Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 juni 2022
- de bij brief van 29 juli 2022 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 5 tot en met 11
- de bij brief van 1 september 2022 door [eiser] in het geding gebrachte producties 6, 7 en 8
- het proces-verbaal van descente en mondelinge behandeling van 16 september 2022, met daarbij de aantekeningen comparitie van [eiser] .
2.De feiten
“1.1 [betrokkene] zal binnen 4 weken na het tekenen van deze vaststellingsovereenkomst de Weg bestraten met deugdelijke straatstenen zodat de Weg gebruikt kan worden voor het doel van een redelijk gebruik van overpad (…).”
3.De vordering en het verweer
€ 500,-- per dag dat [gedaagde] niet voldoet aan deze plicht, althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
4.De beoordeling
de ontvankelijkheid
De notaris heeft in de door [gedaagde] overgelegde verklaring van erfrecht vastgesteld dat op de nalatenschap de wettelijke verdeling (Boek 4, afdeling 1, titel 3 BW) van toepassing is.
Dit betekent dat er in deze geen sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding, zodat [eiser] kon volstaan met het alleen dagvaarden van [gedaagde] .
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij pas de dag tevoren door [eiser] op de hoogte is gesteld van de geplande werkzaamheden. Dit is door [eiser] niet tegengesproken. Als [gedaagde] , die stelt door [eiser] voor het blok te zijn gezet (wat de rechtbank niet onwaarschijnlijk voorkomt), toen al gezegd zou hebben dat zij met het opnieuw asfalteren van het betreffende gedeelte van het overpad akkoord was indien het maar netjes zou gebeuren, dan kan [eiser] [gedaagde] in redelijkheid niet tegenwerpen dat zij op die “instemming” -na daarover een nachtje te hebben geslapen- de volgende dag terugkomt.
- griffierecht € 309,00
€ 1.196,00 (2,0 punten x € 598,00)
5.De beslissing
29 maart 2023.