 maand. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester overeenkomstig zijn beleidsregel heeft gehandeld.
Is de sluiting van de coffeeshop evenredig en noodzakelijk?
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gronden die verzoekster in haar verzoek heeft aangevoerd in de kern gelijk zijn aan hetgeen zij in haar zienswijze naar voren heeft gebracht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester deze gronden in het bestreden besluit en in zijn verweerschrift van 20 maart 2023 in beginsel adequaat heeft weerlegd. De voorzieningenrechter ziet in deze gronden in ieder geval geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand kan houden. De voorzieningenrechter wijst er daarbij in het bijzonder op dat de burgemeester in de bijlage van het verweerschrift overtuigend heeft voorgerekend dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs ruim driemaal de toegestane hoeveelheid van 500 gram betreft.
7. Ten aanzien van het betoog van verzoekster dat de sluiting van de coffeeshop niet noodzakelijk en onevenredig is, volgt de voorzieningenrechter verzoekster wel.
7.1.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 (de overzichtsuitspraak) volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [2] In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. In de uitspraken van 6 juli 2022 is - voortbordurend op de overzichtsuitspraak - een aantal nadere verduidelijkingen aangebracht. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [3]
7.2.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester in dit geval onvoldoende gemotiveerd waarom niet volstaan had kunnen worden met een minder ingrijpend middel, zoals bijvoorbeeld de sluiting van de garage en de woning dan wel een kortere sluiting van de coffeeshop dan de zes weken die thans in het besluit zijn opgenomen. De burgemeester stelt terecht dat de in de bigshopper, de garage en de woning aangetroffen softdrugs volgens vaste jurisprudentie toegerekend kunnen worden aan de handelsvoorraad van de coffeeshop, maar dat laat onverlet dat bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiten belang kan worden gehecht aan het feit dat uit de rapportage duidelijk blijkt dat de drugs in de bigshopper op dat moment niet bestemd waren voor de coffeeshop maar juist naar een andere plek vervoerd werden en dat er weliswaar een verbinding was tussen de woning en de garage enerzijds en de coffeeshop anderzijds, maar dat de daar aangetroffen softdrugs zich niet in de coffeeshop als zodanig bevonden. De voorzieningenrechter acht dit om twee redenen van belang. In de eerste plaats omdat de totale hoeveelheid aangetroffen softdrugs weliswaar driemaal de toegestane hoeveelheid was, maar dat deze hoeveelheid gelet op de dagelijkse omzet van de coffeeshop niet als erg hoog kan worden aangemerkt. Verzoekster heeft namelijk onbestreden gesteld dat zij dagelijks ongeveer 1.500 gram omzet heeft. In de tweede plaats maakt de spreiding van de softdrugs over de verschillende plaatsen het argument van de burgemeester dat het doel van de sluiting het voorkomen van verstoring van de openbare orde is, minder sterk. Het risico van een ripdeal is volgens de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden in ieder geval beduidend minder. Voorts is volgens de voorzieningenrechter door de burgemeester niet aannemelijk gemaakt dat de sluiting nodig is voor het herstel van de openbare orde dan wel ter bescherming van het woon- of leefklimaat. Het ter zitting aangehaalde schietincident, dat blijkbaar enige jaren geleden heeft plaatsgevonden, is daarvoor vooralsnog onvoldoende nu niet duidelijk is geworden in hoeverre dat in verband stond met de aanwezigheid van de coffeeshop. De voorzieningenrechter beoordeelt de afweging op deze onderdelen in het bestreden besluit als onvoldoende.
Het betoog van verzoekster op dit punt slaagt.

Conclusies en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat het besluit geschorst wordt tot zes weken na het besluit op bezwaar.
8.1.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekster ook een vergoeding krijgt van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- schorst het besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 365 aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Coffeeshopbeleid gemeente [woonplaats] 2015.