ECLI:NL:RBGEL:2023:1322

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
05-327495-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens geslaagd beroep op noodweer in mishandelingszaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond plaats in Arnhem en betreft een incident dat zich voordeed op 6 juli 2022, waarbij de verdachte, een wegwerker, in een noodweersituatie handelde. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan de benadeelde partij, die met zijn auto een afgesloten weg was ingereden. De verdachte heeft echter aangevoerd dat hij handelde uit zelfverdediging, omdat de benadeelde partij hem met een bats aanviel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank oordeelde dat de reactie van de verdachte proportioneel was en dat hij niet had hoeven weg te lopen van de aanranding. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep op noodweer geslaagd was, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de benadeelde partij veroordeeld in de proceskosten van de verdachte, die op dat moment op nihil waren begroot.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-327495-22
Datum uitspraak : 14 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 28 februari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juli 2022 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [benadeelde partij] met een (rood/witkleurige) afzetpaal, althans een gelijkend voorwerp, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juli 2022 te Arnhem [benadeelde partij] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde partij] met een (rood/witkleurige) afzetpaal, althans een gelijkend voorwerp, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft echter gehandeld in een noodweersituatie. Van hem kon niet worden verwacht dat hij zich daaraan had moeten onttrekken. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft eveneens bepleit dat verdachte een beroep op noodweer toekomt, omdat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich mocht verweren. Volgens de raadsman was het geweld proportioneel en kon van verdachte niet worden verwacht dat hij zich had moeten onttrekken. Ten aanzien van het primaire tenlastegelegde heeft de raadsman verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Voor zover de rechtbank niet komt tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde heeft de raadsman ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde vrijspraak bepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank stelt vast dat uit het dossier naar voren komt dat op 6 juli 2022 in Arnhem op de Hollandweg wegwerkzaamheden plaatsvonden en dat de weg daarvoor was afgesloten. Aangever [benadeelde partij] is met zijn auto de afgesloten weg ingereden, waarna een conflict is ontstaan met verdachte die daar samen met collega’s aan het werk was. Verdachte heeft [benadeelde partij] daarbij met een rood/witgekleurde plastic afzetpaal geslagen dan wel geduwd. Daarbij heeft aangever [benadeelde partij] letsel opgelopen. In het ziekenhuis is bij hem een bloeduitstorting en een zwelling rondom het oog en de wang aan de linkerkant geconstateerd en een breuk van het jukbeen links.
De centrale vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden is of verdachte een beroep op noodweer toekomt.
Ingevolge artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht dient voor een geslaagd beroep op noodweer sprake te zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat een man het werkvak in kwam rijden. Hij heeft tegen die man gezegd dat hij om moest keren en de omleidingsroute moest volgen. Even later zag hij dat de man op hem af kwam rijden en het fietspad op ging. De man stapte schreeuwend en scheldend uit de auto en pakte een bats die daar stond. Hij hield het ijzeren deel van de bats omhoog. Hij kwam met de bats op verdachte af en sloeg hem daarmee. Verdachte is geraakt op zijn arm en been. Toen de man opnieuw wilde slaan heeft verdachte een rood/witte afzetpaal uit de steun gepakt. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de man daarmee een dreun heeft gegeven. Ter terechtzitting heeft hij dit genuanceerd en verklaard dat het meer een duw was. De man is op de linkerkant van zijn hoofd geraakt.
Verdachte heeft bij zijn aanhouding de verwondingen die hij door toedoen van [benadeelde partij] had opgelopen aan de verbalisant laten zien. Fotografische afbeeldingen daarvan maken deel uit van het dossier en de rechtbank heeft die ter terechtzitting waargenomen.
De verklaring van verdachte vindt verder steun in de verklaring van getuige [naam getuige] die heeft gezien dat de man op verdachte af is gelopen met het ijzeren deel van de bats omhoog.
De lezingen van aangever enerzijds en verdachte en getuige [naam getuige] anderzijds lopen uiteen. De lezing van aangever vindt geen steun in andere stukken in het dossier. Integendeel. Voor zover aangever heeft verklaard dat hij niet heeft geslagen, overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van verdachte blijkt dat [benadeelde partij] hem heeft geslagen met de bats en hij verwondingen heeft opgelopen aan zijn arm en been. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat verdachte bij zijn aanhouding zijn verwondingen aan de verbalisant heeft laten zien. De verklaring van verdachte wordt ook ondersteund door die van [naam getuige] , die vrijwel onmiddellijk na het incident is opgenomen.
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat aangever is begonnen met het plegen van geweld tegen verdachte. Nadat aangever verdachte met de bats had geraakt en voordat hij opnieuw wilde slaan, heeft verdachte hem één keer met de rood/witgekleurde afzetpaal geslagen dan wel geduwd.
Met het slaan door aangever, was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lichaam van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank bevond verdachte zich op dat moment in een situatie waarin hij zich mocht verdedigen. De rechtbank acht de reactie van verdachte dan ook noodzakelijk (subsidiariteitsvereiste) en tevens geboden (proportionaliteitsvereiste) in de gegeven omstandigheden. Verdachte werd immers met een bats geslagen en om deze aanval te stoppen, heeft hij aangever één keer met de afzetpaal geslagen dan wel geduwd. Verdachte behoefde zich niet aan de aanranding te onttrekken, immers, zoals verdachte heeft verklaard, bestond de mogelijkheid dat verdachte op zijn hoofd of rug zou worden geslagen als hij zich van aangever zou wegdraaien en weg zou lopen. Gelet op het voorgaande komt verdachte een geslaagd beroep op noodweer toe.
Nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer kan doen, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de ten laste gelegde gedraging wederrechtelijk was en daarmee mishandeling vormt. Het geslaagde beroep op noodweer ontneemt immers aan het geweld zijn wederrechtelijk karakter. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.513,67 aan materiële schade en € 5.500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
 veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. dr. M.J.M. Krabbe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2023.
Mr. Krabbe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.