ECLI:NL:RBGEL:2023:1809

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
05-291779-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met taakstraf en contactverbod

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats op 8 november 2022 in Ede, waar de verdachte samen met een medeverdachte de woning van het slachtoffer bezocht. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd en meerdere keren geslagen. Het slachtoffer liep daarbij verwondingen op, waaronder een steekwond in de buik-/maagstreek. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van medeplegen van zware mishandeling en bedreiging, maar de verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van het mes dat door de medeverdachte werd gebruikt en dat er geen opzet was op de dood van het slachtoffer.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling en de poging tot doodslag, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen. Wel werd bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van mishandeling en bedreiging. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur en een contactverbod van twee jaar op, waarbij de verdachte geen contact mocht opnemen met het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en besloot dat een onvoorwaardelijke werkstraf passend was. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de gevorderde schade niet rechtstreeks verband hield met de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.291779.22
Datum uitspraak : 30 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] , Turkije,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman: mr. D. Kotterman, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de
buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam, heeft en/of hebben gestoken en/of gesneden,
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft en/of hebben geslagen en/of gestompt en/of
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft en/of hebben getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere steekverwondingen in/aan (de nabijheid van) één of meerdere (vitale) organen (te weten de dunne darm en/of de nier) en/of de buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de
buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden,
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de
buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam, heeft en/of hebben gestoken en/of gesneden,
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft en/of hebben geslagen en/of gestompt en/of
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft en/of hebben getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de
buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden,
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- een of meerdere malen op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Ede [slachtoffer] een of meerdere malen heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
- “ jij moet dood zijn, dood”,
- “ al lang geleden jij moet dood zijn”,
- “ iemand jou dood maak” en/of
- " hij moet dood"
en/of vervolgens en/of daarbij te wijzen in de richting van voornoemde [slachtoffer] ,
althans (telkens) woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 8 november 2022 in de late avond samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van aangever [slachtoffer] in Ede gegaan. Op de galerij op de derde verdieping van de flat waar [slachtoffer] woont, heeft vervolgens een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en [medeverdachte] enerzijds en [slachtoffer] anderzijds. Verdachte heeft [slachtoffer] daarbij bedreigd en meermalen geslagen. [medeverdachte] heeft verdachte meermalen geslagen en geschopt. [slachtoffer] heeft daarbij verkleuringen rond zijn oog, een bloeddoorlopen oog en een verkleurde pols opgelopen [2] .
[slachtoffer] bleek tijdens het gevecht te zijn gestoken met een mes in zijn buik-/maagstreek.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van zware mishandeling. Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
Uit niets blijkt dat verdachte wetenschap had van het in bezit zijn van een mes bij [medeverdachte] voorafgaand aan en tijdens het incident, laat staan dat een mes door [medeverdachte] tijdens het incident zou worden gebruikt. Zonder wetenschap kan verdachte geen opzet hebben gehad op handelingen verricht met het mes. Bovendien is niet gebleken van een vooraf besproken of geplande actie van verdachte en [medeverdachte] . Er dient dan ook vrijspraak te volgen van het bestanddeel in de tenlastelegging dat gaat over het mes.
Aangenomen kan worden dat verdachte en [medeverdachte] tezamen en in vereniging hebben gehandeld met betrekking tot het slaan en/of schoppen van [slachtoffer] , maar uit niets blijkt dat verdachte met die handelingen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad, dan wel moet hebben gehad, op de dood van [slachtoffer] . Uit de letselrapportage volgt voorts niet dat het slaan en/of schoppen door verdachte en [medeverdachte] tot zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] heeft geleid. Los van het letsel dat evident is veroorzaakt door het mes, blijft een verkleuring van de pols en een blauw oog over, letsel dat past bij een eenvoudige mishandeling. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde feit refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, behoudens het bestanddeel dat gaat over het handelen met het mes in vereniging gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit worden geen bewijsverweren gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het procesdossier niet blijkt dat verdachte wist of moet hebben geweten, dat [medeverdachte] een mes bij zich had en dat hij dit mes tijdens het opzoeken van [slachtoffer] (mogelijk) ook zou gaan gebruiken om die [slachtoffer] te steken. Zonder die wetenschap kan verdachte geen (voorwaardelijk) opzet hebben gehad om samen met [medeverdachte] [slachtoffer] om het leven te brengen dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door te steken met een mes of steekverwondingen toe te brengen. Reeds hierom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt verder dat uit de bewijsmiddelen niet valt af te leiden of de handelingen van verdachte en [medeverdachte] – het slaan en schoppen van [slachtoffer] – naar uiterlijke verschijningsvorm zodanig waren dat daardoor een aanmerkelijke kans op het oplopen van zwaar lichamelijk letsel bestond. De bewijsmiddelen bevatten onvoldoende informatie over de kracht waarmee verdachte en [medeverdachte] hebben geslagen en geschopt, hoe vaak zij dit hebben gedaan en waar zij [slachtoffer] precies hebben geraakt. Nu uit de bewijsmiddelen ook anderszins geen opzet van verdachte op zwaar lichamelijk letsel kan worden afgeleid, acht de rechtbank evenmin bewezen dat sprake is van een poging tot zware mishandeling. De rechtbank zal verdachte daarom tevens vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit.
Wel acht de rechtbank bewezen het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde feit, medeplegen van mishandeling, zoals volgt uit de feiten. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen naar [slachtoffer] gegaan om hem aan te spreken op zijn gedrag, bang te maken [3] , zijn beiden de confrontatie aangegaan en hebben toen beiden geweld gebruikt door te slaan en/of te schoppen. Daaruit volgt dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor aangever van 16 november 2022 van verbalisant [verbalisant 1] , p. 52;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 78,
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 maart 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 meest subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks8 november 2022 te Ede, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,[slachtoffer] heeft mishandeld, door voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de

buik-/maagstreek, althans het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden,

-
een ofmeerdere malen op/tegen het lichaam te slaan
en/of te stompenen
/of
- e
en ofmeerdere malen op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen;
2.
hij op
of omstreeks8 november 2022 te Ede [slachtoffer]
een of meerdere malenheeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
- “ jij moet dood zijn, dood”,
- “ al lang geleden jij moet dood zijn”,
- “ iemand jou dood maak”
en/of
- “hij moet dood”
en/of vervolgensen
/ofdaarbij te wijzen in de richting van voornoemde [slachtoffer] ,
althans (telkens) woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van mishandeling
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze contact opneemt met [slachtoffer] , met vervangende hechtenis van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte een taakstraf op te leggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, ingeval hij wordt veroordeeld voor eenvoudige mishandeling en bedreiging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Hij heeft op 8 november 2022 op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] vervoer geregeld om samen naar de woning van [slachtoffer] te kunnen gaan om met die [slachtoffer] te praten om hem bang te maken. Samen met [medeverdachte] heeft verdachte vervolgens in de late avond [slachtoffer] daadwerkelijk opgezocht bij zijn eigen woning. Op de galerij op de derde verdieping van de flat waar [slachtoffer] woont, is het tot een confrontatie gekomen. Daarbij heeft verdachte [slachtoffer] ernstig bedreigd en samen met [medeverdachte] [slachtoffer] meerdere malen geslagen en geschopt. Het gaat hier om ernstige strafbare feiten, waarbij duidelijk grenzen zijn overschreden. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van [slachtoffer] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten als thans bewezenverklaard, maar deze betreffen wel oude feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 9 maart 2023. Daarin staat dat de belangrijkste risicofactor is de verstoorde verhouding van verdachte met [slachtoffer] en zijn (vermeende) provocaties jegens verdachte en zijn familie. Verdachte voelt zich diep beledigd en bedreigd door de grove uitlatingen van [slachtoffer] , die hier tot op heden mee door zou gaan. De angel is niet weggenomen uit het conflict, maar verdachte houdt afstand van [slachtoffer] en bewandelt thans de daartoe geëigende rechtsgang in plaats van eigenrichting toe te passen door aangifte hiervan te doen bij de politie. De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld, maar het huidige contact met politie en justitie lijkt een corrigerend effect te hebben; hij blijft uit de buurt van [slachtoffer] . Een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke straf moet voorkomen dat hij opnieuw de fout in gaat. Een contactverbod met aangever, waar de politie op zal toezien, kan overwogen worden. De reclassering ziet geen rol voor zichzelf weggelegd, behalve dan in de uitvoering van een eventuele werkstraf waartoe betrokkene in staat wordt geacht om deze uit te voeren. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een contactverbod.
Het juridische verwijt dat de rechtbank verdachte ten aanzien van feit 1 maakt, medeplegen van mishandeling, is een ander, duidelijk minder ernstig verwijt dan waarvoor de officier van justitie een lange, deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft geëist; dat betrof immers medeplegen van zware mishandeling, waarvan onderdeel uitmaakte het met een mes in de buik steken van [slachtoffer] . Reeds daarom zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in de door haar geformuleerde strafeis.
Gelet op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een werkstraf aangewezen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uur opleggen, te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, zijnde 2 dagen. De rechtbank ziet geen reden om hierbij nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr opleggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] . De duur van de vervangende hechtenis die kan worden toegepast wordt bepaald op één week per overtreding, en bedraagt ten hoogste één jaar. De maatregel wordt opgelegd voor twee jaren. De rechtbank beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend jegens het slachtoffer zal gedragen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.287,48 aan materiële schade en € 15.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 465,00 wegens ziekenhuisdaggeldvergoeding;
  • € 156,00 wegens kosten voor huishoudelijke hulp;
  • € 124,95 wegens de aanschaf van een rollator;
  • € 385,00 wegens eigen risico ziektekostenverzekering;
  • € 150,00 aan kleding (beschadigde, bebloede en kapotte kleding en schoenen);
  • € 6,53 aan kilometers controleafspraken ziekenhuis.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade enkel een causaal verband heeft met de verwondingen veroorzaakt door het mes, waarvoor verdachte niet aansprakelijk kan worden gehouden. Verder is er geen causaal verband tussen de gevorderde materiële schade en het slaan en/of schoppen. Ook de verzochte immateriële schade en de motivering daarvan zien op de gevolgen van de aanval met het mes. Volgens de raadsman dient de gehele vordering van de benadeelde partij dan ook te worden afgewezen, dan wel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor de eenvoudige mishandeling en de bedreiging, dan is een immateriële schade van € 500,00 voorstelbaar. In dat geval verzoekt de raadsman vanwege het feit dat verdachte geen inkomen heeft bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling te bepalen op nul dagen.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet ziet op schade die rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. De vordering ziet kennelijk op het (in vereniging) steken met het mes waarvan verdachte wordt vrijgesproken. Er kan niet worden vastgesteld dat door het gezamenlijk handelen van verdachte met [medeverdachte] , te weten het slaan, schoppen en bedreigen, de gevorderde schade aan de benadeelde partij is toegebracht. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 38v, 47, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10. De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 legt een
vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende
twee (2) jaarop geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op 1 oktober 1973;
 beveelt dat vervangende hechtenis van één (1) week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste één (1) jaar;
 beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. Leen (voorzitter), mr. drs. T.P.E.E. van Groeningen en mr. A. Bonder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20221115.1146, gesloten op 4 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, waaronder een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2023 van verbalisant [verbalisant 3] betreffende (onder meer) DNA-onderzoek. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 maart 2023; proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 39; proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 78, proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p.44-50, Forensisch Medische Letselrapportage d.d. 1 februari 2023.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 maart 2023.