Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De beoordeling
- € 2.040,87 hoofdsom
- € 24,38rente tot dagvaarding
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 8 maart 2023 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure volgde op een tussenvonnis van 10 augustus 2022, waarin de eisende partij werd opgedragen om de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten. De eisende partij, vertegenwoordigd door Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, heeft de gedaagde partij opgeroepen om te verschijnen, maar deze is niet verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij op 15 januari 2018 een betaalrekening bij ING heeft geopend, waarbij een kwartaallimiet van € 2.000,00 was toegestaan. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij ongeoorloofd rood stond, wat leidde tot een vordering van € 2.040,87 aan hoofdsom en rente. De kantonrechter heeft de vordering getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht en geconcludeerd dat de eisende partij recht had op betaling van de hoofdsom, ondanks de mogelijkheid van vernietiging van de kwartaallimiet.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van € 1.798,21, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter mr. D. Vergunst op 8 maart 2023.