ECLI:NL:RBGEL:2023:1464

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2045
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het legaliseren van het aanplanten van bomen en struiken binnen de teeltvrije zone

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren was verleend voor het aanplanten van bomen en struiken binnen een teeltvrije zone. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.E. Dijk, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 2 maart 2021, waarin het college de omgevingsvergunning in stand heeft gelaten. Eiseres betoogde dat het college niet had voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning, zoals het uitvoeren van een onderzoek naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en het inwinnen van schriftelijk advies van een milieudeskundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze voorwaarden niet zijn nageleefd, waardoor de vergunning onterecht is verleend. De rechtbank oordeelde dat de teeltondersteunende voorzieningen, zoals boompalen en tonkinstokken, als bouwwerken moeten worden aangemerkt waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen om binnen acht weken opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het griffierecht worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/2045

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.E. Dijk)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren, het college

(gemachtigden: J.C. van Veenendaal, M. van Beem en N. van Staaden).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[derde partij 1], gevestigd in [woonplaats] en
[belanghebbende], gevestigd in [woonplaats]
(gemachtigde: mr. R.A. van Huussen).

Inleiding

Het college heeft op 27 augustus 2020 een omgevingsvergunning verleend voor het legaliseren van het aanplanten (en bijbehorend rooien) van de bomen en struiken binnen de teeltvrije zone op een perceel van de derde-partij [derde partij 1]
In de beslissing op bezwaar van 2 maart 2021 heeft het college de omgevingsvergunning met een aanvullende motivering in stand gelaten.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [eiseres] en, via een videoverbinding, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het college en namens de derde-partijen [derde partij 1],
en [derde partij 1] met hun gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

1. Derde-partij, [derde partij 1], verpacht het perceel nabij [locatie] ongenummerd in [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [locatie] (het perceel), aan [eigenaar]. [eigenaar] is eigenaar van een boomkwekerij met teelt van laan-, tuin-, en sierbomen.
Verzoek om handhaving
2. Eiseres heeft op 2 december 2019 een verzoek om handhaving ingediend bij het college. Eiseres heeft daarin aangegeven dat aan de derde-partij [1] op 8 februari 2018 [2] een omgevingsvergunning is verleend voor het aanleggen van een nieuwe boomkwekerij waarbij is vastgelegd dat de bodem niet dieper verstoord mag worden dan 40 centimeter.
Volgens eiseres heeft de derde-partij in aanvulling op de aanvraag aan het college aangegeven dat er geen hulpconstructie voor de bomen benodigd is. Nu blijkt dat er wel hulpconstructies zijn toegepast. Volgens eiseres gaat het om ongeveer 15.000 tonkinstokken en tientallen zo niet honderden palen die dieper zijn aangebracht dan 40 centimeter. Dat is volgens eiseres in strijd met het bestemmingsplan. Eiseres heeft daarom verzocht om intrekking van de omgevingsvergunning. Vooruitlopend op de intrekkingsprocedure heeft eiseres het college verzocht om alvast handhavend op te treden door alle palen en stokken op het perceel te (laten) verwijderen. [3]
Controle toezichthouder
3. Naar aanleiding van het verzoek om handhaving zijn er controles uitgevoerd op het perceel op 12 en 16 december 2019 en 24 februari 2020. Daar zijn, kort samengevat, de volgende overtredingen vastgesteld:
De op het perceel aanwezige, met banden verbonden houten palen en tonkinstokken moeten aangemerkt worden als bouwwerk. De aanwezigheid hiervan zonder omgevingsvergunning is in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in samenhang met artikel 7.2.2.1. en artikel 28.2 van de planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied, reparatieplan”.
Er is sprake van strijd met artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo, omdat de derde-partij de gerealiseerde bouwwerken (constructies van palen met band) in stand laat, terwijl deze zonder omgevingsvergunning zijn gerealiseerd.
De aanplant van bomen binnen een teeltvrije zone zonder omgevingsvergunning is in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wabo in samenhang met artikel 7.6.2.1 van de planregels.

Voornemen last onder dwangsom

4. Op 24 maart 2020 heeft het college aan de derde-partij een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom kenbaar gemaakt ten aanzien van de hiervoor genoemde overtredingen. De derde-partij is in overweging gegeven om een legaliserende omgevingsvergunning aan te vragen.
Omgevingsvergunning
5. Naar aanleiding van het voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom heeft de derde-partij op 28 april 2020 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het aanplanten van bomen binnen de teeltvrije zone. In de toelichting op de aanvraag van Van Westreenen van 26 augustus 2020 staat aangegeven dat de aanvraag ziet op het legaliseren van het aanplanten (en bijbehorend rooien) van de bomen en struiken binnen de teeltvrije zone, waarbij er binnen deze 50 meter zone geen spuittechnieken op de bomen worden toegepast, behalve onkruidbestrijding direct op de bodem. Daarnaast is aangegeven dat geen omgevingsvergunning nodig is voor de teeltondersteunende voorzieningen, omdat volgens het besluit van het college van 30 juni 2020 deze noodzakelijke voorzieningen voor productieboomgaarden en laanboomteelt zijn aan te merken als onderdeel van het werk “aanleggen van een productieboomgaard of laanboomkwekerij” en bestemmingsconform gebruik opleveren. [4]
5.1.
Het college heeft op 27 augustus 2020 de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. In de omgevingsvergunning is een voorschrift opgenomen dat voor het gebied, behorende bij deze vergunning, binnen een straal van 50 meter tot een gevoelige functie, niet gespoten mag worden. Onkruidbestrijding direct op de bodem is wel toegestaan. Ook mag in het vergunde gebied niet dieper aangeplant en gerooid worden dan 40 centimeter onder het maaiveld. Dit komt overeen met de op 8 februari 2018 verleende omgevingsvergunning voor het aanleggen van een boomkwekerij en een uitweg op het overige gedeelte van het perceel.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen de beslissing op bezwaar aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De voor de beoordeling van het beroep van belang zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Is eiseres belanghebbende in deze procedure?
7. Volgens de derde-partijen is eiseres geen belanghebbende, omdat eiseres opkomt voor een individueel belang en dit niet tot haar doelstelling behoort. Daarom moet het beroep van eiseres volgens de derde-partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.1.
In de statuten van eiseres staat dat de stichting zich ten doel stelt, binnen en in een wijde straal, tenminste de grondgebieden van alle aangrenzende gemeenten rond de gemeente Buren omvattende:
a. een bijdrage te leveren tot het bevorderen van de belangstelling voor de biologische
waarden van het milieu;
b. een zo goed mogelijke bescherming en verbetering van natuur, landschap en milieu
waaronder mede archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden, het
woonmilieu en de verkeersveiligheid, alles in de ruimste zin des woord.
De rechtbank oordeelt dat eiseres in deze procedure opkomt voor de onder b. vermelde waarden en het (woon)milieu. Dat het hier slechts gaat om een betrekkelijk klein gebied en hierin slechts één woning van een derde staat, maakt niet dat zij daarom geen belanghebbende bij het besluit tot afwijzing van haar handhavingsverzoek is. De bescherming van de bij dit besluit betrokken waarden, waaronder natuur, landschap en milieu, acht de rechtbank een algemeen belang dat eiseres blijkens haar statuten in het bijzonder behartigt. Het beroep van eiseres is daarom ontvankelijk.
Bestemmingsplan
8. Van toepassing is het bestemmingsplan “Reparatieplan Buitengebied 2012”. Het perceel heeft daarin de enkelbestemming “Agrarisch met Waarden-Oeverwalgebied”
(artikel 7) en de dubbelbestemmingen “Waarden-Archeologisch onderzoekgebied-1” (artikel 24) en “Waarden-Cultuurhistorie” (artikel 28). Aan het deel van het perceel waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, is de functieaanduiding “specifieke vorm van agrarisch - teeltvrije zone” toegekend (artikel 7.6.2).
Heeft het college de aanplant van een (laan)boomkwekerij in de teeltvrije zone mogen vergunnen?
9. Eiseres voert aan dat het college geen omgevingsvergunning mocht verlenen voor het aanleggen van een (laan)boomkwekerij in de teeltvrije zone, omdat geen onderzoek is gedaan naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en er geen schriftelijk advies is
ingewonnen bij een milieudeskundige. Dit is wel vereist in artikel 7.6.2.3 en 7.6.2.4 van de planregels. Het college stelt volgens eiseres ten onrechte dat een redelijke en plandoelmatige uitleg van de planregels met zich brengt dat onderzoek middels een schriftelijk advies achterwege kan blijven als op- en zijwaarts spuiten verboden is.
Eiseres voert verder aan dat als de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan had gevonden dat er een uitzondering had mogen worden gemaakt op de vergunningplicht in situaties waarbij zonder drift moet worden gespoten, de raad dit expliciet in het bestemmingsplan had moeten en kunnen opnemen. Nu de gemeenteraad dit niet heeft gedaan, staat vast dat er, ook in dit geval, moet worden voldaan aan artikel 7.6.2.3 en 7.6.2.4 van de planregels.
Verder voert eiseres aan dat, zelfs al zouden de planregels impliciet een uitzondering toelaten op de verplichtingen van artikel 7.6.2.3 en 7.6.2.4, in dit geval niet in redelijkheid van die uitzondering gebruik gemaakt had kunnen worden omdat een aanvaardbaar woon- en leefmilieu in het onderhavige geval niet voldoende is gewaarborgd.
9.1.
Vaststaat dat sprake is van de aanplant van een (laan)boomkwekerij in de teeltvrije zone zoals bedoeld in artikel 7.6.2.1 van de planregels.
In artikel 7.6.2.1 van de planregels staat dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van gronden die gelegen zijn binnen 50 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen nieuwe (boom)kwekerijen aan te leggen.
Er kan voor de aanleg van een nieuwe (boom)kwekerij een omgevingsvergunning worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden in artikel 7.6.2.3 en 7.6.2.4 van de planregels. In artikel 7.6.2.3 van de planregels staat dat de aanleg van een nieuwe (boom)kwekerij slechts toelaatbaar is, indien door middel van onderzoek is aangetoond dat een aanvaardbaar woon- en leefmilieu bij de omliggende gevoelige functies kan worden gewaarborgd. In artikel 7.6.2.4 staat dat alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor in dit geval de aanleg van een nieuwe (boom)kwekerij burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen van een milieudeskundige.
9.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat een redelijke en plandoelmatige uitleg van de regels met betrekking tot de teeltvrije zone met zich brengt dat deze zijn gegeven met het oog op voorkoming van aantasting van het woon- en leefmilieu door (drift in verband met) op- en zijwaarts gerichte bespuiting van gewassen met bestrijdingsmiddelen. Omdat in een vergunningvoorschrift is opgenomen dat het verboden is binnen een straal van 50 meter tot gevoelige functies gewassen te bespuiten, valt volgens het college geen aantasting van het woon- en leefmilieu te verwachten. Onkruidbestrijding direct op de bodem is wel toegestaan. Uit deze formulering (“direct op de bodem”) volgt dat het uitsluitend kan gaan om een neerwaartse bespuiting, op zeer korte afstand van de bodem. Voor het uitgangspunt dat daarvan geen aantasting van het woon- en leefmilieu te verwachten valt, sluit het college aan bij de toelichting op het bestemmingsplan, de daarin aangehaalde literatuur en de planregels, waarin zachtfruitopstanden (en akkerbouw) niet betrokken zijn bij de zonering, juist omdat neerwaarts gespoten wordt. Ook in dit geval is uitsluitend neerwaartse bespuiting mogelijk in het kader van onkruidbestrijding direct op de bodem. Het bestemmingsplan geeft geen regels met betrekking tot de aard van of vereisten aan een onderzoek in verband met waarborging van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu zoals bedoeld in artikel 7.6.2.3. van de planregels. Nu geen aantasting van dat milieu te verwachten valt, kan worden volstaan met een verkennend ambtelijk onderzoek en kan een advies van een milieudeskundige eveneens achterwege blijven.
9.3.
Het betoog van eiseres slaagt. De rechtbank legt hierna uit waarom dat zo is.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat zowel een onderzoek als bedoeld in
artikel 7.6.2.3 van de planregels, als een schriftelijk advies van een milieudeskundige als bedoeld in artikel 7.6.2.4 van de planregels ontbreekt. Dit terwijl in artikel 7.6.2.3. van de planregels staat dat dit een voorwaarde is voor verlening van een omgevingsvergunning en in artikel 7.6.2.4. van de planregels staat dat er een advies van een milieudeskundige wordt ingewonnen. Een verkennend ambtelijk onderzoek is daarvoor onvoldoende. Omdat niet aan deze voorwaarden is voldaan, heeft het college de omgevingsvergunning niet kunnen verlenen..
Dat volgens het college geen aantasting van het woon- en leefmilieu valt te verwachten nu het verboden is binnen een straal van 50 meter tot gevoelige functies gewassen te bespuiten en genoemde planregels alleen zijn gegeven met het oog op voorkoming van aantasting van het woon- en leefmilieu door (drift in verband met) op- en zijwaarts gerichte bespuiting van gewassen met bestrijdingsmiddelen en in dit geval alleen sprake zou zijn van neerwaarts spuiten, maakt dat, wat daarvan ook zij, niet anders. In de planregels is nu eenmaal niet bepaald dat genoemde onderzoeks- en adviesverplichting dan niet zou gelden. De op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behorende voorschriften zijn volgens vaste rechtspraak bepalend voor het antwoord op de vraag, of in dit geval een onderzoeks- en adviesverplichting geldt. De niet bindende toelichting heeft in zoverre betekenis, dat deze over de bedoeling van de planwetgever meer inzicht kan geven indien de bestemming en de bijbehorende voorschriften waaraan moet worden getoetst op zichzelf noch in samenhang duidelijk zijn. Omdat de desbetreffende regels verder duidelijk zijn, is er, anders dan het college betoogt, geen aanleiding om daar een ruimere uitleg aan te geven [5] .
Nu een omgevingsvergunning is verleend voor het aanplanten van bomen en struiken zonder dat eerst een onderzoek als bedoeld in artikel 7.6.2.3 heeft plaatsgevonden en zonder een daartoe vereist schriftelijk advies als bedoeld in artikel 7.6.2.4, is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) genomen.
Illegale teeltondersteunende voorzieningen?
10. Eiseres voert aan dat de boompalen met band en tonkinstokken bouwwerken betreffen waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” is vereist. Daarom heeft het college ten onrechte een omgevingsvergunning verleend voor een werk of werkzaamheid op grond van artikel 24 van het bestemmingsplan, voor zover het betreft de teeltondersteunende voorzieningen. Voorts stelt eiseres dat er voor de teeltondersteunende voorzieningen geen omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” kan worden verleend, nu deze in strijd zijn met het bestemmingsplan.
10.1.
Het college heeft hierover gesteld dat noodzakelijke voorzieningen zoals (boom)palen met band en tonkinstokken zijn aan te merken als onderdeel van het werk “aanleggen van een productieboomgaard of laanboomkwekerij” en veelal inherent zijn aan bestemmingsconform gebruik. Het besluit heeft betrekking op teeltondersteunende voorzieningen bij onder meer laanboomkwekerijen, bestaande uit losstaande palen die onderling zijn verbonden met flexibele band. Daaraan kunnen vervolgens tonkinstokken met tie-wraps worden bevestigd, bedoeld ter ondersteuning van jonge aanplant, een en ander in het kader van het normale beheer van de functies die het plan aan de gronden toekent. Er is daarbij geen sprake van permanente, bouwkundige constructies van enige omvang waarop de definitie bouwwerk ziet. Gebruik van de toegestane functie is niet (goed) mogelijk zonder die voorzieningen.
10.2.
Het betoog van eiseres slaagt. De rechtbank stelt vast dat het begrip bouwwerk in de Wabo als zodanig niet is omschreven. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 17 juli 2013 [6] , kan voor de uitleg van het begrip bouwwerk aansluiting worden gezocht bij de omschrijving van dit begrip in de modelbouwverordening. Deze luidt: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”. Indien hieraan is voldaan, is er sprake van een bouwwerk.
Het gaat hier om in elk geval honderden boompalen van ongeveer 2,24 meter hoog, onderling verbonden met een flexibele band, waaraan tonkinstokken met tie-wraps zijn bevestigd. De lengte van de tonkinstokken varieert, maar de hoogste zijn blijkens het verhandelde ter zitting circa 5,10 meter hoog en komen circa 4,60 meter boven de grond uit. Deze teeltondersteunende voorzieningen blijven maximaal drie jaar staan. De rechtbank is van oordeel dat gezien de onderlinge verbindingen en de plaatsing in de grond er sprake is van een constructie van enige omvang. Gelet hierop en in aanmerking genomen de periode dat de bomen hiermee ondersteund worden is hier sprake van een bouwwerk in de zin van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo waarvoor een omgevingsvergunning is vereist voor de activiteit “bouwen”. Dat de teelt van bomen niet (goed) mogelijk is zonder die voorzieningen en deze veelal inherent zijn aan het bestemmingsconform gebruik zoals het college stelt, maakt niet dat hierom geen sprake zou zijn van een bouwwerk. De rechtbank stelt vast dat er geen omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” is aangevraagd. Omdat geen sprake is van onlosmakelijke activiteiten als bedoeld in artikel 2.7 van de Wabo, heeft het college de aanvraag om het aanleggen van een (laan)boomkwekerij in behandeling kunnen nemen, ook al is voor de boompalen met tonkinstokken niet gelijktijdig een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” gevraagd. Voor zover de boompalen met tonkinstokken er zonder benodigde omgevingsvergunning staan, is dit een kwestie van handhaving. Aan de stelling van eiseres dat de teeltondersteunende voorzieningen in strijd zijn met het bestemmingsplan komt de rechtbank in deze procedure derhalve niet toe.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat de teeltondersteunende voorzieningen een vergunningplichtig bouwwerk zijn, maar het college deze heeft vergund als onderdeel van een werk, te weten het aanplanten van laanbomen, dient het bestreden besluit in zoverre te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat dat de rechtbank de beslissing op bezwaar van 2 maart 2021 zal vernietigen. Het college zal opnieuw op het bezwaar van eiseres moeten beslissen. Het college krijgt daarvoor een termijn van acht weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
12. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde van € 837 per punt en een wegingsfactor 1).
13. Tot slot bepaalt de rechtbank dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 360 aan haar vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar van 2 maart 2021;
  • bepaalt dat het college binnen acht weken na de datum van verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674;
  • bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 360 aan haar terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Heijerman, rechter, in aanwezigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De rechter is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan [7]
Artikel 7.6.2.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van gronden die gelegen zijn binnen 50 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen binnen:
  • de bebouwingsconcentraties Klinkenberg ([woonplaats]), Hoog-Kana ([woonplaats]), Zevenmorgen ([woonplaats]), Luchtenburg ([woonplaats]), Essebroek ([woonplaats]) en Ganzert ([woonplaats] en Eck en Wiel), Wielseweg (Eck en Wiel), Binnenstraat (Erichem), Lutterveld (Erichem), Twee Sluizen (Kapel-Avezaath), De Woerd (Kerk-Avezaath), Bontemorgen ([woonplaats]), Ommerenveldseweg (Ommeren), De Heuvel (Rijswijk), Zandberg (Rijswijk) en de Hogestraat (Zoelen);
  • de kernen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone";
  • de verblijfsrecreatieterreinen (met uitzondering van minicampings), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone";
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van nieuwe productieboomgaarden;
het aanleggen van nieuwe (boom)kwekerijen;
Artikel 7.6.2.2
Het verbod van artikel 7 lid 6.2.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
betrekking hebben op de herplant van bestaande productieboomgaarden of (boom)kwekerijen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
Artikel 7.6.2.3
De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 7 lid 6.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door middel van onderzoek is aangetoond dat een aanvaardbaar woon- en leefmilieu bij de omliggende gevoelige functies kan worden gewaarborgd.
Artikel 7.6.2.4
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 6.2.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een milieudeskundige.
Artikel 24.4.1
Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
Artikel 24.4.2
Het in artikel 24 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor:
c. werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

Voetnoten

1.[derde partij 1]
2.Op 8 februari 2018 is een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten aanleg van een werk (aanplant boomkwekerij) en het maken van een uitrit. Deze vergunning is onherroepelijk en de boomkwekerij is gerealiseerd. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3579.
3.Bij besluit van 24 maart 2020 heeft het college aan eiseres medegedeeld dat het verzoek om handhaving wordt ingewilligd en is een last onder dwangsom opgelegd aan de derde-partij.
4.Dit volgt uit de Besluitenlijst Openbaar Collegevergadering van 30 juni 2020 onder punt 4.5: “D.062365 Voorzieningen productieboomgaarden en laanboomteelt
5.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
7.De volledige planregels zijn hier te raadplegen: