ECLI:NL:RBGEL:2023:1401

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
C/05/415511 / KG ZA 23-58
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging koopovereenkomst en vorderingen in faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een kort geding aangespannen tegen Eric René Looijen, curator in het faillissement van [eiser sub 1]. De eisers vorderen onder andere de schorsing van de tenuitvoerlegging van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin is bepaald dat [eiser sub 2] de woning moet ontruimen. De eisers stellen dat de curator onrechtmatig heeft gehandeld door de woning te verkopen zonder hen de kans te geven een hogere prijs te bieden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet toewijsbaar zijn in kort geding, omdat deze vorderingen thuishoren in de procedure van artikel 69 van de Faillissementswet. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen en de eisers in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 16 maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/415511 / KG ZA 23-58
Vonnis in kort geding van 16 maart 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1]

2.
[eiser sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
tegen
ERIC RENÉ LOOIJEN
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [eiser sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Vos te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties
  • producties 11 tot en met 13 van mr. Van der Marel
  • de conclusie van antwoord, met producties
  • de akte vermeerdering van eis
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
De curator heeft na afloop van de mondelinge behandeling overeenkomstig zijn ter zitting gedane toezegging een kopie van de koopovereenkomst aan mr. Van der Marel en aan de voorzieningenrechter gemaild. Mr. Van der Marel heeft daarna in verschillende e-mails aan de voorzieningenrechter zijn ongenoegen geuit over het ontbreken van Bijlage I bij de koopovereenkomst waarin nadere afspraken omtrent opschortende en ontbindende voorwaarden door partijen bij de koopovereenkomst schriftelijk zijn vastgelegd. De curator heeft hierop per e-mail gereageerd. Een verzoek van mr. Van der Marel per e-mail om per omgaande te beslissen op de vorderingen is door de voorzieningenrechter als tardief aangemerkt en te kennen is gegeven dat het vonnis wordt gewezen binnen de op de mondelinge behandeling aangekondigde uitspraakdatum.
1.3.
In artikel 13.3 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie is bepaald dat de voorzieningenrechter geen kennis neemt van berichten van een partij die hem bereiken nadat uitspraak is bepaald, tenzij blijkt dat de wederpartij en de eventuele overige partijen ermee hebben ingestemd dat het bericht ter kennis van de voorzieningenrechter wordt gebracht. Van de twee e-mails die [eiser sub 1] op 16 maart 2023 aan de kort geding griffie heeft verstuurd, heeft de voorzieningenrechter geen kennis genomen, omdat niet is gebleken dat de wederpartij hiermee heeft ingestemd.

2.Het geschil

Inzet van het geschil is de recente verkoop van de woning van [eiser sub 1] aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) door de curator. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] beogen ontbinding van die koopovereenkomst en willen dat een koopovereenkomst met betrekking tot de woning wordt gesloten met een bekende van hen, [Naam X] . Het belang van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is erin gelegen dat [Naam X] hen heeft toegezegd dat zij kosteloos in de woning mogen blijven wonen. Bovendien was [Naam X] volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bereid meer betalen dan de thans met de kopers van de woning overeengekomen koopprijs. In dit kort geding vorderen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] onder meer de schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021, waarin kort gezegd is beslist dat [eiser sub 2] de woning moet ontruimen en verlaten binnen twee dagen nadat de curator de koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan haar heeft betekend. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen voorts vorderingen in strekkende tot ontbinding van de koopovereenkomst en tot het sluiten van een koopovereenkomst met [Naam X] . Daarnaast vorderen zij op de voet van artikel 843a Rv afschrift van de koopovereenkomst en van alle bescheiden die betrekking hebben op de verkoop van de woning, waar onder alle schriftelijke communicatie met de kopers over de totstandkoming van de verkoopprijs.

3.De feiten

3.1.
[eiser sub 1] is eigenaar van de woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bewonen de woning.
3.2.
[eiser sub 1] is (indirect) bestuurder en aandeelhouder van vennootschappen die de Eurocommerce groep vormen, waaronder Ferdinand Stinger Holding B.V. (hierna: FSH).
3.3.
Een aantal Eurocommerce vennootschappen, waar onder FSH, is op 12 juli 2012 in staat van faillissement verklaard.
3.4.
[eiser sub 1] is op 27 november 2012 in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator tot curator. De woning behoort tot de failliete boedel.
3.5.
[eiser sub 2] heeft zich in eerdere gerechtelijke procedures beroepen op het bestaan van een met [eiser sub 1] (al dan niet tezamen met hun twee kinderen) gesloten gebruiksovereenkomst van 28 juli 2009, op grond waarvan zij gerechtigd is de woning de rest van haar leven te gebruiken, althans dat sprake is van een huurovereenkomst.
3.6.
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2019 (ECLI:NL:RBGEL:2019:6360) zijn in een geschil tussen [eiser sub 2] en de curator, voor zover hier van belang, de vorderingen van [eiser sub 2] afgewezen. Deze vorderingen strekten - samengevat weergegeven - tot het geven van een verklaring voor recht dat zij op basis van de gebruiksovereenkomst gerechtigd is de woning voor de resterende duur van haar leven te gebruiken, en dat de curator niet gerechtigd is de woning ex artikel 7A:1788 BW terug te vorderen, alsmede om de curator te gebieden de voorgenomen ontruiming van de woning stop te zetten.
3.7.
[eiser sub 2] heeft van voornoemd vonnis principaal beroep ingesteld en de curator heeft incidenteel beroep ingesteld. Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 is onder meer voor recht verklaard dat de gebruiksovereenkomst van 28 juli 2009 nietig is en dat [eiser sub 2] , samengevat weergegeven, op straffe van verbeurte van een dwangsom mee moet werken aan de verkoop van de woning en dat zij de woning moet ontruimen en verlaten binnen twee dagen nadat de curator de koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan haar heeft betekend.
3.8.
Tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 staat geen rechtsmiddel meer open, zodat dit arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
3.9.
Op 30 januari 2023 heeft de rechter-commissaris in het faillissement van [eiser sub 1] de curator toestemming gegeven de woning te verkopen voor € 1.250.000 zonder voorbehoud van financiering, in verband met een door de curator (via de makelaar) ontvangen bod ter hoogte van genoemd bedrag.
3.10.
Op 12 februari 2023 heeft [Naam X] per e-mail aan de curator een onvoorwaardelijk bod op de woning uitgebracht van € 1.225.000 waarbij is aangegeven dat de woning na levering bewoond blijft (door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , voorzieningenrechter).
3.11.
Op 15 februari 2023 heeft de curator eind van de ochtend telefonisch aan de advocaat van [eiser sub 1] bevestigd dat op dat moment nog geen koopovereenkomst met betrekking tot de woning was getekend.
3.12.
Op 15 februari 2023 eind van de middag/begin van de avond is een koopovereenkomst van de woning getekend met kopers X, houdende een koopsom van € 1.250.000.
3.13.
Op 16 februari 2023 heeft de advocaat van de curator aan de advocaat van [eiser sub 1] bevestigd dat de koopprijs in de koopovereenkomst is bepaald op € 1.250.000.
3.13.1.
Op 16 februari 2023 heeft [Naam X] per e-mail aan de curator een verhoogd bod van € 1.275.000 uitgebracht.
3.14.
Op 17 februari 2023 heeft [eiser sub 1] op de voet van artikel 69 Fw de rechter-commissaris in het faillissement van [eiser sub 1] verzocht de curator te verbieden de woning te verkopen en/of hem te gebieden de gesloten koopovereenkomst te ontbinden, en de curator te gebieden een koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan te gaan met [Naam X] .
3.15.
Op 20 februari 2023 heeft de rechter-commissaris in het faillissement van [eiser sub 1] het hiervoor vermelde verzoek afgewezen. [eiser sub 1] heeft van deze beslissing van de rechter-commissaris hoger beroep ingesteld, waarop tot op heden nog niet is beslist.

4.Het geschil

4.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen - samengevat en na vermeerdering van eis - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 met onmiddellijke ingang zal schorsen en de curator met onmiddellijke ingang zal verbieden executiemaatregelen te treffen op basis van dit arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom, totdat in de procedure tegen de curatoren van Eurocommerce een eindarrest zal zijn gewezen en betekend,
II de curator zal gebieden de gesloten koopovereenkomst ten aanzien van de woning aan [adres] te [woonplaats] tijdig te ontbinden,
III de curator zal verbieden om zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning,
IV de curator zal gebieden om een koopovereenkomst te sluiten met [Naam X] ,
V de curator zal veroordelen tot het overleggen van de koopovereenkomst van 15 februari 2023 ten aanzien van de woning aan [adres] te [woonplaats] ,
VI de curator zal veroordelen tot het overleggen van alle bescheiden die betrekking hebben op de verkoop van de woning, waaronder, maar niet beperkt tot, de schriftelijke communicatie met de kopers, althans alle schriftelijke communicatie met de kopers met betrekking tot de totstandkoming van de verkoopprijs,
VII de curator in de proceskosten zal veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis.
4.2.
De curator voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang

5.1.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen is gegeven, gelet op de aard van de vorderingen. De koopovereenkomst is immers gesloten en [eiser sub 2] moet de woning op grond van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 binnen twee dagen na betekening aan haar van de koopovereenkomst verlaten en ontruimen, terwijl de curator te kennen heeft gegeven dat de executie een aanvang neemt. De vorderingen met betrekking tot de ontbinding van de koopovereenkomst, de levering van de woning en het sluiten van een koopovereenkomst met [Naam X] hebben eveneens een spoedeisend karakter, nu de koopovereenkomst is gesloten en de woning binnen afzienbare termijn moet worden geleverd. Voor een vordering op grond van artikel 843a Rv in kort geding worden geen hoge eisen aan het spoedeisend belang gesteld. Aangenomen moet worden dat in beginsel uit de aard van de vordering op grond van art. 843a Rv voortvloeit dat [eiser sub 1] daarbij een voldoende spoedeisend belang heeft. Dat dat in dit geval anders is, is niet gebleken.
Ontvankelijkheid
5.2.
De voorzieningenrechter constateert dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] beiden de vorderingen als hiervoor vermeld onder I tot en met VII hebben ingesteld. Alleen [eiser sub 2] komt een rechtsvordering toe als onder I vermeld, die ziet op de schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van 6 april 2021. [eiser sub 1] was immers geen partij in de zaak die tot dat arrest heeft geleid, waar het ging om het door [eiser sub 2] gestelde gebruiksrecht van de woning. Dit is door [eiser sub 1] op de mondelinge behandeling in kort geding ook erkend. [eiser sub 1] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het betreft de vordering onder I.
[eiser sub 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen voor zover vermeld onder II tot en met VI. [eiser sub 2] is immers geen (mede)eigenaar van de woning. Op welke grond [eiser sub 2] een vorderingsrecht heeft terzake van de vorderingen onder II tot en met VI is niet gesteld of gebleken.
Schorsing tenuitvoerlegging artikel (438 Rv juncto 3:13 BW)
5.3.
Het toetsingskader in een executiegeschil voor de schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitspraak waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat, waarvan in dit geval sprake is, is dat de voorzieningenrechter die tenuitvoerlegging slechts kan schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan en dan dus zijn bevoegdheid misbruikt. Dat zal het geval kunnen zijn indien de te executeren uitspraak klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
Juridische of feitelijke misslag
5.4.
Volgens [eiser sub 2] berust het arrest van het gerechtshof van 6 april 2021 op een juridische of feitelijke misslag en moet daarom de tenuitvoerlegging van het arrest worden geschorst. Deze misslag bestaat volgens [eiser sub 2] daarin dat het hof is uitgegaan van de rechtmatigheid van het faillissement van [eiser sub 1] . Dit is echter volgens [eiser sub 2] onjuist, omdat het faillissement is uitgesproken op grond van een rekening-courantschuld van [eiser sub 1] aan FSH/Eurocommerce. Echter blijkt volgens [eiser sub 2] uit notulen van de bijzondere vergadering van aandeelhouders (BVA) van 16 maart 2007 van FSH, dat de BVA aan [eiser sub 1] toestemming heeft verleend om namens FSH aandelen te kopen met gelden van Eurocommerce Holding B.V. Er was dus geen sprake van een rekening-courantschuld van [eiser sub 1] aan FSH of Eurocommerce. Nadat het arrest van het hof van 6 april 2021 was gewezen, is in de strafzaak tegen [eiser sub 1] de authenticiteit van het BVA-besluit bevestigd. Daaruit volgt dat het faillissement onrechtmatig was, aldus [eiser sub 2] . Volgens [eiser sub 2] is er zonder (rechtmatig) faillissement geen grond voor de verkoop van de woning. Op grond van dit na het arrest van 6 april 2021 aan het licht gekomen feit (de bevestiging in de strafzaak van de authenticiteit van het BVA), levert tenuitvoerlegging van het arrest van 6 april 2021 misbruik van bevoegdheid op. [eiser sub 1] kondigt aan de curatoren in het faillissement van Eurocommerce te zullen gaan dagvaarden. Hij zal dan een verklaring voor recht vorderen dat zijn faillissement onrechtmatig is geweest, omdat van een vordering van Eurocommerce op hem geen sprake is (geweest). Totdat in die aan te spannen procedure onherroepelijk uitspraak zal zijn gedaan wil [eiser sub 2] dat de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof van 6 april 2021 wordt geschorst.
5.5.
In aanmerking genomen dat in het arrest van het gerechtshof Arnhem van 2 december 2022, gewezen in een strafzaak tegen [eiser sub 1] , anders dan [eiser sub 2] stelt, niet is vastgesteld dat de BVA-notulen authentiek zijn en los van het antwoord op de vraag of uit die BVA-notulen de conclusies kunnen worden getrokken die [eiser sub 2] daaruit trekt, geldt het volgende. Als al zou worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van [eiser sub 2] dat er geen vordering bestond van FSH/Eurocommerce op [eiser sub 1] , leidt dat hooguit tot een verlaging van de schuldenlast in het faillissement. Waar het om gaat is dat het faillissement van [eiser sub 1] een gegeven is. De toestand van zijn faillissement is onomkeerbaar en ook als het faillissement ten onrechte zou zijn uitgesproken, kan het faillissement niet meer worden vernietigd. De woning behoort tot de boedel en dient hoe dan ook te worden verkocht ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. De faillissementstoestand van [eiser sub 1] is dan ook een onomkeerbaar gegeven, waaraan een eventuele onrechtmatigheid van het faillissement niet afdoet. Er is dus geen sprake van een feitelijke of juridische misslag op grond waarvan de tenuitvoerlegging van het arrest van 6 april 2021 zou moeten worden geschorst.
Misbruik van bevoegdheid
5.6.
[eiser sub 2] heeft voorts aangevoerd dat de curator misbruik maakt van zijn bevoegdheid door het arrest van 6 april 2021 ten uitvoer te leggen, omdat de curator het verkoopproces van de woning niet heeft gevoerd zoals van een redelijk handelend vakbekwaam curator mag worden verwacht. Dit omdat de curator de woning niet tegen het hoogste bod en tegen de meest gunstige voorwaarden heeft verkocht. Daardoor is [eiser sub 2] ernstig in haar belangen geschaad en heeft de curator de boedel benadeeld.
5.7.
Gelet op het hiervoor onder 5.3 weergegeven toetsingskader kan deze stelling geen grondslag opleveren voor schorsing van de executie. Deze stelling valt namelijk buiten het gegeven toetsingskader van misbruik van bevoegdheid door de curator. De stelling van [eiser sub 2] is immers niet te herleiden tot een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag in de te executeren uitspraak. Evenmin onderbouwt deze stelling dat de curator, rekening houdend met de belangen van [eiser sub 2] , geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan en dus zijn bevoegdheid misbruikt. Op deze grond kan daarom niet worden geconcludeerd dat schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van 6 april 2021 aangewezen is.
Noodtoestand
5.8.
[eiser sub 2] heeft voorts aangevoerd dat de tenuitvoerlegging van het arrest van 6 april 2021 moet worden geschorst, omdat door de verkoop en ontruiming van de woning een noodtoestand zal ontstaan. Zij stelt nergens anders te kunnen verblijven en te zullen zijn veroordeeld tot een zwervend bestaan. Gelet op de grootte van de woning en de korte ontruimingstermijn van twee dagen zal zij een verhuisbedrijf moeten inhuren, maar de kosten daarvan zullen tot financiële problemen leiden die zij niet meer te boven zal komen.
5.9.
Gelet op de datum van het arrest van het gerechtshof van 6 april 2021, verkeert [eiser sub 2] al bijna twee jaar en dus geruime tijd in de wetenschap dat de woning zal worden verkocht door de curator en dat zij dus de woning moet ontruimen en verlaten. Niet valt in te zien waarom [eiser sub 2] niet (eerder) in staat is geweest de benodigde maatregelen te treffen ter voorbereiding op die ontruiming. Niet alleen had zij dan mogelijk kunnen besparen op de gestelde verhuiskosten, maar ook had zij vervangende woonruimte kunnen zoeken. Dat zij daartoe enige poging heeft ondernomen, is niet gesteld. Bovendien heeft de curator op de zitting te kennen gegeven bereid te zijn afspraken te maken over het moment van de feitelijke ontruiming. In die zin hoeft dan ook geen noodtoestand te ontstaan. Dat een onverwijlde tenuitvoerlegging van het arrest van 6 april 2021 niet kan worden aanvaard omdat aan de zijde van [eiser sub 2] een noodtoestand zal ontstaan, is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden.
Ontbinding koopovereenkomst, verbod levering, gebod sluiten koopovereenkomst met [Naam X]
5.10.
Voor de vorderingen vermeld onder II, III en IV, die kort gezegd zien op ongedaanmaking van de gesloten koopovereenkomst en het alsnog sluiten van een koopovereenkomst met [Naam X] , is door [eiser sub 1] desgevraagd als grondslag aangevoerd dat de curator niet als een redelijk handelend vakbekwaam curator heeft gehandeld door niet de hoogst mogelijke verkoopopbrengst te genereren en daarmee de boedel te benadelen.
5.11.
De curator heeft als primaire verweer aangevoerd dat deze vorderingen niet thuishoren in dit kort geding, maar in de door de Faillissementswet in artikel 69 voorgeschreven procedure. Dit verweer slaagt. [eiser sub 1] is het niet eens met de verkoop van de woning door de curator aan kopers X en de wijze waarop het verkoopproces is gegaan. Daarvoor biedt de Faillissementswet in artikel 69 lid 1 de mogelijkheid om bij de rechter-commissaris op te komen tegen elke handeling van de curator of een bevel van de rechter-commissaris uit te lokken dat de curator een bepaalde handeling verricht of een voorgenomen handeling nalaat. Deze rechtsgang heeft [eiser sub 1] ook gevolgd. Bij beslissing van de rechter-commissaris van 20 februari 2023 zijn de verzoeken van [eiser sub 1] aan de rechter-commissaris om de curator te verbieden de woning te verkopen en/of hem te gebieden de door hem gesloten koopovereenkomst te ontbinden, en om de curator te gebieden een koopovereenkomst aan te gaan met [Naam X] , afgewezen. [eiser sub 1] heeft hiervan hoger beroep ingesteld, maar daarop is tot op heden nog niet beslist. Achtergrond van deze procedure in de Faillissementswet is dat de curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel. [eiser sub 1] is het beheer en de beschikking over de goederen in de boedel verloren, waaronder ook dat van de woning. De rechter-commissaris houdt toezicht op de taakvervulling door de curator. De verkoop van de woning uit de failliete boedel is bij uitstek een taak van beheer en vereffening die de curator toekomt. De curator heeft de woning met toestemming van de rechter-commissaris verkocht. Deze koopovereenkomst behelst ook voor de curator een bindende overeenkomst, die hij moet nakomen. Dat sluit uit dat de curator zijn medewerking onthoudt aan de levering van de woning en dat hij alsnog een koopovereenkomst met [Naam X] sluit. Zouden de vorderingen onder II, III en/of IV worden gehonoreerd, dat wordt het systeem uit de Faillissementswet op ontoelaatbare wijze doorkruist. De vorderingen horen daarom niet thuis in dit kort geding, maar in de procedure die in de Faillissementswet is voorgeschreven, waarvan thans hoger beroep loopt tegen de beschikking van de rechter-commissaris.
Afschrift van bescheiden ex artikel 843a Rv
5.12.
[eiser sub 1] vordert voorts overlegging van de koopovereenkomst en de onderliggende bescheiden die betrekking hebben op het verkoopproces. Een dergelijke vordering tot afschrift van bescheiden is op grond van artikel 843a Rv toewijsbaar als is voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden: (i) degene die de vordering instelt dient een rechtmatig belang te hebben en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan hoeft degene die de bescheiden onder zich houdt niet aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan, of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
5.13.
Uit de vaststaande feiten volgt dat op het moment dat de koopovereenkomst werd gesloten, het bod van de kopers X het hoogste bod was, namelijk hoger dan het (eerste) bod van [Naam X] . [Naam X] heeft eerst de dag ná het sluiten van de koopovereenkomst door de curator met kopers X zijn bod verhoogd. De stelling van [eiser sub 1] dat de curator de woning niet tegen het hoogste bod heeft verkocht, berust dan ook op een onjuiste feitelijke grondslag. De grondslag voor de vordering van [eiser sub 1] tot afgifte van de koopovereenkomst en bescheiden aangaande het verkoopproces is dat hij mogelijk de curator aansprakelijk wil stellen uit hoofde van onrechtmatige daad. Volgens [eiser sub 1] is het verkoopproces niet zorgvuldig verlopen. De kern van het verwijt dat [eiser sub 1] de curator maakt is dat hij van mening is dat de curator de uiteindelijke kopers X en [Naam X] tegen elkaar had moeten uitspelen, om zo de hoogst mogelijke verkoopprijs tegen de meest gunstige verkoopvoorwaarden te bedingen. Het is aan [eiser sub 1] om gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. Dit in het kader van de beantwoording van de vraag of de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk is. De omstandigheid dat de curator de kopers X en [Naam X] niet tegen elkaar heeft laten opbieden, is op zichzelf voorshands oordelend niet voldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat de curator niet als een zorgvuldig vakbekwaam curator heeft gehandeld. Te minder niet nu de curator toestemming heeft gekregen van de rechter-commissaris om de koopovereenkomst te sluiten en de curator op zichzelf niet gehouden is potentiële kopers tegen elkaar te laten opbieden. De voorwaarde van artikel 843a Rv dat een rechtsbetrekking bestaat waarin [eiser sub 1] partij is, is dus niet vervuld. Daar komt nog bij dat voor de onderbouwing van de stelling van [eiser sub 1] dat de curator de kopers X en [Naam X] tegen elkaar had moeten uitspelen afgifte van de bescheiden die [eiser sub 1] thans vordert niet nodig is. De gevorderde bescheiden die betrekking hebben op de verkoop van de woning, waaronder, maar niet beperkt tot, de schriftelijke communicatie met de kopers, althans alle schriftelijke communicatie met de kopers met betrekking tot de totstandkoming van de verkoopprijs, kunnen zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet bijdragen aan de onderbouwing van de stelling dat de curator de kopers X en [Naam X] tegen elkaar had moeten uitspelen. Van een rechtmatig belang van [eiser sub 1] bij de gevorderde bescheiden is dan evenmin sprake. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is voldaan aan de voorwaarden i) en iii) die artikel 843a Rv stelt voor toewijzing van de vordering. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Afschrift koopovereenkomst
5.14.
De curator heeft op de mondelinge behandeling toegezegd een afschrift van de koopovereenkomst aan [eiser sub 1] te zullen doen toekomen. Dit is ook gebeurd, zoals uit de nadien ontvangen e-mails van de curator en de advocaat van [eiser sub 1] blijkt. De vordering tot het overleggen van de koopovereenkomst zal gelet daarop wegens gebrek aan belang worden afgewezen. [eiser sub 1] heeft na ontvangst van de koopovereenkomst geprotesteerd tegen het ontbreken van Bijlage I bij de koopovereenkomst, waarin opschortende en ontbindende voorwaarden zijn opgenomen. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt het belang van [eiser sub 1] bij een afschrift van deze bijlage niet in te zien. [eiser sub 1] wil immers inzage hebben in de gevorderde bescheiden om de curator mogelijk aansprakelijk te stellen op de grond dat hij de kopers X en [Naam X] tegen elkaar had moeten laten opbieden om de hoogst mogelijke verkoopprijs te behalen en dat de curator door dat na te laten niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend vakbekwaam curator mag worden verwacht. Het verband tussen de inhoud van de in de bijlage bij de koopovereenkomst opgenomen opschortende en ontbindende voorwaarden en de genoemde grondslag voor aansprakelijkheid van de curator valt niet in te zien en is door [eiser sub 1] ook niet toegelicht. Er is dan ook onvoldoende gebleken dat [eiser sub 1] een rechtmatig belang heeft bij de afgifte van bijlage I bij de koopovereenkomst. De vordering zal ook op dit punt worden afgewezen.
Proceskosten
5.15.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk, zoals door de curator gevorderd, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 1.393,00
5.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen als gevorderd. Ook de wettelijke rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen als gevorderd. Tot slot zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard voor wat betreft de veroordeling tot betaling van de proces- en nakosten, als gevorderd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
verklaart [eiser sub 1] niet-ontvankelijk in de vordering als ingesteld onder I van het petitum,
6.2.
verklaart [eiser sub 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen als ingesteld onder II tot en met VI van het petitum,
6.3.
wijst de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] af,
6.4.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hoofdelijk, in die zin dat als de een heeft betaald, de ander voor dat deel is bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.393,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
6.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023.