ECLI:NL:RBGEL:2023:1350

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
05.298158.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldboete voor bedreiging en beschadiging voordeur onderbuurman

Op 15 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 november 2022 in Arnhem zijn onderbuurman heeft bedreigd en diens voordeur heeft beschadigd. De verdachte, geboren in 1988, heeft tijdens een confrontatie met zijn onderbuurman dreigende woorden geuit, waarbij hij aangaf de onderbuurman te willen vermoorden. Dit gebeurde in aanwezigheid van getuigen, waaronder medewerkers van Pro Persona. De verdachte heeft ook een mes gepakt en daarmee een kras op de voordeur van de onderbuurman gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedreigingen en de beschadiging van de deur wettig en overtuigend bewezen zijn. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 10 dagen geëist, waarvan 6 dagen voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de bedreiging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de kans dat zijn bedreigingen bij de onderbuurman terecht zouden komen. De rechtbank heeft uiteindelijk een geldboete van € 200 opgelegd, gelijk aan het voorarrest van vier dagen, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/298158-22
Datum uitspraak : 15 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres en woonplaats] .
Raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 maart 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 november 2022 te Arnhem, ten overstaan van [getuige]
en/of een of meerdere medewerkers van Pro Persona, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk ten overstaan van [getuige] en/of een of meerdere medewerkers van Pro Persona dreigend de woorden geuit - zakelijk weergegeven - dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] wil vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke dreigende woorden voornoemde [slachtoffer] kennis heeft genomen;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2022 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De rechtbank zal de feiten 1 (bedreiging) en 2 (vernieling) gezamenlijk bespreken vanwege de samenhang tussen de feiten.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 14 november 2022 in Arnhem heeft verdachte ten overstaan van mevrouw [getuige] gezegd dat hij de overlast door de onderbuurman ( [slachtoffer] ) zou beëindigen door hem en daarna zichzelf te vermoorden. [2] Verdachte heeft vervolgens in zijn keuken drie messen (een broodmes en twee lange scherpe messen) gepakt en deze in de toegangshal bij de trap naar beneden gegooid. [3] Kort daarna heeft hij op weg naar buiten het broodmes weer opgepakt en daarmee een kras op de deur van zijn onderbuurman [slachtoffer] gemaakt. Deze deur is hierdoor beschadigd. [4] De eerder gedane uitlatingen over [slachtoffer] heeft verdachte later die dag in aanwezigheid van twee psychiaters (waarvan één in opleiding) en een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, die verbonden zijn aan Pro-Persona, herhaald. [5] De politie heeft op 15 november 2022 [slachtoffer] telefonisch geïnformeerd dat verdachte uitspraken heeft gedaan die er op neer komen dat verdachte hem, de bovenbuurman, moet vermoorden en dat dit voor verdachte de enige uitweg is die hem rust kan geven. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Het opzet van verdachte is er niet op gericht geweest dat [slachtoffer] daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. De onder 1 ten laste gelegde indirecte bedreiging kan dan ook niet bewezen worden. Verdachte gebruikte de door hem gebezigde woorden enkel om aandacht te vragen voor zijn psychische toestand. Hij heeft er in die omstandigheden geen rekening mee hoeven te houden, laat staat dat zijn (voorwaardelijk) opzet er op gericht was, dat de politie [slachtoffer] op de hoogte zou stellen van de geuite bedreigingen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman geen inhoudelijk verweer gevoerd en heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich gelet op de inhoud van de gebezigde bedreigingen, de indringende wijze waarop deze werden geuit en de personen tegenover wie deze werden geuit, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreigingen terecht zouden komen bij [slachtoffer] . Daarbij is in de eerste plaats van belang dat de ex-partner van verdachte, [getuige] , met wie verdachte samenwoonde in de woning boven [slachtoffer] , wist van de langdurige spanningen tussen verdachte en [slachtoffer] . Vanuit die context bezien heeft verdachte, mede gelet op de aard van de gebezigde bedreiging en het feit dat deze gevolgd werd door het uit de keuken pakken van een drietal grote messen om daarmee naar beneden (richting de woning van [slachtoffer] ) te lopen en met een van die messen op de deur van [slachtoffer] te krassen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [getuige] die bedreigingen serieus zou nemen en deze dus bij [slachtoffer] terecht zouden komen. Dat geldt ook voor de uitingen die verdachte ten overstaan van de twee psychiaters en verpleegkundige, die verbonden zijn aan Pro-Persona, heeft gedaan. Deze uitingen waren van dien aard dat de voornoemde personen zich genoodzaakt voelden melding bij de politie te maken van de door verdachte gedane uitspraken over zijn onderbuurman. Ook hier heeft verdachte zich dus willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreigingen bij [slachtoffer] terecht zouden komen. De rechtbank overweegt ten slotte dat de bedreigingen, gelet op de aard en de context waarin deze werden gedaan (te weten de langdurige spanningen tussen beiden), bij de bedreigde ook de redelijke vrees konden doen ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren, zoals ook blijkt uit de aangifte. De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte bekent de deur van [slachtoffer] te hebben beschadigd. Derhalve acht de rechtbank feit 2 ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks14 november 2022 te Arnhem, ten overstaan van [getuige]
en
/of een ofmeerdere medewerkers van Pro Persona, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk ten overstaan van [getuige] en
/of een ofmeerdere medewerkers van Pro Persona dreigend de woorden geuit – zakelijk weergegeven – dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] wil vermoorden
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke dreigende woorden voornoemde [slachtoffer] kennis heeft genomen;
2.
hij op
of omstreeks14 november 2022 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een deur,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen waarvan 6 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de algemene en de huidige schorsingsvoorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht verzocht. Volgens de raadsman is verdachte voldoende gestraft doordat hij reeds vier dagen heeft vastgezeten. Voorts heeft hij de vergaande gevolgen van zijn handelen ondervonden omdat hij zijn woning moest verlaten.
Subsidiair heeft de raadsman om oplegging van een geheel voorwaardelijke, kortdurende taakstraf verzocht onder de algemene voorwaarde. De bijzondere voorwaarden zoals opgelegd bij de schorsing, sorteerden volgens de raadsman weinig effect omdat het reclasseringscontact heel langzaam op gang kwam.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van [slachtoffer] en het beschadigen van diens voordeur. Dat zijn vervelende en beangstigende feiten. Achtergrond van deze feiten is gelegen in een langlopende burenruzie die voortkomt uit overlast. Zowel uit de verklaringen van verdachte, als die van zijn ex-partner en vader als uit het op 17 november 2022 uitgebrachte reclasseringsadvies volgt dat deze spanningen een grote wissel trokken op verdachte, te meer nu zijn eerdere pogingen om het probleem met zijn onderbuurman op te lossen, tevergeefs waren geweest. Gelet op het voorgaande en gelet op het feit de straffen die bij soortgelijke feiten, begaan door een
first offender, in de regel worden opgelegd, acht de rechtbank een geldboete van € 200,- passend. Dit bedrag is gelijk aan het in een geldbedrag gewaardeerde aftrekbare voorarrest van vier dagen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een geldboete van € 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering op de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 per dag;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. A. Tegelaar en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus en mr. L.H.M. van Keulen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Informatieorganisatie, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022532448, gesloten op 16 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] , p. 20.
3.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] , p. 20.
4.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] , p. 20; proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 12 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2023.
5.Processen-verbaal van bevindingen, p. 24 en p. 28.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 12