ECLI:NL:RBGEL:2023:1600

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
05/214852-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1990 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Ter Apel, werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 1,6 kilogram cocaïne op 24 augustus 2022 te Ede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte op de genoemde datum zijn aangehouden in een auto waarin de cocaïne was verborgen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de auto van de medeverdachte onttrokken aan het verkeer, omdat deze was gebruikt voor het strafbare feit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/214852-22
Datum uitspraak : 7 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1990 in [Geboorteplaats] , zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Ter Apel, in Ter Apel.
Raadsman: mr. F.J. Soriano, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2022 te Ede, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2022 te Ede, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte en medeverdachte [Medeverdachte] (hierna medeverdachte) zijn op 24 augustus 2022 in Ede aangehouden. [2] In de auto waarin verdachte en medeverdachte reden [3] werd in een verborgen ruimte 1,6 kilogram cocaïne aangetroffen. [4] De auto, een Audi Q3 met kenteken [Kenteken] , is van medeverdachte (hierna: de auto van medeverdachte). [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat gelet op de verklaringen van verdachte (voorwaardelijk) opzet op het voorhanden hebben van cocaïne bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van de uitvoer heeft verdachte consistent, geloofwaardig en overeenkomstig de op de GPS getoonde reisduur in combinatie met de klok van de telefoon verklaard dat de eindbestemming binnen Nederland in Nijmegen gelegen was, zodat het primair tenlastegelegde uitvoeren niet kan worden bewezen en verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Ook het medeplegen kan niet worden bewezen. Het dossier toont geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Op de zitting van 21 februari 2023 heeft verdachte verklaard dat hij op 24 augustus 2022 in de auto van medeverdachte reed. Medeverdachte en hij zijn anderhalf uur, bijna twee uur in Amsterdam geweest. Ze kwamen uit Duitsland. Hij kreeg een adres waar iemand op hem stond te wachten die hem een pakketje gaf. Hij wist dat het om drugs zou gaan en heeft het pakket in de verborgen ruimte gestopt. Hij dacht dat het om cocaïne of pillen zou gaan, ook door het geld dat hem werd aangeboden. Hij kreeg € 3.000 voor het ritje. [6]
De auto van medeverdachte is op 13 augustus 2022 op de Duitse snelweg gecontroleerd. Verdachte bleek de bestuurder. Bij deze controle werd aan de binnenzijde van de achterbumper een verborgen ruimte aangetroffen. De auto is opgenomen in het ANPR-systeem voor automatische kentekenplaatherkenning. [7]
Op 24 augustus 2022 zagen verbalisanten op het ANPR-systeem dat de auto van medeverdachte via de A74 vanuit Duitsland via Tegelen Nederland ingereden kwam. De verbalisanten zagen op het ANPR-systeem dat de auto op de A2 ter hoogte van Abcoude in de richting van Amsterdam reed. Om 19.24 uur zagen verbalisanten op het ANPR-systeem dat de auto op de A1 ter hoogte van Muiden in oostelijke richting reed. Om 19.50 uur zagen verbalisanten de auto rijden op de A30 rechts ter hoogte van Barneveld. Verbalisanten hebben de auto staande gehouden, er zaten twee mannen in de auto: verdachte en medeverdachte. Ten tijde van de doorzoeking van de auto verklaarde medeverdachte ongevraagd aan verbalisant: “Nu zijn we 1 dag in Amsterdam geweest” en “Nu zijn we onderweg terug naar huis”. [8]
De rechtbank stelt vast dat verdachte 1,6 kilogram cocaïne heeft vervoerd. Dit heeft hij gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte. Zij zijn samen vanuit Duitsland naar Amsterdam gereden. Daar hebben zij een uur tot anderhalf uur verbleven en vervolgens zijn zij vanuit Amsterdam teruggereden in de richting van Duitsland. Ter hoogte van Ede zijn zij samen aangehouden en in de auto, waarvan medeverdachte de eigenaar is, is 1,6 kilogram cocaïne aangetroffen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met in ieder geval de medeverdachte het feit heeft gepleegd.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat de medeverdachte niet op de hoogte was van het ophalen van de drugs, gelet op de gang van zaken, zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komt. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat de verklaringen van de verdachte en medeverdachte over hun gezamenlijke reis, niet met elkaar stroken.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte en medeverdachte onderweg waren naar het buitenland. Dit blijkt uit de context van de ANPR-hits – zij kwamen uit Duitsland, zijn kort in Amsterdam geweest en waren weer op weg naar Duitsland – en uit de verklaring van medeverdachte dat zij onderweg waren naar huis. Medeverdachte woont in Zwitserland.
De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan het proces-verbaal van de verbalisanten.
Daarmee is de (verlengde) uitvoer van cocaïne bewezen.
De rechtbank ziet in de stelling van de verdediging dat de op de GPS getoonde reisduur in combinatie met de klok van de telefoon duidt op de eindbestemming Nijmegen, geen reden om anders te oordelen. De rechtbank overweegt daarbij dat de reisduur van de plek van aanhouding naar Nijmegen in vergelijking met de reisduur van de plek van aanhouding naar de Duitse grens nauwelijks verschilt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks24 augustus 2022 te Ede,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1,6 kilogram
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij het opleggen van een straf rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zijn dochter is begin januari 2023 geboren, waarbij verdachte niet aanwezig kon zijn, en zijn vrouw weet niet hoe zij in haar eentje vier kinderen moet verzorgen. Het strafdoel van de speciale preventie heeft zijn werking gehad. Verdachte zal nooit meer een dergelijke misstap begaan. De verdediging verzoekt de rechtbank een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte op de dag van de uitspraak vrijkomt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in samenwerking met een of meer andere personen schuldig gemaakt aan de opzettelijke (verlengde) uitvoer van 1600 gram cocaïne. Gelet op de hoeveelheid was dit kennelijk bestemd voor de (internationale) drugshandel. Het is een feit van algemene bekendheid dat cocaïne zeer winstgevend is en dat de handel tot maatschappelijke problemen leidt. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof waaraan gebruikers gemakkelijk verslaafd raken met alle gevolgen van dien voor de gebruikers en de maatschappij. Verdachte heeft zich van deze gevaren en nadelige gevolgen kennelijk niets aangetrokken.
Gelet op de ernst van dit feit en met inachtneming van de LOVS-orientatiepunten is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Voor een voorwaardelijk deel van deze straf ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggeven auto overweegt de rechtbank dat is komen vast te staan dat met behulp van deze auto een strafbaar feit is begaan, te weten de uitvoer van harddrugs. De rechtbank is van oordeel dat deze auto, gelet op de ingebouwde verborgen ruimte, kan dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijf terwijl het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De auto zal daarom worden onttrokken aan het verkeer.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de auto.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos (voorzitter), C.H.M. Pastoors en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [Verbalisant] , brigadier van politie Landelijke Eenheid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022389088, gesloten op 13 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 67 en proces-verbaal aanhouding medeverdachte, p. 103.
3.Proces-verbaal bevindingen, p. 11.
4.Proces-verbaal bevindingen, p. 12; proces-verbaal overpakken; p. 31-32; NFiDENT-rapporten, p. 43, 44 en 45.
5.Proces-verbaal verhoor medeverdachte, p. 135.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 februari 2023.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10 – 12.