ECLI:NL:RBGEL:2023:1872

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
05-133789-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens stiekem filmen in dames douche- en kleedruimte van Koninklijke Marechaussee

Op 3 april 2023 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan het stiekem filmen van vrouwen in de dames douche- en kleedruimte van een gebouw van de Koninklijke Marechaussee. De verdachte, die tussen 1 januari 2021 en 28 januari 2022 handelde, werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van filmopnamen van een persoon, te weten [benadeelde partij], en mogelijk andere onbekende vrouwen, zonder dat zij hiervan op de hoogte waren. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting zijn schuld bekend, waardoor de militaire kamer volstond met een opgave van de bewijsmiddelen.

De militaire kamer oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging en verklaarde de verdachte schuldig aan het feit. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van €750,00 betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels ontslagen was bij Defensie en een nieuwe baan had gevonden. De reclassering adviseerde een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en behandeling voor voyeurisme.

De militaire kamer benadrukte de ernst van de inbreuk op de privacy van de benadeelde partij en de noodzaak van een contactverbod om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de rechtbank heeft de benadeelde partij in haar vordering gedeeltelijk in het gelijk gesteld, waarbij de overige vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/133789-22
Datum uitspraak : 3 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. T.A. van Helvoort, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 28 januari 2022 te 's-Hertogenbosch, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk,
van een persoon, te weten [benadeelde partij] en/of één of meer onbekend gebleven personen, aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een (dames) douche- en/of kleedruimte in het gebouw van de staf Koninklijke Marechaussee district Zuid aan het Hervenplein 1, één of meer filmopnamen en/of afbeeldingen heeft vervaardigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de militaire kamer
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , p. 42-45;
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2021 tot en met 28 januari 2022 te 's-Hertogenbosch, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk,
van een persoon, te weten [benadeelde partij] en
/oféén of meer onbekend gebleven personen, aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een (dames) douche- en/of kleedruimte in het gebouw van de staf Koninklijke Marechaussee district Zuid aan het Hervenplein 1,
één ofmeerdere filmopnamen en/of afbeeldingen heeft vervaardigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en daarnaast 1 maand gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte bereid is een geldboete te betalen of een taakstraf uit te voeren. Gelet op zijn persoonlijke omstandigheden vindt zij een gevangenisstraf niet passend. Ook is een contactverbod niet op zijn plaats, omdat verdachte al ruim een jaar geen contact met het slachtoffer heeft gehad en daar ook geen behoefte aan heeft. Daarbij is een contactverbod een inperking van zijn bewegingsvrijheid.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. Ook heeft de militaire kamer gezien dat verdachte geen strafblad heeft.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim een jaar stiekem, zonder medeweten van zijn collega [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ), filmopnames van haar gemaakt, terwijl zij zich (op momenten geheel of gedeeltelijk naakt) in de douche/kleedruimte van haar werk bevond. Verdachte heeft toegegeven dat het hem om [benadeelde partij] te doen was, maar heeft ook één of meerdere onbekend gebleven vrouwelijke personen gefilmd. Dit betreft een ernstig strafbaar feit, waarbij verdachte op verregaande wijze inbreuk heeft gemaakt op de privacy van [benadeelde partij] en andere vrouwen. Uit de slachtofferverklaring is gebleken dat [benadeelde partij] veel last heeft van wat verdachte heeft gedaan. Zij heeft gezegd dat zij beschadigd is geraakt door het handelen van verdachte, haar collega met wie zij ook een vriendschappelijke band had. Zij heeft traumatherapie moeten volgen en is nog altijd bang dat verdachte nog beelden van haar heeft en deze zal verspreiden of al heeft verspreid. Verdachte is hiervoor verantwoordelijk en de militaire kamer rekent hem dit aan.
In strafverzwarende zin neemt de militaire kamer ook mee dat, gelet op de bewezenverklaarde periode en de grote hoeveelheid beeldmateriaal, verdachte doordacht lijkt te hebben gehandeld. Dit terwijl verdachte voor een opsporingsinstantie werkte en daarom juist van hem een integere houding mag worden verwacht.
De militaire kamer acht het positief dat verdachte inziet dat zijn gedrag ontoelaatbaar is, dat hij in verband hiermee onlangs met de behandeling bij Fivoor is gestart en zich meewerkend opstelt. Verdachte lijkt bereid om aan zichzelf te werken om te voorkomen dat hij in de toekomst in een situatie als deze belandt. Verdachte is inmiddels ontslagen bij Defensie en is zeer recent gestart met een nieuwe baan als klantenservicemedewerker.
De reclassering heeft in haar advies aangegeven dat er volgens Fivoor ten tijde van het delict sprake was van voyeurisme. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden. Verdachte zal forensische behandeling ondergaan bij Fivoor. Het is van groot belang dat verdachte meer inzicht krijgt in zijn gedrag, denkpatronen en zijn seksualiteit om recidive te voorkomen. Hij zal het gehele behandeltraject moeten doorlopen en de reclassering wil hier toezicht op houden.
De militaire kamer zal, alles afwegend, aan verdachte een taakstraf van 100 uren opleggen. Daarnaast acht de militaire kamer passend aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daaraan zullen de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, worden gekoppeld, zijnde een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod, met toezicht daarop door de reclassering.
De militaire kamer zal dus ook als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer opleggen, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet hiertoe – anders dan de verdediging en de officier van justitie – aanleiding voor. Verdachte is recent ontslagen en het ‘vangnet’ om te waarborgen dat verdachte geen contact opneemt met zijn ex-collega, is daarmee ook verdwenen. Verder heeft verdachte verklaard dat een contactverbod voor hem geen inperking van zijn (bewegings)vrijheid betekent, terwijl een dergelijk verbod wel bijdraagt aan het gevoel van veiligheid voor het slachtoffer.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.750,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat - gelet op vergoedingen in soortgelijke zaken - aan immateriële schade een bedrag van € 1.500,00 kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat - gelet op vergoedingen in soortgelijke zaken - een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade kan worden toegewezen. Het overige deel van de vordering dient te worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Door de inbreuk op haar recht op privacy heeft verdachte [benadeelde partij] immers in haar persoon aangetast.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de militaire kamer de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. De militaire kamer zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag.
Voor het overige zal de militaire kamer de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 139f van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
o stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
 zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
 op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [benadeelde partij] (geboren [geboortedatum] ), zolang de Reclassering dit verbod nodig vindt;
o stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
o geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstrafvan
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
de beslissingen op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van
€ 750,00(zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] , een bedrag te betalen van
€ 750,00(zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
15 (vijftien) dagen gijzelingworden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in het overige van haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter) en mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Staf Commandant Koninklijke Marechaussee, Kabinet / Cluster Integriteit, Sectie Interne Onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27AZ / 22-400007, gesloten op 20 mei 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.