ECLI:NL:RBGEL:2023:1811

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
05-291093-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Ede

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 november 2022 in Ede een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1978 in Turkije en woonachtig in Arnhem, heeft samen met een medeverdachte een confrontatie gezocht met het slachtoffer op de galerij van een flat. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer met een mes in de buik gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een darmperforatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard door hem in de buik te steken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die als gevolg van de steekpartij aanzienlijke medische kosten en immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag, maar niet aan het medeplegen van deze daad met de medeverdachte, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking tussen hen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.291093.22
Datum uitspraak : 30 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] , Turkije,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) Arnhem.
Raadsman: mr. G.W. Roest, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de
buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam, heeft en/of hebben gestoken en/of gesneden,
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft en/of hebben geslagen en/of gestompt en/of
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft en/of hebben getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere steekverwondingen in/aan (de nabijheid van) één of meerdere (vitale) organen (te weten de dunne darm en/of de nier) en/of de buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de
buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden,
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de
buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam, heeft en/of hebben gestoken en/of gesneden,
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft en/of hebben geslagen en/of gestompt en/of
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft en/of hebben getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 8 november 2022 in de late avond samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van aangever [slachtoffer] in Ede gegaan. Op de galerij op de derde verdieping van de flat waar [slachtoffer] woont, heeft vervolgens een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte] enerzijds en [slachtoffer] anderzijds. Verdachte heeft [slachtoffer] daarbij geslagen en een schop gegeven. [slachtoffer] bleek tijdens de confrontatie met een mes te zijn gestoken in zijn buik-/maagstreek. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Hij heeft door [slachtoffer] in de buik-/maagstreek te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] ten gevolge hiervan zou komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging
Het is onduidelijk wie er heeft gestoken. Alleen [slachtoffer] geeft in zijn eerste verklaring aan dat verdachte hem heeft gestoken, maar een dag later weet hij het ook niet meer en verklaart hij slechts dat hij heeft gezien dat verdachte een mes in zijn hand had. Hij heeft niet gezien dat hij werd gestoken. Voorts kan niet overtuigend worden bewezen dat er tezamen en in vereniging is gestoken. Behalve het feit dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] bang wilden maken bevat het dossier geen aanknopingspunten voor een bewuste samenwerking. Het enkele slaan en schoppen levert geen poging tot doodslag op. Onder de gegeven omstandigheden levert dat evenmin zware mishandeling dan wel poging tot zware mishandeling op. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Voorts dient het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis te worden opgeheven.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard.
Op dinsdag 8 november 2022, omstreeks 22:30 uur, kwam hij thuis en zag hij dat er twee mannen bij de trap stonden. Dat waren verdachte en [medeverdachte] . Hij hoorde hen roepen: “ [slachtoffer] , wij zijn hier, wij neuken jou en wij vermoorden jou.” Verdachte had een mes vast en kwam achter hem aan. Het was een lang en dun mes, wel 15 tot 20 centimeter. [slachtoffer] rende de galerij op naar zijn voordeur, maar kreeg deze niet open omdat hij trilde. Hij klopte op alle deuren en ramen van de buren, maar ondertussen werd hij al geschopt en geslagen. Het ging allemaal heel snel. Hij voelde over zijn hele lichaam pijn. Op een gegeven moment zag hij bloed. Hij kwam er later achter dat hij meerdere steekwonden had. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de hele tijde het mes vasthield. Hij was de enige die het mes vast had. [3]
[getuige] heeft verklaard dat hij op de derde etage twee mannen zag rennen, in de richting van het trappenhuis. Dat waren verdachte en [medeverdachte] . Hij zag dat er vanaf de galerij iets glinsterends op de parkeerplaats werd gegooid. Het was een mes, dat zag hij aan de vorm en dat het glinsterde. Ook hoorde hij andere omstanders zeggen dat het een mes was. [getuige] zag verdachte na het voorval op de trap van het portiek zitten. Hij zat op de vierde etage en was aan het huilen. [getuige] vroeg verdachte wat er was gebeurd en toen hoorde hij dat verdachte zei dat hij zojuist iemand had neergestoken. [4]
De wijkbeheerder heeft camerabeelden van de centrale toegang en de lift van wooncomplex Langenhorst te Ede ter beschikking gesteld. [verbalisant 1] heeft deze beelden bekeken en diverse ‘stills’ daarvan vervaardigd. In het dossier bevindt zich daarvan een compilatie met een omschrijving. Op ‘foto 09’ ziet [verbalisant 1] dat verdachte de trap komt aflopen en dat hij hierbij in zijn rechterhand een mes heeft. Deze ‘still’ is gemaakt twee minuten voor de confrontatie met aangever. Op ‘foto 14’ ziet [verbalisant 1] dat de voorzijde van de rechterschoen van verdachte een roodkleurige vlek heeft en dat diezelfde schoen zichtbaar is op ‘foto 02’ zonder vlek. [5]
[verbalisant 2] heeft op 8 november 2022, omstreeks 23:14 uur, midden op de rijbaan van de weg die direct langs de ingang van de flat loopt een mes aangetroffen. Het mes betrof een vleesmes en is met een DNA-kit veiliggesteld. [6] Nader onderzoek aan het mes gaf aan dat de DNA-profielen uit twee bemonsteringen van op het mes aangetroffen bloed elk meer dan één miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer het bloed afkomstig is van [slachtoffer] dan wanneer het bloed afkomstig is van een willekeurige niet aan [slachtoffer] verwante persoon. [7]
Volgens de geneeskundige verklaring betreft het uitwendig waargenomen letsel van [slachtoffer] een steekwond met perforatie in de dunne darm, waarvoor hij is geopereerd. [8]
Door dr. [forensisch expert] , forensisch arts, is een letselrapportage opgesteld. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“Het betreft een 49-jarige man die volgens de politie op 8 november 2022 als gevolg van scherp inwerkend geweld letsel opliep ter hoogte van de rechteronderbuik, waarvoor hij werd opgenomen op de Intensive Care (IC). Op 10 november 2022 onderging betrokkene een operatieve ingreep in verband met een vastgestelde darmperforatie. Op 12 november 2022 kon betrokkene worden overgeplaatst naar de afdeling chirurgie waarna hij op 17 november 2022 huiswaarts mocht. Als gevolg van ernstige longembolieën beiderzijds werd betrokkene opnieuw opgenomen op de IC van 24 tot en met 26 november 2022, en aansluitend van 26 tot en met 28 november 2022 op de afdeling longgeneeskunde. Er is een causaal verband tussen het incident op 8 november 2022 en het ontstaan van de ernstige longembolie. T.b.v. deze rapportage is de kans op overlijden berekend voor deze ernstige longembolie. Ondanks adequate behandeling bedroeg deze kans tussen de 10 en 24,5%. (…)De ernst van het letsel (rechter onderzijde buik en later longembolieën) kan volgens de Abbreviated Injury Score (AIS) worden gekwalificeerd als levensbedreigend.
Het waargenomen letsel is waarschijnlijker onder de hypothese dat het letsel is toegebracht door een mes, dan onder hypothese dat het letsel is toegebracht door een ander, stomp voorwerp, terwijl het waargenomen letsel even waarschijnlijk is onder de hypothese dat het letsel is toegebracht door een mes, als onder de hypothese dat het letsel is toegebracht door een ander, scherprandig voorwerp. (…)
Met betrekking tot het letsel ter hoogte van de rechteronderbuik bleek sprake van een darmperforatie. Hierbij werd een substantiële hoeveelheid bloed met een volume van 3,5 liter verwijderd. Een darmperforatie is onbehandeld een levensbedreigende aandoening; de situatie leidt tot een buikvliesontsteking (peritonitis) doordat ontlasting en bacteriën in de buikholte terecht kunnen komen. Een buikvliesontsteking kan o.a. leiden tot bloedvergiftiging, sepsis genoemd, waardoor de functie van diverse organen kan uitvallen. Daarnaast kan de persoon verbloeden indien er belangrijke bloedvaten in en rondom de darmen zijn beschadigd. In casu wordt gewezen op het gegeven dat er 3,5 liter bloed uit de buik van betrokkene is verwijderd. Dat betekent dat er in het geval van betrokkene sprake is geweest van een aanzienlijk verbloedingsrisico. (…)
In het geval van betrokkene waren de longembolieën onbehandeld dodelijk geweest.” [9]
Op basis van de nadere verklaring van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [getuige] , de conclusies van het DNA-onderzoek op het voor de betreffende flat op de weg aangetroffen mes en de letselbeschrijving, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen en een schop/trap heeft gegeven en hem eenmaal met een mes in de buik-/maagstreek heeft gestoken.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de raadsman dat onduidelijk is wie er heeft gestoken. Op camerabeelden van de centrale toegangshal van de flat is te zien dat verdachte vlak voordat het incident plaatsvindt een mes in zijn rechterhand heeft. Op diezelfde camerabeelden is bovendien te zien dat als verdachte enige tijd na het incident de flat verlaat, de voorzijde van zijn rechterschoen een roodkleurige vlek heeft, terwijl die vlek niet is te zien op het moment dat hij de flat binnenkomt. [10] Bovendien verklaart [slachtoffer] stellig dat verdachte het mes vast had terwijl hij door verdachte geslagen werd en dat [slachtoffer] de enige was die het mes vast had. Het dossier bevat ook geen enkel aanknopingspunt dat iemand anders dan verdachte het mes heeft vastgehad en/of daarmee heeft gestoken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken.
Door op deze wijze te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] door dat steken zou komen te overlijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in de buik-/maagstreek van een ander een aanmerkelijke kans op de dood in het leven roept. In dat gebied van het lichaam bevinden zich immers slagaders en organen die belangrijk zijn voor de levensfunctie van het lichaam. Uit de letselrapportage volgt dat in dit geval sprake is geweest van een darmperforatie waarbij [slachtoffer] 3,5 liter bloed heeft verloren en dat een darmperforatie onbehandeld een levensbedreigende aandoening vormt. Bovendien heeft [slachtoffer] als gevolg van de messteek twee weken later een ernstige longembolie gehad. Verdachte moet zich van de aanmerkelijke kans op de dood bewust zijn geweest en hij heeft deze bewust aanvaard door op deze manier het mes te hanteren en een steekbeweging te maken. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het dodelijk verwonden van [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander ( [medeverdachte] ) heeft gepoogd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat [medeverdachte] wist of moet hebben geweten, dat verdachte een mes bij zich had en dat hij dit mes tijdens het opzoeken van [slachtoffer] ook zou gaan gebruiken om die [slachtoffer] te steken. Ook overigens is onvoldoende gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] om te trachten [slachtoffer] om het leven te brengen.
De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, namelijk een poging tot doodslag, heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks8 november 2022 te Ede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer]
- eenmaal
een of meerdere malenmet een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,in
/op/tegende buik-/maagstreek,
althans het (boven)lichaam,heeft
en/of hebbengestoken en
/of gesneden,
-
een ofmeerdere malen op/tegen het lichaam heeft
en/of hebbengeslagen en
/of gestompt en/of
- eenmaal
een of meerdere malenop/tegen het lichaam heeft
en/of hebbengetrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze contact opneemt met [slachtoffer] , met vervangende hechtenis van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de geschorste voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om ingeval van enige bewezenverklaring een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die in haar advies voorstelt in combinatie met een werkstraf, dan wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, te weten 73 dagen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft op 8 november 2022, nadat hij naar eigen zeggen elf anderhalve liters bier had gedronken, een mes en vervoer geregeld om [slachtoffer] ‘te pakken’. Samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft hij vervolgens in de late avond [slachtoffer] opgezocht bij zijn eigen woning. Op de galerij op de derde verdieping van de flat waar [slachtoffer] woont, is het tot een confrontatie gekomen. Daarbij heeft verdachte [slachtoffer] uitgescholden en bedreigd, meerdere klappen en een schop gegeven en uiteindelijk met het mes in de buik gestoken, waardoor deze ernstig levensbedreigend letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] moest daaraan worden geopereerd en heeft een aantal dagen in het ziekenhuis gelegen. Niet lang nadat [slachtoffer] uit het ziekenhuis was ontslagen heeft hij als direct gevolg van de steekpartij een longembolie opgelopen, als gevolg waarvan hij weer een tijd in het ziekenhuis heeft gelegen. Het gaat hier om een zeer ernstig strafbaar feit, dat zonder medische hulp tot het overlijden van [slachtoffer] had kunnen leiden. Door dit handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De ervaring leert dat een slachtoffer van een dergelijk feit nog lange tijd de psychische en emotionele gevolgen daarvan kan ondervinden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het nagenoeg blanco strafblad van verdachte.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 2 maart 2023. Daarin wordt aangegeven dat sprake is van problemen op verschillende gebieden, zoals op het gebied van huisvesting, dagbesteding, financiën, middelengebruik en psychosociaal functioneren. Volgens de reclassering hebben gestagneerde rouwverwerking in combinatie met een gebrek aan copingvaardigheden, gevoelens van eer en het middelengebruik bijgedragen aan de delictpleging. Zonder de nodige begeleiding en behandeling wordt het recidiverisico momenteel ingeschat als gemiddeld. De responsiviteit voor interventies is goed, waardoor er een gunstige prognose wordt verwacht indien verdachte aan de slag gaat met zijn problemen. Hij heeft inmiddels een start gemaakt met de benodigde trajecten in het kader van een schorsing van de preventieve hechtenis. De reclassering acht het wenselijk dat deze trajecten worden voortgezet en niet stagneren door een eventuele onvoorwaardelijke straf. Derhalve worden dezelfde bijzondere voorwaarden geadviseerd als in de schorsing van de preventieve hechtenis.
De rechtbank acht een straf zoals de raadsman heeft bepleit niet in verhouding staan tot de hiervoor beschreven ernst van het feit. In zoverre gaat de rechtbank dan ook voorbij aan het verzoek van de raadsman om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een werkstraf, dan wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Naar het oordeel van de rechtbank is alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Gelet op de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd zal de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaren opleggen. De rechtbank zal een deel van die straf, namelijk 1 jaar, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.
De rechtbank zal de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Tot slot zal de rechtbank de op grond van artikel 38v Sr gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel van een contactverbod niet opleggen. Gelet op het feit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd met een onvoorwaardelijk deel van drie jaren, ziet de rechtbank geen meerwaarde in oplegging van een dergelijke door de officier gevorderde maatregel voor de periode van twee jaar.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert, na vermindering van haar vordering met betrekking tot de kosten huishoudelijke hulp ter zitting, € 1.287,48 aan materiële schade en € 15.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 465,00 wegens ziekenhuisdaggeldvergoeding;
  • € 156,00 wegens kosten voor huishoudelijke hulp;
  • € 124,95 wegens de aanschaf van een rollator;
  • € 385,00 wegens eigen risico ziektekostenverzekering;
  • € 150,00 aan kleding (beschadigde, bebloede en kapotte kleding en schoenen);
  • € 6,53 aan kilometers controleafspraken ziekenhuis.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. Hij heeft verdachte beledigd en geprovoceerd en is verdachte ook na het incident nog lastig blijven vallen.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering op inhoudelijke gronden moet worden afgewezen. De ziekenhuisdaggeldvergoeding, de kosten voor huishoudelijke hulp en de kosten voor kleding zijn niet onderbouwd, terwijl niet duidelijk is of er causaal verband bestaat tussen het feit en de kosten voor de aanschaf van een rollator. Het eigen risico is al eerder opgemaakt en betreft dus geen schade die voortvloeit uit het feit. Verder moet het gevorderde smartengeld worden afgewezen vanwege de eigen rol van de benadeelde partij.
Ten slotte heeft de raadsman vanwege het feit dat verdachte veel schulden en geen inkomen heeft verzocht om bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling te bepalen op nul dagen.
Overweging van de rechtbank
Door de raadsman is aangevoerd dat van de zijde van de benadeelde partij sprake is van eigen schuld omdat hij verdachte heeft beledigd en geprovoceerd. Voor zover de benadeelde partij beledigende en/of provocerende opmerkingen richting verdachte heeft geuit heeft verdachte echter niet onderbouwd dat sprake is van een dusdanige provocatie dat zijn steken met het mes als het gevolg daarvan kan worden gezien, en in ieder geval blijkt uit hetgeen is aangevoerd niet dat de schade door het steken in een dusdanig verband staat met die provocaties dat die schade (mede) aan benadeelde zelf kan worden toegerekend, gelet op de gestelde normschending door aangever, het ontbreken van voorzienbaarheid dat dit tot de door verdachte gepleegde doodslag zou kunnen leiden en de aard van die (letsel)schade. Reeds hierom faalt het eigen schuldverweer en het daaraan gekoppelde verzoek de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de benadeelde partij schade heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De kosten wegens ziekenhuisdaggeldvergoeding, huishoudelijke hulp, de aanschaf van een rollator, kleding en kilometers controleafspraken ziekenhuis staan in direct verband met het delict, zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De in verband met deze posten gevorderde schadevergoeding zal daarom worden toegewezen.
Wat betreft de kosten wegens eigen risico ziektekostenverzekering geldt dat afgaande op het overgelegde overzicht, zoals ook door de raadsman gesteld, de benadeelde partij het eigen risico al aan zijn verzekeraar verschuldigd was voordat het bewezenverklaarde feit plaatsvond. In zoverre lijken deze kosten zonder nadere onderbouwing niet aan te merken als het gevolg van het handelen van verdachte. Voor de gelegenheid tot een nadere onderbouwing is geen plaats nu dit tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De slotsom is dat de rechtbank een bedrag van € 902,48 aan materiële schade zal toewijzen.
Immateriële schade
Een benadeelde partij kan op grond van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak maken op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Dat kan als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen of indien het gaat om een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
Op grond van vaste jurisprudentie kunnen in sommige gevallen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen zonder zo’n nadere concrete onderbouwing.
De rechtbank stelt vast dat zich bij de benadeelde partij aantasting in de persoon door lichamelijk letsel heeft voorgedaan. Uit de eerder genoemde letselrapportage van 1 februari 2023 volgt dat als gevolg van de messteek sprake is geweest van een darmperforatie waarbij de benadeelde partij 3,5 liter bloed heeft verloren en dat hij als gevolg van diezelfde messteek twee weken later een ernstige longembolie heeft gehad.
Voorts is sprake van aantasting in de persoon op andere wijze. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon. De rechtbank heeft daarvoor met name in aanmerking genomen dat de benadeelde partij voor zijn eigen woning door verdachte is uitgescholden en bedreigd, meerdere malen is geslagen en eenmaal is geschopt en uiteindelijk met een mes in de buik is gestoken, waardoor deze ernstig levensbedreigend letsel heeft opgelopen en meerdere dagen in het ziekenhuis heeft gelegen.
Het voorgaande betekent dat een bedrag aan immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op de geschetste omstandigheden en de bedragen die Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 10.000,00 billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Rente
Verdachte is vanaf 8 november 2022 wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag aan immateriële schade (€ 10.000,00) en de schade door de beschadigde kleding
(€ 150,00), steeds tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding, huishoudelijke hulp, de aanschaf van een rollator, kleding en kilometers voor controleafspraken geldt dat de benadeelde partij geen concrete opgave en onderbouwing heeft gegeven waarmee kan worden vastgesteld vanaf wanneer hij welke kosten heeft moeten dragen. De rechtbank wijst de gevorderde wettelijke rente daarover (€ 752,48) daarom toe vanaf vonnisdatum tot de dag der algehele voldoening.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen. Hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat alleen indien en voor zover meerdere personen verplicht zijn tot vergoeding van dezelfde schade. Van die situatie is hier geen sprake, omdat niet in rechte is vastgesteld dat behalve verdachte ook een ander aansprakelijk is voor de schade van de benadeelde partij. Dit betekent dat verdachte niet hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het totale bedrag aan schadevergoeding.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen totaalbedrag van € 10.902,48 aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om de duur van de gijzeling te matigen tot nul dagen, zoals de raadsman heeft bepleit. De rechtbank zal de gijzeling bepalen op 89 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om de toegewezen bedragen betaald te krijgen. De proceskosten tot vandaag worden begroot op nihil.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
1 jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van bedragen van
€ 902,48,vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 8 november 2022over een bedrag van € 150,00 en vanaf
30 maart 2023over een bedrag van € 752,48, steeds tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald aan materiële schade en
€ 10.000,00vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 8 november 2022tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald aan immateriële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade voor een bedrag van € 385,00;
 wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot smartengeld af voor een bedrag van € 5.000,00;
 legt aan verdachte de
verplichting op om aan de Staat te betalen,ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag van
€ 902,48aan materiële schade en
€ 10.000,00aan smartengeld, telkens vermeerderd met de hiervoor omschreven wettelijke rente tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 89 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. Leen (voorzitter), mr. drs. T.P.E.E. van Groeningen en mr. A. Bonder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20221115.1146, gesloten op 4 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, waaronder een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2023 van verbalisant [verbalisant 3] betreffende (onder meer) DNA-onderzoek. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 maart 2023; proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 39, proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 83, Forensisch Medische Letselrapportage d.d. 1 februari 2023.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever van 16 november 2022 van verbalisant [verbalisant 4] , p. 52.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 117 en proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2022 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , p. 123.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2022 van verbalisant [verbalisant 1] , p. 89 en 90 en proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2023 van verbalisant [verbalisant 1] , p. 98.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2022 van verbalisant [verbalisant 2] , p. 31
7.Rapport van het ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Ede op 8 november 2022’ van 28 februari 2023 van [ingenieur] , p. 5.
8.Geneeskundige verklaring van dr. [geneeskundige] van 24 november 2022, p. 60.
9.Forensisch Medische Letselrapportage van 1 februari 2023 van [forensisch expert] , p. 1-2 en 8-9.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2022 van verbalisant [verbalisant 1] , p. 89 respectievelijk 90.