ECLI:NL:RBGEL:2023:1382

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
05-172774-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging zware mishandeling van politieagent met auto

Op 16 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 9 juli 2022 in Tiel met een auto op een politieagent is ingereden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag. De verdachte reed met hoge snelheid in de richting van de agent, die hem een stopteken gaf. Ondanks het stopteken en de aanwezigheid van de agent, negeerde de verdachte deze en reed door, waardoor de agent werd aangereden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte weliswaar niet de intentie had om de agent te doden, maar dat hij wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard door met zijn auto op de agent in te rijden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en verplichtte de verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de agent, van € 3.500,00. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de impact op de agent, die nog steeds de gevolgen van de aanrijding ondervindt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.172774.22
Datum uitspraak : 16 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.] .
Raadsvrouw: mr. R.J. Jager, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juli 2022 te Tiel, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven,
- met een (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van die
[benadeelde partij] is gereden en/of blijven rijden en/of
- zijn snelheid is blijven verhogen, althans niet heeft geremd/geen vaart heeft geminderd en
(daarbij) (een) (mondeling(e)) stopbevel(en) gegeven door die [benadeelde partij] heeft genegeerd,
- ( waardoor) die [benadeelde partij] door de (personen)auto is geraakt/aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juli 2022 te Tiel, althans in Nederland, ter uitvoering van het verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van die
[benadeelde partij] is gereden en/of blijven rijden en/of
- zijn snelheid is blijven verhogen, althans niet heeft geremd/geen vaart heeft geminderd en
(daarbij) (een) (mondeling(e)) stopbevel(en) gegeven door die [benadeelde partij] heeft genegeerd,
- ( waardoor) die [benadeelde partij] door de (personen)auto is geraakt/aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 9 juli 2022 in Tiel met een personenauto aangever [benadeelde partij] , hoofdagent van politie aangereden. Voorafgaand aan de aanrijding is verdachte zijn snelheid blijven verhogen, heeft hij niet geremd en heeft hij niet gereageerd op een door [benadeelde partij] gegeven stopbevel, waardoor die [benadeelde partij] uiteindelijk door de personenauto is geraakt. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Verdachte heeft door in volle vaart op [benadeelde partij] in te rijden willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [benadeelde partij] als gevolg hiervan zou komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op geen moment [benadeelde partij] waargenomen en is zich in het geheel niet bewust is geweest van het feit dat hij [benadeelde partij] met de personenauto heeft geraakt. Nu hij aldus geen opzet heeft gehad op de aanrijding dient hij integraal vrijgesproken te worden van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Voor zover de rechtbank wel uitgaat van wetenschap van een (dreigende) aanrijding aan de zijde van verdachte, kan niet worden aangenomen dat er een aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel bestond en evenmin dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [benadeelde partij] heeft onder meer het volgende verklaard.
Toen hij op de Waalkade uitstapte, zag hij meerdere omstanders richting de Tolhuiswal wijzen. Hij rende vervolgens via de schuine kant omhoog naar de Tolhuiswal. Eenmaal boven zag hij rechts van hem een blauwe personenauto met Pools kenteken keren. Hij rende langs de muur van de Tolhuiswal en pakte uit voorzorg zijn dienstwapen. [benadeelde partij] zag en hoorde dat de personenauto vol gas weg reed en op hem af kwam rijden. De motor maakte hoge toeren en de banden slipte, zoekend naar grip. De personenauto bleef accelereren en kwam recht op [benadeelde partij] afgereden. Hij had geen mogelijkheid om aan de kant te springen. [benadeelde partij] keek de bestuurder van de personenauto recht in de ogen aan. [benadeelde partij] haalde vervolgens zijn wapen uit zijn holster omhoog en in de omhooggaande beweging loste hij één schot. Omdat hij geen kant op kon, werd hij vol door de linker voorzijde/bestuurderszijde van de personenauto geschept. [benadeelde partij] probeerde nog weg te springen, maar hij zag en voelde dat hij vol door de personenauto werd aangereden. Daarbij kwam [benadeelde partij] tegen de muur aan. De bestuurder van de personenauto verminderde op geen enkel moment snelheid toen [benadeelde partij] voor de personenauto stond. Hij zag hem evenmin afremmen. [3]
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat zij met collega [benadeelde partij] over de Waalstraat richting de Tolhuiswal reed. Nadat zij was uitgestapt is zij via de voorzijde van het dienstvoertuig richting de trap gerend, terwijl [benadeelde partij] voor haar de trap op rende. Toen [verbalisant] aan de bovenzijde van de trap aankwam, zag zij dat [benadeelde partij] midden op de Tolhuiswal stond. [verbalisant] zag dat er een donkerblauw voertuig kwam gereden en dat de afstand tussen het voertuig en [benadeelde partij] ongeveer twintig meter bedroeg. [verbalisant] zag en hoorde dat het voertuig gas bij gaf. Zij hoorde dat [benadeelde partij] riep dat het voertuig moest blijven staan. Daarbij had [benadeelde partij] één hand omhoog. [verbalisant] zag tevens dat het voertuig harder ging rijden dan dat het voorheen deed. Zij zag dat de plek waar [benadeelde partij] stond een zeer smalle straat was. [benadeelde partij] kon geen kant op. Aan de linkerkant van [benadeelde partij] stond een voertuig geparkeerd en aan de rechterkant was een laag muurtje van ongeveer een meter hoog. Aan de andere kant van dit muurtje was een diep dal van een paar meter diep. [verbalisant] zag dat [benadeelde partij] zijn dienstwapen trok en dit richtte op de voorzijde van het voertuig. Het voertuig reed nog steeds door in de richting van [benadeelde partij] . [verbalisant] zag en hoorde dat [benadeelde partij] een schot loste. Zij zag en hoorde vervolgens dat [benadeelde partij] door het voertuig werd aangereden. [benadeelde partij] werd een stukje op de motorkap meegesleurd. Daarna gleed [benadeelde partij] van de motorkap af en kwam hij op het muurtje terecht. [4]
Wetenschap?
Gelet op het verweer van de verdediging moet de rechtbank eerst beoordelen of verdachte aangever [benadeelde partij] op enig moment voordat de aanrijding plaatsvond heeft waargenomen en dus wetenschap had van zijn, [benadeelde partij] , aanwezigheid (midden) op straat van de Tolhuiswal.
Verdachte heeft steeds ontkend dat hij een agent op straat heeft zien staan. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring ongeloofwaardig. [benadeelde partij] heeft terwijl hij op straat stond zijn dienstwapen getrokken en in woord en gebaar een stopteken gegeven. De personenauto accelereerde en reed recht op [benadeelde partij] af. [benadeelde partij] keek de bestuurder recht in de ogen. De personenauto remde niet, waarop [benadeelde partij] één schot met zijn dienstwapen loste. De kogel kwam terecht onderin de voorruit aan de bestuurderszijde van de personenauto. [5] De personenauto schepte [benadeelde partij] vervolgens aan de linker voorzijde/ bestuurderszijde, waarbij [benadeelde partij] een stukje werd meegesleept om vervolgens op/tegen het muurtje van het talud aan te vallen.
Daarnaast wijst de rechtbank op de volgende omstandigheden.
- De weersomstandigheden ten tijde van het incident op 9 juli 2022 waren goed. Het tijdstip dat het incident werd gemeld was 20:51 uur, terwijl de zon die dag onderging om 21:59 uur. Het incident vond dan ook bij daglicht plaats. Voorts was het toen droog en helder weer. [6]
- [benadeelde partij] droeg die avond het opvallende politie-uniform met de gele reflecterende hoes om het veiligheidsvest. [7]
- Verdachte was ter plaatse bekend. Hij woonde in die tijd in de buurt van de Tolhuiswal en parkeerde zijn auto altijd op dezelfde parkeerplaats als de parkeerplaats vanwaar hij wegreed vlak voordat hij [benadeelde partij] aanreed. [8]
- Voordat [benadeelde partij] op de plaats van de latere aanrijding kwam was hij al langs de muur van de Tolhuiswal gerend, dwars door het zicht vanuit de bestuurdersplaats van de auto [9] .
Naar het oordeel van de rechtbank is het onder de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden ongeloofwaardig dat verdachte [benadeelde partij] niet heeft gezien en/of dat hij van de aanrijding niets heeft meegekregen.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat er aan de zijde van verdachte sprake is geweest van een bewustzijnsvernauwing, als gevolg van een klap op het hoofd met een riem door een man die verdachte en zijn vriend lastigviel vlak voordat de aanrijding plaatsvond. Er zijn meerdere getuigen van die ruzie geweest, maar geen van allen heeft gezien dat verdachte een dergelijke klap heeft gekregen. Ook overigens blijkt nergens uit dat verdachte met een riem is geslagen. Ook uit het gedrag van verdachte volgt dat hij zich bewust was van de verkeerssituatie ter plekke, nu hij vanaf de parkeerplaats stuurde in de richting van een vernauwing, waarbij hij het muurtje aan de linkerzijde en een geparkeerde personenauto aan de rechterzijde heeft weten te ontwijken. Het is niet voorstelbaar dat verdachte in die situatie [benadeelde partij] niet op de weg heeft zien staan.
De rechtbank gaat ook voorbij aan de stelling van de raadsvrouw dat verdachte [benadeelde partij] niet heeft kunnen zien omdat dat [benadeelde partij] en de door verdachte bestuurde personenauto op (nagenoeg) hetzelfde moment de plaats bereikten waar de aanrijding plaatsvond. Nog daargelaten dat [benadeelde partij] ook al voordat hij de plaats van aanrijding had bereikt door het zicht van verdachte was gelopen, volgt uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen dat [benadeelde partij] al voor de personenauto op de weg stond toen deze kwam aanrijden, en toen een stopteken gaf en een schot loste door de voorruit van de personenauto. Dat wordt ook verklaard door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] en de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] [10] . De enkele verklaring die [benadeelde partij] bijna anderhalf jaar later heeft afgelegd bij de rechtercommissaris, dat hij en de auto (nadat hij langs het muurtje was gelopen) tegelijk bij het punt van de aanrijding aankwamen, acht de rechtbank in het licht van al deze getuigenverklaringen, die kort na de aanrijding zijn opgetekend, ongeloofwaardig.
De conclusie is dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte [benadeelde partij] voordat de aanrijding plaatsvond heeft waargenomen en dus wetenschap had van zijn aanwezigheid (midden) op de Tolhuiswal.
Opzet?
De vraag is vervolgens of verdachte door zich zoals hierboven omschreven te gedragen opzet heeft gehad om [benadeelde partij] om het leven te brengen dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Dat verdachte daadwerkelijk het plan had opgevat om [benadeelde partij] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (kwaad opzet) blijkt niet uit de bewijsmiddelen, zodat de rechtbank moet beoordelen of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel. Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde partij] door zijn handelen zou worden gedood.
De rechtbank overweegt in dit verband dat onduidelijk is gebleven met welke snelheid verdachte exact reed op het moment dat hij [benadeelde partij] schepte. Het dossier bevat daaromtrent geen objectieve gegevens, anders dan het enkele aanknopingspunt dat, gelet op alle omstandigheden, ongeveer een snelheid van 35 km per uur kon worden behaald. Dit is een indicatieve snelheid.
Voorts neemt de rechtbank in ogenschouw dat er een relatief korte afstand was tussen de plaats waar [benadeelde partij] op de weg stond en het begin van de plaats waar verdachte met zijn auto snel accelererend optrok; dit betrof een afstand van 19,6 meter.
De rechtbank slaat ook acht op het feit dat er kennelijk geen onderzoek is gedaan naar de grootte van de kans dat [benadeelde partij] door de handelwijze van verdachte zou komen te overlijden.
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om aan te kunnen nemen dat naar de uiterlijke verschijningsvorm de aanmerkelijke kans bestond dat [benadeelde partij] door verdachte’s handelen zou komen te overlijden en dat verdachte die kans heeft aanvaard. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is van oordeel dat wel kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Naar algemene ervaringsregels levert een aanrijding van een persoon door een personenauto die met meer dan geringe snelheid rijdt immers de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Ook verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. [benadeelde partij] bevond zich op betrekkelijk korte afstand van de personenauto, waardoor hij een zeer korte reactietijd had. Door gas te geven en te accelereren en op [benadeelde partij] in te rijden zonder daarbij op enig moment te remmen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg willens en wetens aanvaard.
Gelet hierop acht de rechtbank het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij] en daarmee de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks9 juli 2022 te Tiel,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een
(personen
)auto (met een
hoge, althansaanzienlijke snelheid) in de richting van die
[benadeelde partij] is gereden en
/ofblijven rijden en
/of
- zijn snelheid is blijven verhogen,
althansniet heeft geremd/geen vaart heeft geminderd en
(daarbij)
(een
)(mondeling
(e)) stopbevel
(en)gegeven door die [benadeelde partij] heeft genegeerd,
-
(waardoor
)die [benadeelde partij] door de
(personen
)auto is geraakt/aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om in geval van enige bewezenverklaring geen straf aan verdachte op te leggen die de duur van de voorlopige hechtenis overschrijdt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich op 9 juli 2022 schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met zijn personenauto al gas gevend, accelererend en zonder te remmen in te rijden op een, als zodanig herkenbare, politieagent, waarbij deze door de personenauto is geschept. Het gaat hier om een ernstig feit. Door zo te handelen heeft verdachte zijn auto als wapen gebruikt en daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de betreffende politieagent. Voor deze politieagent, die tijdens de uitoefening van zijn werk met dit gedrag van verdachte is geconfronteerd, is dit een ingrijpende gebeurtenis geweest, waarvan hij nog steeds de gevolgen ondervindt. Dat blijkt ook uit de verklaring die namens hem ter terechtzitting van 2 maart 2023 is voorgelezen. Verdachte heeft zijn eigen belang om snel weg te komen laten prevaleren boven het fysieke welzijn van die politieagent. Dat deze niet nog zwaarder letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte is te danken. Verder heeft dit feit zich op een mooie zomeravond op de openbare weg afgespeeld, waarvan meerdere mensen getuige zijn geweest. Dat moet ook op hen een behoorlijke impact hebben gehad. Een dergelijk feit brengt in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het nagenoeg blanco strafblad van verdachte.
Het juridische verwijt dat de rechtbank verdachte maakt, poging tot zware mishandeling, is een ander, op zichzelf minder ernstig verwijt dan waarvoor de officier van justitie een gevangenisstraf van 24 maanden heeft geëist; dat betrof immers een poging tot doodslag, met (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer. Reeds daarom zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in de door hem geformuleerde strafeis.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd waarbij met een auto op een persoon is ingereden. Als sterk strafverzwarende omstandigheden neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat hier werd ingereden op een persoon die zich op een plek stond van waaruit hij niet aan de op hem inrijdende auto kon ontsnappen, het dus ook daadwerkelijk tot een aanrijding met letsel is gekomen en voorts dat verdachte is ingereden op een gezagsfunctionaris in de uitoefening van zijn taak, te weten een agent die verdachte een stopteken gaf.
De rechtbank acht een straf, zoals de raadvrouw heeft bepleit, niet in verhouding staan tot de hierboven beschreven ernst van het feit. In zoverre gaat de rechtbank ook voorbij aan het verzoek van de raadsvrouw om geen straf op te leggen die de duur van de voorlopige hechtenis overschrijdt.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van die straf, namelijk 5 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt zij om de vergoeding te matigen.
Overweging van de rechtbank
Een benadeelde partij kan op grond van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak maken op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Dat kan als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen of indien het gaat om een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
Op grond van vaste jurisprudentie kunnen in sommige gevallen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen zonder zo’n nadere concrete onderbouwing.
De rechtbank stelt vast dat zich bij de benadeelde partij aantasting in de persoon door lichamelijk letsel heeft voorgedaan. Uit de eerder genoemde geneeskundige verklaring van 24 augustus 2022 volgt immers dat [benadeelde partij] door de aanrijding onderhuidse bloedingen, blauwe plekken, schaafwonden en een pijnlijke linker schouder heeft opgelopen.
Voorts is sprake van aantasting in de persoon op andere wijze. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon. De rechtbank heeft daarvoor met name in aanmerking genomen dat de gebeurtenis een traumatische ervaring voor [benadeelde partij] is geweest. Zij verwijst daarvoor naar de namens hem ter terechtzitting van 2 maart 2023 voorgelezen verklaring.
Het voorgaande betekent dat een bedrag aan immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op de geschetste omstandigheden en de bedragen die Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.500,00 billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Verdachte is vanaf 9 juli 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. De rechtbank zal de gijzeling bepalen op 45 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om de toegewezen bedragen betaald te krijgen. De proceskosten tot vandaag worden begroot op nihil.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van de iPhone aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
5 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft de voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf;
 gelast de teruggave van de Iphone aan verdachte;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige af;
  • legt aan verdachte de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. A. Bonder en mr. R.D. Leen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022311291, gesloten op 25 augustus 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld, waaronder het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, met bijlagen, dossiernummer PL0600-2022311269, gesloten op 10 augustus 2022. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2023; proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , p. 32-33; proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , p. 19; proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , p 23-24; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 61; proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , p. 64; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 67; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 72; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 77-78 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 84.
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij] , p. 32-33.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2022 van verbalisant [verbalisant] , p. 23-24.
5.Proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig, p. 131.
6.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 97.
7.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij] , p. 32.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2023.
9.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] bij de rechter-commissaris van 8 december 2022 blad 2 en bijlage 1; proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant] pag. 42 en 44; schriftelijk bescheid, schermafbeelding 4, pagina 123; verklaring van verdachte en rechtelijke waarneming ter terechtzitting van 2 maart 2023.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 9 juli 2022 van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant]