ECLI:NL:RBGEL:2023:1598

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/05/415789 / FA RK 23-616
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf onder de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 maart 2023 een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd) afgewezen. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een cliënte die lijdt aan de ziekte van Huntington. De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënte, ondanks haar zorgbehoefte, de voorkeur geeft aan het blijven wonen in haar eigen woning, waar zij in contact kan blijven met haar moeder en dochter. De moeder van cliënte, die als belangrijkste mantelzorger fungeert, heeft ook aangegeven dat een opname in een zorginstelling voorbarig zou zijn en dat zij liever ziet dat cliënte ambulante zorg ontvangt.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënte zelf, haar moeder, een casemanager en een mentor. De casemanager heeft zorgen geuit over de huidige zorgsetting en het risico op brandgevaar door het rookgedrag van cliënte. Ondanks deze zorgen heeft de rechtbank geconcludeerd dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden dan een opname in een zorginstelling op 50 kilometer afstand van haar woonplaats.

De rechtbank heeft overwogen dat de impact van een dergelijke opname op het sociale leven van cliënte en haar familie te groot zou zijn. Gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder de hechte familiebanden en de eerdere verliezen die cliënte heeft geleden, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot rechterlijke machtiging niet voldoet aan de criteria van de Wzd. De rechtbank heeft daarom het verzoek afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/415789 / FA RK 23-616
Datum mondelinge uitspraak: 2 maart 2023
Beschikking rechterlijke machtiging tot opname en verblijf Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[naam cliënte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
woonachtig in [woonplaats] ,
hierna te noemen: cliënte,
advocaat: mr. W.A.M. Maatman-Abarbanel te Buren.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 23 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 maart 2023 bij cliënte thuis.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
de moeder van cliënt;
mw. [naam 1] , casemanager dementie;
mw. [naam 2] , als mentor van cliënte.

2.Beoordeling

2.1.
Cliënte heeft, mede via de advocaat, aangegeven dat zij in de woning wil blijven wonen. In ieder geval wil cliënte niet naar [naam zorginstelling] in [plaats] toe. Cliënte heeft van de professionals vernomen dat vaststaat dat cliënte bij [naam zorginstelling] wordt opgenomen indien er een rechterlijke machtiging wordt verleend. Cliënte voert aan dat het ernstig nadeel voornamelijk op cliënte zelf ziet. In die zin is het cliënte haar eigen keuze om liever onder de huidige omstandigheden thuis te wonen. Cliënte heeft namelijk veel baat bij het contact met haar moeder en haar dochter en vrienden uit deze omgeving. Om die reden neemt cliënte de risico’s die er thuis zijn op de koop toe. Cliënte wil pas naar [naam zorginstelling] als het thuis echt niet meer gaat en er een crisis ontstaat.
2.2.
De moeder heeft aangegeven dat zij de belangrijkste mantelzorger is voor cliënte. De moeder acht een opname bij [naam zorginstelling] voorbarig, gezien de grote impact die zo’n opname zou hebben op het contact met het sociaal netwerk. Cliënte zou de moeder en haar dochter dan veel minder vaak zien. De moeder heeft aangegeven dat zij eerder haar echtgenoot en haar zoon heeft verloren aan de ziekte van Huntington. Haar echtgenoot is een aantal weken na de opname bij [naam zorginstelling] komen te overlijden. De moeder wil dat cliënte de zorg ambulant ontvangt in de thuissituatie. Als dat niet haalbaar blijkt, dan is moeder akkoord met een plaatsing van cliënte in een verzorgingstehuis in de omgeving van [plaats] . De moeder is in gesprek met een verzorgingstehuis in [plaats] , om te proberen haar dochter daar te plaatsen.
2.3.
De casemanager heeft aangegeven dat zij achter het verzoek staat. De casemanager heeft aangegeven dat in de huidige ambulante zorgsetting al langere tijd niet meer in de zorgbehoefte van cliënte kan worden voorzien. Het veelvuldig roken en het brandgevaar dat daaruit voortkomt is het grootste gevaar voor zowel betrokken als de omwonenden. Inmiddels is er minstens vier keer per dag een begeleid rookmoment, maar de thuiszorg kan hier niet duurzaam voor worden ingezet. Daarnaast zijn er zorgen over de intake van cliënte. Hier is te weinig zicht op. Wel is te zien dat cliënte flink is afgevallen. Ook lopen de zorgcontacten niet altijd even soepel, omdat cliënte enkel zorg accepteert van voor haar vertrouwde personen. De casemanager zou cliënte bovendien meer gunnen dan (afgezien van de zorgmomenten) de hele dag alleen in haar appartement zitten. In eerste instantie is geprobeerd om een verzorgingstehuis in de regio te vinden. Via zorgbemiddeling is deze casus voorgelegd aan de taskforce (met alle zorgaanbieders in de regio en het Zorgkantoor). Binnen dat overleg is bepaald dat [naam zorginstelling] de best passende plek is voor cliënte.
2.4.
De mentor heeft aangegeven dat zij achter het verzoek staat. De mentor ziet het ernstig nadeel en de diagnose staat vast. De mentor is pas sinds kort betrokken, maar ziet dat er noodzaak bestaat tot 24-uurstoezicht. De mentor verwacht dat bij [naam zorginstelling] passende zorg kan worden verleend aan cliënte.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënte lijdt aan cognitieve en gedragsstoornissen als gevolg van de ziekte van Huntington. In artikel 1a.1, eerste lid, onder b., van het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, is met een psychogeriatrische aandoening gelijkgesteld de ziekte van Huntington. Deze ziekte uit zich bij cliënte als een neurocognitieve stoornis met daaruit voorkomende significante beperkingen overeenkomstig die van een psychogeriatrische aandoening.
2.6.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit (het aanzienlijk risico op):
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige materiële schade;
ernstige financiële schade;
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang;
gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank stelt vast dat cliënte niet meer adequaat kan omgaan met haar rookwaar en haar aansteker. Cliënte heeft brandende sigaretten laten vallen en rookt ook weleens in haar bed. Hierdoor bestaat er een risico op brandgevaar. Tweemaal is er ook daadwerkelijk brand geweest, al was de hulpverlening snel ter plekke om (ernstigere) gevolgen te voorkomen. Dit gevaar is enigszins beperkt doordat er nu begeleide rookmomenten zijn, maar deze zorgcontacten kunnen niet langdurig ingezet worden. Daarnaast zijn er zorgen over de intake van vocht en voeding bij cliënte, aangezien zij de afgelopen periode afgevallen is. Ook is het zo dat cliënte zich weleens heeft verzet tijdens de zorgmomenten omdat zij verzorgd werd door een professional die zij niet (goed) kent. In zo’n geval komt direct de persoonlijke verzorging en de intake van cliënte in gevaar. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een aanzienlijk risico op ernstig nadeel.
2.7.
Verder is gebleken dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.8.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank verwacht dat een opname een passend middel kan zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. In beginsel is de keuze voor een specifiek verzorgingstehuis een uitvoeringskwestie. Echter, de rechtbank begrijpt het verzoek zo dat op voorhand vaststaat dat indien er een rechterlijke machtiging wordt verleend, cliënte geplaatst zal worden bij [naam zorginstelling] te [plaats] . De rechtbank ziet echter een minder ingrijpende mogelijkheid om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en kan daarom de rechterlijke machtiging niet verlenen. De rechtbank overweegt dat een opname binnen de eigen regio gezien de bijzondere feiten en omstandigheden van het geval meer voor de hand ligt. De zorgaanbieders in de regio hebben aangegeven dat zij vinden dat [naam zorginstelling] gezien haar specialisme in zorg voor mensen die lijden aan de ziekte van Huntington de voorkeur verdient, maar zij hebben daarbij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen daarvan voor het sociale leven en daarmee de kwaliteit van leven van cliënte. De plaatsing binnen [naam zorginstelling] zal, gezien de reisafstand van meer dan 50 kilometer en de omstandigheid dat de moeder van cliënte geen rijbewijs heeft en zij ook de zorg heeft voor de 19-jarige dochter van cliënte, een te grote impact hebben op het contact tussen cliënte en haar dochter, haar moeder en vrienden en kennissen. Daarbij neemt de rechtbank ook de gezinssituatie, waarin cliënte eerder haar vader en broer aan dezelfde ziekte is verloren, mee in haar overweging. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat cliënte onderdeel uitmaakt van een gezin dat afkomstig is uit een land, waar de familiebanden hechter zijn dan die in Nederland. Gezien het voorgaande is onvoldoende gebleken dat op dit moment de plaatsing van cliënte bij [naam zorginstelling] in [plaats] aangewezen is, waar er minder ingrijpende mogelijkheden voorhanden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden, zoals in een zorginstelling in de omgeving van [plaats] .
2.9.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Het verzoek zal dan ook om die reden worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2023 door mr. S.W. Kuip, rechter, in tegenwoordigheid van T. Akasbi, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 maart 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.