ECLI:NL:RBGEL:2023:1849

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
9959637
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoemingsbeslissing deskundige in verzoek om voorlopig deskundigenoordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 maart 2023 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om een voorlopig deskundigenoordeel. De rechtbank heeft eerder, op 8 februari 2023, partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op de hoogte van het voorschot voor de benoeming van een deskundige. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door mr. I.W.A. Roelandschap, heeft verzocht om toezending van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, welke op 21 februari 2023 is verzonden. De verwerende partijen, waaronder Rijnstate Ziekenhuis, vertegenwoordigd door mr. O.L. Nunes, hebben op 24 februari 2023 gereageerd op de tussenbeschikking. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorschot door beide partijen gelijkelijk moet worden betaald, in plaats van door alleen de verzoekende partij, zoals eerder abusievelijk was vastgesteld.

De rechtbank heeft de deskundige benoemd, werkzaam bij het UMCG te Groningen, en heeft de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden, vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat bij niet-naleving de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht. De deskundige moet binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen, waarin de bevindingen en conclusies worden gepresenteerd. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken na ontvangst van het concept-rapport te reageren, maar kunnen niet op elkaars opmerkingen reageren. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E. Horsthuis.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9959637 \ AZ VERZ 22-23 \ 520 \ 918
uitspraak van 23 maart 2023
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. I.W.A. Roelandschap
en

1.[verwerende partij 1]

wonende te [woonplaats]
2.de stichting
Rijnstate Ziekenhuis
gevestigd te Arnhem
verwerende partijen
gemachtigde mr. O.L. Nunes
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en Rijnstate c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij tussenbeschikking van 8 februari 2023 heeft de rechtbank (abusievelijk genoemd: kantonrechter) partijen in de gelegenheid gesteld uiterlijk 5 maart 2023 te reageren op de hoogte van het voorschot.
1.2.
Op 13 februari 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] verzocht om toezending van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft het proces-verbaal op 21 februari 2023 aan partijen gezonden.
1.3.
Op 24 februari 2023, ingekomen op 28 februari 2023, heeft de gemachtigde van Rijnstate c.s. gereageerd op de tussenbeschikking.
1.4.
Na op 20 maart 2023 telefonisch contact op te hebben genomen met de rechtbank om te informeren naar de stand van zaken heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] op
21 maart 2023 gereageerd op de tussenbeschikking.
1.5.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij tussenbeschikking van 8 februari 2023 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd over het voornemen [naam deskundige] , werkzaam bij het UMCG te Groningen, als deskundige te benoemden. Daarnaast is het verzoek om de deskundige op te dragen eerst de vragen uit het disclosure statement te beantwoorden afgewezen, zijn partijen in de gelegenheid gesteld op de hoogte van het voorschot te reageren, heeft de rechtbank vastgesteld dat het voorschot door [verzoekende partij] betaald moet worden en zijn de aan de deskundige te voor te leggen vragen vastgesteld.
2.2.
De gemachtigde van Rijnstate c.s. heeft bij brief van 24 februari 2023 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de hoogte van het voorschot van het honorarium dat de deskundige heeft begroot. Verder is aangegeven dat partijen tijdens de mondelinge behandeling zijn overeengekomen dat het voorschot voor de helft ten laste zal komen van Rijnstate c.s. en verzocht om aanpassing daarvan.
2.3.
De gemachtigde van [verzoekende partij] heeft bij e-mailbericht van 21 maart 2023 eveneens aangegeven geen bezwaar te maken tegen de hoogte van het voorschot en erop gewezen dat partijen tijdens de mondelinge behandeling zijn overeengekomen dat partijen het voorschot voor 50% dragen.
2.4.
De rechtbank zal overgaan tot benoeming van [naam deskundige] , werkzaam hij het UMCG te Groningen, als deskundige. Aan de deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat in de tussenbeschikking van 8 februari 2023 ten onrechte is vastgesteld dat het voorschot door [verzoekende partij] moet worden betaald. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen het voorschot gelijkelijk over partijen te verdelen. Partijen zullen daarom ieder de helft van dit voorschot moeten betalen.
2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.8.
Partijen verschillen van mening of de mogelijkheid tot het horen van de behandelend arts expliciet in de opdracht aan de deskundige moet worden opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat het aan de deskundige is om te beoordelen wat hij nodig heeft om zijn onderzoek te kunnen verrichten en de voorgelegde vragen te beantwoorden. Daarbij is het dus ook aan de deskundige om te beoordelen of hij het wenselijk acht om de behandelend arts te horen. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit hetgeen hieronder in r.o. 3.7. en 3.9. wordt overwogen. Het verzoek om deze mogelijkheid expliciet in de opdracht op te nemen, wordt daarom afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
a. Heeft de plastisch chirurg naar uw oordeel pre-operatief, per-operatief of postoperatief onzorgvuldig gehandeld in de zin dat zij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder dezelfde omstandigheden had verwacht mogen worden?
b. Kunt u aangeven of er naar uw oordeel sprake geweest van onzorgvuldig handelen door het verpleegkundig personeel, zowel na de eerste als na de tweede operatie van betrokkene, in de zin dat zij niet hebben gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder dezelfde omstandigheden mag worden verwacht?
c. Indien u van oordeel bent dat u deze vraag niet kunt beantwoorden, omdat het niet op uw vakgebied ligt, kunt u deze vraag dan aan een deskundige voor te leggen wiens vakgebied dit wel betreft en diens antwoord in uw rapportage verwerken?
d. Is er naar uw oordeel sprake geweest van een onjuist beleid met betrekking tot de antistolling en het gebruik van tamoxifen? Zo ja, wat had volgens u dan wel het beleid moeten zijn? Indien er over dit onderwerp medisch wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen bestaan, kunt u dan in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen? Kunt u dan aangeven welke uw eigen opvatting is?
e. Bent u van mening dat er sprake is geweest van onzorgvuldig handelen aangaande de gegeven instructies en/of het gebruik van de VAC? Heeft het feit dat de pomp enige tijd buiten werking is geweest ertoe geleid dat er medische schade is ontstaan die anders niet door betrokkene zou zijn geleden? - Indien er over bovengenoemde onderwerpen medisch-wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen bestaan, kunt u dan bij de beantwoording van de vragen in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen? Kunt u dan aangeven welke uw eigen opvatting is? - Indien u meent dat van onzorgvuldig handelen sprake is, wilt u dan zo uitvoerig en gemotiveerd mogelijk aangeven waaruit dit onzorgvuldig handelen bestaat en hoe wel gehandeld had moeten worden? Wilt u bij uw antwoord zo mogelijk relevante literatuur vermelden?
Indien u van mening bent dat sprake is geweest van medisch handelen, dat niet zorgvuldig is in de zin dat een redelijk bekwaam vakgenoot anders zou hebben gehandeld:
f. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van
de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
g. Kunt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van betrokkene op uw vakgebied vermelden?
h. Kunt u bij uw antwoord op de vragen onder f. en g. aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van door de u verkregen medische gegevens?
i. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
j. Wat is de diagnose op uw vakgebied?
k. Kunt u de door betrokkene aangegeven klachten en beperkingen verklaren op basis van uw onderzoeksbevindingen?
l. Wat zijn naar uw mening de gevolgen voor patiënte op uw vakgebied van dit door u aangegeven onzorgvuldig medisch handelen? Wilt u deze gevolgen en eventuele functionele beperkingen op uw vakgebied zo concreet mogelijk weergeven en zo mogelijk uitdrukken in een percentage blijvende functionele invaliditeit met
inachtneming van de laatste editie van de AMA-Guide en eventueel toepasselijke richtlijnen? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd.
m. Wat zijn naar uw mening de gevolgen en beperkingen op uw vakgebied die ook bij adequaat medisch handelen zouden zijn opgetreden? Wilt u deze gevolgen en eventuele functionele beperkingen op uw vakgebied zo concreet mogelijk weergeven en zo mogelijk uitdrukken in een percentage blijvende functionele invaliditeit met inachtneming van de laatste editie van de AMA-Guide en eventueel richtlijnen? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd.
n. Is er een kans dat ook bij zorgvuldig handelen de door u vastgestelde restverschijnselen bij patiënte zouden zijn opgetreden? Zo ja, wilt u gemotiveerd aangeven hoe groot u die kans acht en indien mogelijk uitdrukken in een percentage, eventueel rekening houdend met een marge? Indien het niet mogelijk is een percentage te noemen, wilt u deze kans dan uitdrukken in één van de volgende termen: zeker, zeer groot, groot, klein, zeer klein, verwaarloosbaar klein? Wilt u bij uw antwoord op deze vraag zo mogelijk relevante literatuur vermelden?
o. Is er thans sprake van een medische eindtoestand? Zo nee, verwacht u nog een verbetering dan wel een verslechtering ten opzichte van de huidige toestand? En op welke termijn is een medische eindtoestand te verwachten en waar is dit eventueel van afhankelijk?
p. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[naam deskundige] ,
correspondentieadres: Universitair Medisch Centrum Groningen,
Afdeling Plastische chirurgie
Postbus 30.001
9700 RB Groningen
bezoekadres: Hanzeplein 1
9713 GZ Groningen,
telefoon: 050-3613531,
e-mailadres: [e-mailadres] ,
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.500,00 inclusief btw,
3.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [verzoekende partij] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige doet toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- dat de deskundige [verzoekende partij] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien
als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoekende partij] (eventueel onder gesloten couvert via haar advocaat) moet toesturen en [verzoekende partij] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of [verzoekende partij] gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij
zich van commentaar op het concept moet onthouden),
dat, indien [verzoekende partij] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de kantonrechter moet mededelen,
- dat, indien [verzoekende partij] geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op
23 maart 2023.