ECLI:NL:RBGEL:2023:1313

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
C/05/414171 / KG ZA 23-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voorlopig gebruik van stadion door betaald voetbalclub Vitesse na huuropzegging

In deze zaak vorderde de betaald voetbalclub Vitesse, samen met de Stichting Betaald Voetbal 'Vitesse Arnhem', in kort geding dat Stadion Arnhem B.V. en Exploitatiemaatschappij Gelredome hen zouden toestaan het Gelredome stadion te blijven gebruiken, ook na de huuropzegging per 30 september 2023. Vitesse c.s. stelde dat zij recht hadden op een eeuwigdurend speelrecht, dat hen door de gemeente Arnhem was toegekend, en dat dit recht hen verplichtte het stadion te blijven gebruiken. De voorzieningenrechter oordeelde dat Vitesse c.s. niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat dit speelrecht nog bestond en dat Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij hen moesten toestaan het stadion te gebruiken. De rechter wees de vorderingen van Vitesse c.s. af, omdat de onderhuurovereenkomst per 30 september 2023 was opgezegd en er onvoldoende bewijs was dat het speelrecht hen het recht gaf om het stadion te blijven gebruiken. De rechter benadrukte dat de belangenafweging niet in het voordeel van Vitesse c.s. uitviel, omdat de vordering niet voldoende was onderbouwd en de rechtsgrond voor de vordering niet aannemelijk was gemaakt. Vitesse c.s. werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/414171 / KG ZA 23-19
Vonnis in kort geding van 28 februari 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. VITESSE,
gevestigd te Arnhem,
2. de stichting
STICHTING BETAALD VOETBAL 'VITESSE ARNHEM',
gevestigd te Arnhem,
eiseressen,
advocaten mrs. J.W. de Groot, N. Amiel en J.A. Vugs te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STADION ARNHEM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaten mrs. P.C.J. Twaalfhoven en B.W. Brouwer te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ GELREDOME,
gevestigd te Arnhem,
advocaat mr. S.J. van Susante te Arnhem,
gedaagden.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Vitesse c.s. en afzonderlijk B.V. Vitesse en Stichting Vitesse worden genoemd. Gedaagden zullen Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 25
  • de conclusie van antwoord tevens akte houdende overlegging producties 1 tot en met 44 van Stadion Arnhem
- de brief met aanvullende productie 45 van Stadion Arnhem
- de conclusie van antwoord tevens akte houdende overlegging producties 1 tot en met 4 van Exploitatiemaatschappij
- de akte houdende overlegging producties 26 en 27 van Vitesse
  • de pleitnota van Vitesse c.s.
  • de pleitnota van Stadion Arnhem
  • de pleitnota van Exploitatiemaatschappij
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 10 februari 2023, waarin de zaak is aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen tot 15 februari 2023
  • het e-mailbericht van Vitesse c.s. van 15 februari 2023 waarin zij vonnis vraagt
  • het e-mailbericht van de griffier van deze rechtbank van 16 februari 2023 waarin de reactie van partijen wordt gevraagd op de mogelijkheid tot het verlengen van de periode voor schikkingsonderhandelingen, waarbij op 28 februari 2023 een kop-staart-vonnis zal worden gewezen
  • de e-mailberichten van partijen van 16 februari 2023 waarin zij instemmen met bovengenoemde mogelijkheid.
1.2.
Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is daarin op 28 februari 2023 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
De Arnhemse betaald voetbalclub Vitesse, die onder andere wordt gevormd door Vitesse c.s., maakt voor haar thuiswedstrijden gebruik van het multifunctionele stadion Gelredome in Arnhem (verder: het stadion). Stadion Arnhem is thans eigenaar van het stadion en Exploitatiemaatschappij is hoofdhuurder.
2.2.
Op 27 maart 1996 heeft de gemeente Arnhem (hierna: de gemeente) de grond waarop het stadion uiteindelijk is gebouwd aan Het Gelders Stadion N.V., aangeduid als HGSNV, verkocht. In de koopovereenkomst van die datum (hierna: de koopovereenkomst van 1996) staat, voor zover relevant, het volgende:

4.Speelrecht voor een voetbalorganisatie

(…)
c. HGSNV maakt het mogelijk, zulks in de meest ruime zin van het woord, dat een door de Gemeente aan te wijzen organisatie als enige van het Gelders Stadion gebruik maakt voor voetbalwedstrijden (waaraan deze organisatie al dan niet zelf deelneemt) dan wel op enigerlei wijze van het stadion gebruik maakt voor aan voetbal gelieerde activiteiten.
d. Door de Gemeente wordt voor de eerste keer daartoe aangewezen: Vitesse. (…)
e. Deze aanwijzing blijft in stand voor de periode als onder lid k. omschreven doch eindigt zodra Vitesse (…) gedurende twee jaren geen betaald voetbal speelt.
f. De dagen, waarop van het speelrecht gebruik wordt gemaakt, zullen telkens aan het begin van een voetbalseizoen (…) worden vastgesteld (…).
g. Voor het gebruik maken van het speelrecht is de Gemeente (…) een vergoeding volgens normale commerciële en marktconforme voorwaarden, thans een jaarlijks bedrag van f 800.000, - exclusief BTW, met ingang van 1 januari 1999 jaarlijks te indexeren (...) aan HGSNV verschuldigd. Alle aan het gebruik maken van het speelrecht verbonden revenuen, waaronder de heffing van entreegelden, komen toe aan de Gemeente of zo de Gemeente zulks bij aanwijzing bepaald heeft, aan de aangewezen club.
h. Tot het mogelijk maken als bedoeld in sub c. behoren in elk geval:
1 het feitelijk beschikbaar stellen van het Gelders Stadion voor voetbalwedstrijden, waaronder begrepen het volgens de eisen van de KNVB, de FIFA en de UEFA speelklaar zijn van het veld en het ordelijk doen functioneren van de nodige installaties (verlichting, beveiliging, dak en alle andere installaties)
2 het zonder nadere vergoeding beschikbaar stellen van voldoende en gekwalificeerd personeel voor het functioneren van die installaties
(...)
i. De details van het sub h. bepaalde zullen worden uitgewerkt in een nadere overeenkomst, naar het model van het contract dat tot stand is gekomen tussen HGSNV en Vitesse en als bijlage 5 aan deze overeenkomst wordt gehecht, en voorzover daarbij niet wordt afgeweken van hetgeen in deze overeenkomst is bepaald.
j. De Gemeente stemt ermee in, dat HGSNV omtrent de uitoefening van het speelrecht afspraken maakt met Vitesse (…), mits daarbij niet ten nadele van de Gemeente wordt afweken van hetgeen in deze overeenkomst is bepaald. (…) De Gemeente zal niet door HGSNV kunnen worden aangesproken tot nakoming van de tussen HGSNV en Vitesse tot stand te brengen c.q. tot stand gekomen overeenkomst.
k. Het speelrecht, dat in dit artikel aan de Gemeente wordt toegekend, is eeuwigdurend. Voor het geval de wet zich nu of te eniger tijd tegen een beding als weergegeven in de vorige zin mocht verzetten komen partijen overeen voor wat betreft de duur: dat deze zal overeengekomen met de wettelijk maximaal toegestane, doch minimaal dertig jaar zal bedragen. In afwijking van het voorgaande zal HGSNV het speelrecht kunnen opzeggen wanneer in Arnhem (…) geen voetbalclub meer bestaat, die aan enige betaald-voetbalcompetitie deelneemt. Bij die opzegging zal HGSNV een redelijke termijn in acht dienen te nemen, opdat de Gemeente desgewenst in de gelegenheid is om de mogelijkheid van oprichting van een nieuw betaald-voetbal organisatie te onderzoeken.
l. Het speelrecht, dat in dit artikel geregeld wordt, komt (als ware het geconstrueerd als een derdenbeding) toe aan de Gemeente en Vitesse wanneer Vitesse te kennen geeft het recht, zoals het in dit artikel geregeld wordt, te aanvaarden. De Gemeente en Vitesse kunnen hoofdelijk van HGSNV nakoming van haar verplichtingen ten aanzien van het speelrecht verlangen, met dien verstande dat HGSNV, wanneer zij aan een van beide presteert, daardoor jegens de ander zal zijn bevrijd. (…) Vitesse komt niet de bevoegdheid toe het speelrecht, zoals dit mede aan haar toekomt, aan een derde over te dragen of door een derde te laten uitoefenen, (…). De Gemeente en Vitesse zullen voorzover nodig hun rechtsverhouding terzake van de feitelijke uitoefening van het speelrecht in een afzonderlijke overeenkomst nader regelen; de Gemeente zal deze overeenkomst ter kennis van HGSNV en de exploitant brengen.
m. Ten blijke dat Vitesse heeft kennisgenomen van de inhoud van dit artikel 4 en het hiervoor sub l genoemde derdenbeding aanvaardt, ondertekent zij mede deze overeenkomst.
2.3.
Als bijlage 5 bij de koopovereenkomst 1996 was een door HGSNV en de stichting Vitesse in februari 1996 ondertekend document gevoegd met de titel ‘(huur)overeenkomst’ (hierna: de (huur)overeenkomst 1996). Daarin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
I. Gebruiksrechten
(...)
2. De vennootschap verleent hierbij aan Vitesse, welk recht Vitesse hierbij aanvaardt:
a. Het exclusieve en eeuwigdurende recht om het complex alsmede de zich in of bij het complex bevindende faciliteiten (...) te gebruiken of te laten gebruiken voor voetbalwedstrijden en direct aan voetbal gerelateerde activiteiten, zulks gedurende maximaal 30 dagen per jaar;
(...)
II. Financiële verhouding
(...)
1. Met name met het oog op de bescherming van de rechten van Vitesse in geval van een gedwongen verkoop van het complex, merken partijen hun rechtsverhouding mede aan als een huurovereenkomst, waarbij de vennootschap verhuurder is en Vitesse huurder; de huurprijs met betrekking tot hetgeen in deze overeenkomst omschreven is (...) bedraagt Fl. 800.000,= per jaar, exclusief BTW, per kwartaal vooraf te voldoen.
Voor het eerst per 1 januari 1999 en vervolgens jaarlijks zal het huurbedrag worden verhoogd met de CBS-index (Basisjaar 1998), werknemersgezinnen laag.
(...)
III. Versterking juridische positie van Vitesse
1. De vennootschap is verplicht om bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van het complex (...) ten behoeve van Vitesse van haar rechtsopvolger (...) de rechten te bedingen die Vitesse krachtens deze overeenkomst heeft, waaronder ongewijzigde continuering van deze (huur)overeenkomst en tevens te bedingen dat deze rechtsopvolger deze rechten, bij wijze van kettingbeding, aan haar rechtsopvolger onder bijzondere titel zal opleggen (en zo vervolgens). (...)
(...)
V. Diversen
(...)
2. Vitesse zal tegen nog nader te bepalen (marktconforme) condities alle business seats en loges verhuren waarbij de jaarlijkse opbrengsten als volgt verdeeld worden:
Business seats:
- de opbrengst van de eerste 380 komt toe aan Vitesse;
- de opbrengst van de volgende 400 komt toe aan de vennootschap;
- vervolgens komt de opbrengst van de overige seats weer toe aan Vitesse.
Loges:
- de opbrengst van de eerste 9 komt toe aan Vitesse;
- de opbrengst van de volgende 25 komt toe aan de vennootschap;
- vervolgens komt de opbrengst van de resterende loges weer toe aan Vitesse.
De partijen zullen een en ander terzake nader uitwerken en in een aparte overeenkomst vastleggen.
2.4.
In de leveringsakte van 27 maart 1996, waarbij de gemeente de grond waarop het stadion is gebouwd heeft geleverd, is in artikel II.3 de tekst van het onder r.ov. 2.2. geciteerde artikel 4 uit de koopovereenkomst 1996 opgenomen, waarbij de naam ‘HGSNV’ door het woord ‘koper’ is vervangen. Verder is in de leveringsakte het volgende opgenomen:
Vestiging kwalitatieve verplichtingen kettingbeding
(...)
B. Al hetgeen hiervoor onder bijzondere bepalingen (...) in artikel II.3 is gesteld als verplichting van de koper jegens Vitesse, wordt bij deze aan koper opgelegd als verplichtingen uit een kettingbeding. Terzake van het kettingbeding geldt het navolgende:
(...)
2. Bij elke overdracht onder bijzondere titel van het geleverde, (...) dienen de hiervoor onder B. bedoelde verplichtingen, alsmede de onderhavige opname-verplichting zelf, woordelijk te worden opgenomen in de daartoe op te maken akte (...).
2.5.
In 2003 verkeerden Vitesse c.s. en Gelredome N.V. (de rechtsopvolger van HGSNV) in financiële moeilijkheden en is ten behoeve van de continuïteit van deze partijen een ‘reddingsplan’ tot stand gekomen. Onderdeel van het reddingsplan was de verkoop van het stadion en de onderliggende grond door Gelredome N.V. aan de gemeente. De afspraken die deel uitmaakten van het reddingsplan zijn vastgelegd in een op 22 september 2003 ondertekende ‘raamovereenkomst’ tussen de gemeente, Gelredome N.V., Exploitatiemaatschappij, Stichting Gelredome en Vitesse c.s. (hierna: de raamovereenkomst). Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
De ondergetekenden:
(...)
in aanmerking nemende:
(...)
h) dat Vitesse het Stadion huurt en de huuropbrengst met de opbrengst van de business accommodatie (loges, boxen en seats) een substantieel deel van de omzet van Gelredome N.V. genereert;
i) dat Gelredome N.V., B.V. Gelredome en Vitesse niet langer in staat zijn aan hun verplichtingen te voldoen, zodat hun levensvatbaarheid en continuïteit wordt bedreigd;
j) dat, mede in verband met de maatschappelijke betekenis van het Stadion en Vitesse voor de regio, de Gemeente bereid is gevonden mee te werken aan het reddingsplan dat moet resulteren in zowel een levensvatbare exploitatie van een voetbalbedrijf als van een levensvatbare evenementenaccommodatie;
k) dat de Gemeente daartoe het gehele registergoed (stadion én grond) van Gelredome N.V. zal verwerven, onder zodanige condities dat Gelredome N.V. in staat zal zijn aan haar verplichtingen, waaronder die jegens hypothecaire geldverschaffers, te voldoen en op basis van een met de Gemeente te sluiten huurovereenkomst haar bedrijfsactiviteiten zal kunnen continueren;
(...)
zijn het volgende overeengekomen:
(...)
4. Huurovereenkomsten / gebruiksovereenkomsten
4.1
Bij separate huurovereenkomst (...) verhuurt de Gemeente aan B.V. Gelredome op basis van exclusiviteit het Stadion, voor de duur van twintig jaren, ingaande op 1 oktober 2003, met mogelijkheid van verlenging voor eenzelfde termijn (...).
(...)
4.3
Partij Gelredome zal voor de gehele duur van de huurovereenkomst de rechten van Vitesse op het gebruik van het Stadion respecteren.
De onderlinge verhouding tussen partij Gelredome en partij Vitesse is opnieuw vastgelegd in een (onder)huurovereenkomst/gebruiksovereenkomst, die als
bijlage 7aan deze overeenkomst is gehecht. De (kale) aanvangshuurprijs die Vitesse aan B.V. Gelredome per 1 oktober 2003 verschuldigd is bedraagt € 1.500.000,-- op jaarbasis, welke huurprijs vervolgens jaarlijks, voor het eerst per 1 oktober 2004, op de gebruikelijke wijze zal worden geïndexeerd.
2.6.
Op 22 september 2003 hebben Exploitatiemaatschappij en de gemeente een ‘huurovereenkomst/gebruiksovereenkomst’ gesloten (hierna: de hoofdhuurovereenkomst), uit hoofde waarvan Exploitatiemaatschappij de exclusieve huurder van het stadion is geworden voor de duur van twintig jaar, ingaande op 1 oktober 2003.
2.7.
Op 22 september 2003 hebben Exploitatiemaatschappij en B.V. Vitesse een ‘(onder)huurovereenkomst/gebruiksovereenkomst/samenwerkingsovereenkomst’ gesloten (hierna: de onderhuurovereenkomst) voor de duur van twintig jaar, ingaande op 1 oktober 2003. In de onderhuurovereenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
De ondergetekenden:
(...)
in aanmerking nemende:
(...)
c) dat de Gemeente Arnhem blijkens een heden mede door partijen ondertekende Raamovereenkomst het gehele registergoed (...) van Gelredome N.V. zal verwerven en het stadion vervolgens aan B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome zal verhuren (...),
d) dat bij akte van inbreng d.d. november 1998 alle activa en passiva alsmede rechten en verplichtingen van Stichting Betaald Voetbal “Vitesse-Arnhem” (...) ingebracht zijn in B.V. Vitesse, waaronder de rechten en verplichtingen uit de hieronder genoemde overeenkomsten;
e) dat partijen in verband met deze gewijzigde eigendomspositie en de in genoemde Raamovereenkomst tot uitdrukking gebrachte saneringsnoodzaak hun onderlinge relatie, zoals vastgelegd in:
- de “(huur)overeenkomst” van februari 1996;
- de “nadere overeenkomst” van februari 1996;
- de “nadere afspraken inzake leveringen van diensten tussen Gelredome C.V. en B.V. Vitesse” van 19 november 1999;
- overige al dan niet mondeling gemaakte afspraken, met uitzondering van foundercontract Vitesse d.d. 4 maart 1999;
wensen te herzien als volgt:
Zijn het volgende overeengekomen:
(...)
Status lopende overeenkomsten
9. Met het aangaan van deze huurovereenkomst komen de in de considerans onder letter e genoemde overeenkomsten, met uitzondering van de founder-overeenkomst d.d. 4 maart 1999, te vervallen, behoudens voorzover het tegendeel uitdrukkelijk uit deze overeenkomst blijkt.
(...)
2.8.
In de leveringsakte van 14 oktober 2003, waarbij Gelredome N.V. het stadion heeft geleverd aan de gemeente, is het volgende opgenomen:
Bepalingen
Voormelde overeenkomsten van koop en levering zijn aangegaan onder de volgende bepalingen:
(...)
2. De verkoper staat ervoor in de koper een recht van eigendom te leveren dat:
(...)
c. niet bezwaard is met kettingbedingen/kwalitatieve verplichtingen, anders dan hierna vermeld;
(...)
Omschrijving kwalitatieve verplichtingen en/of bijzondere bepalingen
Ten aanzien van bekende kwalitatieve verplichtingen en bijzondere bepalingen wordt verwezen naar:
A. voormelde akte van levering op zevenentwintig maart negentienhonderd zesennegentig (...), waarin woordelijk het navolgende is vermeld:
“II. BIJZONDERE BEPALINGEN
Voorts verklaarden partijen terzake van voorschreven overeenkomst van koop en levering nog de volgende bijzondere bepalingen te zijn overeengekomen: enzovoorts
3. Speelrecht voor een voetbalorganisatie.
a. Het Gelders Stadion zal voldoen aan alle eisen, die door de wet of door erkende nationale en internationale organisaties op het terrein van het betaald voetbal worden gesteld aan stadions, waarin betaald-voetbalwedstrijden worden gespeeld. Enzovoorts.
(...)
Vestiging kwalitatieve verplichtingen kettingbeding
(...)
B. Al hetgeen hiervoor onder bijzondere bepalingen (...) in artikel II.3 is gesteld als verplichting van de koper jegens Vitesse, wordt bij deze aan koper opgelegd als verplichtingen uit een kettingbeding. Terzake van het kettingbeding geldt het navolgende:
(...)
2. Bij elke overdracht onder bijzondere titel van het geleverde, (...) dienen de hiervoor onder B. bedoelde verplichtingen, alsmede de onderhavige opname-verplichting zelf, woordelijk te worden opgenomen in de daartoe op te maken akte (...).
2.9.
Op 8 maart 2007 heeft de gemeente het stadion verkocht en geleverd aan Eurocommerce Holding B.V. Na het faillissement van voornoemde vennootschap is het stadion op 17 december 2012 verkocht en geleverd aan Gelredome B.V. Op 3 september 2018 is het stadion verkocht en geleverd aan Gelredome Stadion B.V., thans Stadion Arnhem. In de leveringsaktes van de hiervoor genoemde data zijn steeds de bepalingen opgenomen die hiervoor onder 2.8. zijn geciteerd uit de leveringsakte van 14 oktober 2003.
2.10.
Bij deurwaardersexploot van 25 september 2018, betekend aan Exploitatiemaatschappij, heeft B.V. Vitesse de onderhuurovereenkomst opgezegd tegen 30 september 2023 (hierna: de huuropzegging). Ten overvloede heeft zij opgemerkt dat zij geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de onderhuurovereenkomst voor 20 jaar te verlengen en dat deze dus per 1 oktober 2023 beëindigd zal zijn.
2.11.
Bij deurwaardersexploot van 25 september 2018 heeft Vitesse c.s. een afschrift van de huuropzegging aan Stadion Arnhem doen toekomen en haar als volgt bericht:
Door deze brief kondigt Stichting Betaald Voetbal “Vitesse-Arnhem” (hierna: “SBV”) aan dat zij per 1 oktober 2023 voor het gebruik van het Gelredome terugvalt op het eeuwigdurend speelrecht dat ten gunste van haar middels een kwalitatieve verbintenis en een kettingbeding is gevestigd op het Gelredome (hierna: “het Speelrecht”).
(...)
Uit het speelrecht vloeit voor Gelredome Stadion B.V. de verplichting voort om het Gelredome per 1 oktober 2023 ter beschikking te stellen op basis van de bepalingen van het Speelrecht.
De beslissing van B.V. Vitesse om de Huurovereenkomst met B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome op te zeggen is het directe gevolg van een drietal serieuze tekortkomingen dat deze Huurovereenkomst kent:
- ingevolge de Huurovereenkomst betaalt B.V. Vitesse een huurprijs die niet marktconform is;
- de looptijd van de Huurovereenkomst loopt niet gelijk met de looptijd van de huur tussen hoofdhuurder (B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome) en eigenaar Gelredome Stadion B.V.;
- de verdeling van rechten en verplichtingen tussen hoofdhuurder (...) en onderhuurder (...) is niet in evenwicht.
SBV en B.V. Vitesse zijn graag bereid met u in overleg te treden teneinde tot een nieuwe huurovereenkomst te komen die zal ingaan op 1 oktober 2023. Uitgangspunt voor deze nieuwe huurovereenkomst dient het Speelrecht te zijn.
(...)
2.12.
Bij brief van 9 oktober 2018 heeft Stadion Arnhem Vitesse c.s. verzocht nadere informatie en stukken te verstrekken omtrent de totstandkoming, aard en inhoud van het door Vitesse c.s. genoemde speelrecht. Partijen hebben daarna nog verder gecorrespondeerd en overleg gevoerd, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen. Bij brief van 26 september 2019 heeft Stadion Arnhem Vitesse c.s. bericht dat zij zich op het standpunt stelt dat er geen speelrecht (meer) bestaat waarop Vitesse c.s. zich kan beroepen.
2.13.
Bij dagvaarding van 15 december 2021 heeft Vitesse c.s. een bodemprocedure tegen Stadion Arnhem aanhangig gemaakt bij deze rechtbank. Zij vordert daarin, kort samengevat, een verklaring voor recht dat het speelrecht onverkort bestaat en dat Stadion Arnhem uit dien hoofde Vitesse c.s. in staat dient te stellen om ook na 1 oktober 2023 onverkort gebruik te maken van het stadion. Exploitatiemaatschappij heeft een incident tot tussenkomst ex artikel 224 Rv opgeworpen waartegen door Vitesse c.s. en Stadion Arnhem geen verweer is gevoerd, waarna zij is toegelaten tussen te komen in deze bodemprocedure.
2.14.
Bij dagvaarding van 18 januari 2022 heeft Stadion Arnhem eveneens een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, waarin Vitesse c.s. en de gemeente gedaagden zijn. Stadion Arnhem vordert, kort samengevat, een verklaring voor recht dat het speelrecht in strijd is met de Europese staatssteunregels en daarom nietig is. In de beide bodemprocedures zijn mondelinge behandelingen gepland op 9 en 14 maart 2023.
2.15.
De betaald voetbalclub Vitesse neemt deel aan de door de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (hierna: de KNVB) georganiseerde competitie, de Eredivisie, en is houder van een daarvoor vereiste KNVB-licentie. Wanneer de sportieve prestaties van Vitesse dat toelaten, neemt zij ook deel aan de door de Union of European Football Associations (hierna: de UEFA) georganiseerde voetbalcompetitie, waarvoor een separate licentie (UEFA-licentie) is benodigd. Om de voor deze competities vereiste licenties te verkrijgen dienen voetbalclubs te voldoen aan de bepalingen in het Licentiereglement Betaald Voetbal en de Richtlijn Licentie-eisen. In deze richtlijn is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
I.01 Veiligheidsverklaring
De licentiehouder moet beschikken over een ondertekende veiligheidsverklaring, bestaande uit Deel A en Deel B, zonder beperkende voorwaarden (onvoorwaardelijk).
Door ondertekening van Deel A wordt door de licentiehouder en de burgemeester van de betreffende speelstad verklaard dat er wedstrijden kunnen worden gespeeld in het betreffende stadion, waarbij de totale capaciteit van het stadion mag worden benut, in het seizoen waarop de veiligheidsverklaring betrekking heeft.
Door ondertekening van Deel B wordt door de licentiehouder en de stadioneigenaar verklaard dat het betreffende stadion ook constructief veilig is voor het spelen van wedstrijden met publiek en dat er onderzoek is uitgevoerd naar de constructieve veiligheid met inachtneming van het Protocol Beoordeling constructieve veiligheid Stadions Betaald Voetbal (...).
(...)
De licentiehouder moet Deel A en Deel B van de veiligheidsverklaring jaarlijks (laten) ondertekenen en uiterlijk op 1 maart aan de licentiecommissie ter hand stellen (...).
(...)
I.03 Beschikbaarheid stadion
De licentiehouder moet beschikken over een stadion in Nederland voor het spelen van wedstrijden die georganiseerd zijn in het kader van betaald voetbal competities.
Indien het gebruik van het stadion niet berust op eigendom maar op een andere titel moet daarvan een schriftelijke overeenkomst zijn.
2.16.
Bij de stukken bevindt zich een brief van 23 december 2022 van de KNVB aan B.V. Vitesse, met, voor zover relevant, de volgende inhoud:
Op grond van artikel 6 lid 6 sub f van het Licentiereglement heeft een licentiehouder de verplichting om jaarlijks aan de licentiecommissie ter hand te doen stellen, een en ander conform de daartoe door het bestuur betaald voetbal vastgestelde richtlijnen, het overzicht betreffende de licentie-eisen infrastructureel kader en het controledocument betreffende het kader maatschappelijke verantwoordelijkheid, zulks uiterlijk op 1 maart van enig jaar.
Voor het seizoen 2023/’24 geldt dat uw BVO derhalve
uiterlijk op 1 maart 2023dient te rapporteren over de licentie-eisen van het infrastructureel kader (I.01 – I.022) van het licentiesysteem.
(...)
KNVB-licentie
(...)
Uit artikel 14 lid 1 van het Licentiereglement volgt dat maatregelen en/of sancties kunnen worden opgelegd als een licentiehouder niet, niet adequaat of niet tijdig voldoet aan één of meer van de voor hem geldende verplichtingen uit het Licentiereglement. Bij sanctionering kan de licentiecommissie gebruik maken van de Leidraad Sanctionering Licentiecommissie Betaald Voetbal 2022/’23 (hierna: Leidraad) (...).
Uit de Leidraad volgt dat het niet voldoen aan licentie-eis I.01 uiteindelijk zal resulteren in het intrekken van de licentie en dat het niet voldoen aan licentie-eis I.03 in beginsel wordt bestraft met een geldboete. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de Leidraad door de licentiecommissie als uitgangspunt wordt genomen, maar dat de licentiecommissie te allen tijde bevoegd is om gemotiveerd van de Leidraad af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien verzachtende, verzwarende of bijzondere omstandigheden van toepassing zijn. (...)
UEFA-licentie
Ingevolge het UEFA-licentiesysteem geldt dat bij het niet voldoen aan een licentie-eis uit categorie A, de licentieaanvrager geen UEFA-licentie verkrijgt en derhalve, ondanks sportieve kwalificatie, niet wordt toegelaten tot de UEFA-clubcompetities.

3.Het geschil

3.1.
Vitesse c.s. vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij hoofdelijk veroordeelt om Vitesse c.s. toe te staan het stadion te blijven gebruiken (ook na 30 september 2023) gedurende de duur van de bodemprocedures en in ieder geval tot en met het einde van het voetbalseizoen 2023/2024, onder de voorwaarden zoals opgenomen in de onderhuurovereenkomst;
Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 100.000,00 -dan wel een ander door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag- per dag dat zij niet voldoen aan de vordering onder 1., tot een maximum van € 5.000.000,00;
Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
Vitesse c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat zij door de gemeente is aangewezen als begunstigde van een eeuwigdurend speelrecht, op grond waarvan zij van het stadion exclusief gebruik moet kunnen maken. In de door Vitesse c.s. aangespannen bodemprocedure zal tot het oordeel worden gekomen dat dit speelrecht nog steeds geldt en dat Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij daaraan gebonden zijn of dat dienen te respecteren. Vitesse c.s. moet dan ook, zo stelt zij, gedurende de duur van de bodemprocedures en in elk geval gedurende het voetbalseizoen 2023/2024 het stadion kunnen blijven gebruiken. Een belangenafweging valt volgens Vitesse c.s. in haar voordeel uit, nu zij vóór 1 maart 2023 bij de KNVB moet kunnen aantonen dat zij over een stadion in Nederland beschikt, en zij in het algemeen groot belang heeft bij de zekerheid dat zij het komende voetbalseizoen het stadion kan blijven gebruiken.
3.3.
Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij voeren gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van Vitesse c.s. bij haar vordering vloeit voldoende uit haar stellingen voort.
4.2.
Voorop staat dat in het kader van dit kort geding slechts een voorlopig oordeel kan worden gegeven over de rechtsverhouding van partijen aan de hand van de toepasselijke materiële rechtsregels en na een afweging van de wederzijdse belangen. Deze procedure is niet bedoeld om vooruit te lopen op de beslissing in de tussen partijen aanhangige bodemprocedures. Het voorlopige oordeel in dit kort geding moet gebaseerd zijn op de ten tijde van de behandeling van het kort geding bekende feiten en omstandigheden. Voor nadere bewijslevering en onderzoek zoals in een bodemprocedure is in kort geding geen plaats. Bepalend is dus of feiten die relevant zijn voor de toewijsbaarheid van de vordering voldoende aannemelijk zijn geworden op grond van hetgeen partijen in deze kort gedingprocedure naar voren hebben gebracht.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat Vitesse c.s. in 2018 de onderhuurovereenkomst met Exploitatiemaatschappij per 30 september 2023 heeft opgezegd. In beginsel vervalt daarmee de grondslag voor het gebruik van het stadion door Vitesse c.s. Dit kort geding gaat om de vraag of Vitesse c.s., ondanks de huuropzegging, in staat moet worden gesteld het stadion te gebruiken voor de duur van de bodemprocedures tussen partijen of in ieder geval gedurende het komende voetbalseizoen. Daarvoor is van belang of, zoals Vitesse c.s. stelt, voldoende aannemelijk is dat het eeuwigdurend speelrecht zoals vastgelegd in artikel 4 van de koopovereenkomst en artikel II.3 van de leveringsakte van 1996, waarop zij zich beroept, nog onverkort bestaat en dat haar uit hoofde daarvan moet worden toegestaan het stadion te gebruiken vanaf 1 oktober 2023.
4.4.
Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij hebben gemotiveerd betwist dat Vitesse c.s. aanspraak kan maken op voortgezet gebruik van het stadion. Zij hebben aangevoerd dat, als er al sprake zou zijn van een speelrecht, dit recht anders moet worden uitgelegd dan Vitesse c.s. stelt en enkel inhoudt dat Vitesse als enige betaald voetbalclub het stadion mag gebruiken. Vitesse c.s. miskent, aldus Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij, dat het recht niet een absolute en onvoorwaardelijke toegang tot het stadion inhoudt, maar nadere uitwerking behoeft in een (huur)overeenkomst. Zij wijzen op artikel 4i van de koopovereenkomst 1996 (zie r.ov. 2.2.), waarin al is bepaald dat het recht nader moet worden uitgewerkt, en op de (huur)overeenkomst 1996, waarin deze nadere uitwerking vervolgens is vastgelegd (zie r.ov. 2.3.).
Vitesse c.s. heeft ter zitting erkend dat het speelrecht een gebruiksrecht verschaft, maar nog wel voor uitwerking in aanmerking komt. De onderhuurovereenkomst moet worden geduid als een (tijdelijke) nadere uitwerking van het speelrecht, en na afloop daarvan moeten partijen de voorwaarden van het speelrecht opnieuw uitwerken. Daarbij heeft Vitesse c.s. het recht een ‘marktconforme prijs’ voor gebruik van het stadion te bedingen, aldus Vitesse c.s.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat het speelrecht, ook volgens de stellingen van Vitesse c.s., kennelijk niet wordt geduid als een goederenrechtelijk recht maar als een recht waaraan verbintenisrechtelijke aanspraken kunnen worden ontleend. Het was vervolgens aan Vitesse c.s. om aannemelijk te maken welke verbintenissen dan uit dat speelrecht voortvloeien voor welke partijen, en hoe deze concreet zouden moeten worden uitgewerkt. Dat heeft zij niet voldoende gedaan. Zij heeft enkel verwezen naar hetgeen is opgenomen in artikel 4 van de koopovereenkomst 1996, maar in dat artikel staat ook met zoveel woorden dat de details moeten worden uitgewerkt in een nadere overeenkomst. Uit de enkele tekst kan dan ook niet worden afgeleid dat artikel 4 op zichzelf, dus los van een uitwerking in een nadere overeenkomst, een zelfstandig en richting de eigenaar van het stadion afdwingbaar gebruiksrecht oplevert. Verder is ook niets naar voren gebracht waaruit zou volgen dat dit destijds de bedoeling van partijen was. Dat een beroep op het speelrecht er meer in het algemeen toe zou moeten leiden dat Stadion Arnhem gehouden is met Vitesse c.s. tegen een ‘marktconforme prijs’ een nieuwe overeenkomst te sluiten voor gebruik van het stadion, is in elk geval niet aannemelijk geworden.
4.6.
Daarbij is ook van belang dat Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij gemotiveerd hebben aangevoerd dat het speelrecht, welke betekenis dit ook heeft gehad, is opgehouden te bestaan met de komst van het reddingsplan in 2003. Daarmee beoogden partijen juist afscheid te nemen van de situatie zoals die in 1996 in het leven was geroepen, omdat de kosten voor Vitesse c.s. te hoog waren, aldus Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij. Zij wijzen op de inhoud van de raamovereenkomst (r.ov. 2.5.), de hoofdhuurovereenkomst en de onderhuurovereenkomst (r.ov. 2.7.). Uit het geheel van die bepalingen blijkt dat partijen hun onderlinge verhoudingen juist opnieuw wilden vastleggen en de oude afspraken (waaronder de (huur)overeenkomst 1996 en de daarin overeengekomen huurprijs) wilden laten vervallen. Indien het speelrecht een dergelijk veelomvattend en jegens de stadioneigenaar afdwingbaar recht behelst als Vitesse c.s. stelt, valt niet in te zien waarom het niet specifiek is opgenomen in de tekst van de bij het reddingsplan behorende overeenkomsten, aldus Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij. Zij hebben de stelling van Vitesse c.s., dat het speelrecht in de leveringsaktes steeds correct is doorgelegd, weersproken door te wijzen op de bepaling in de aktes die voorschrijft dat de bepalingen over het speelrecht woordelijk moeten worden opgenomen. Dit is in de leveringsaktes van 2003, 2007, 2012 en 2018 met het enkele woord ‘enzovoorts’ niet gebeurd, aldus Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij.
4.7.
Gelet op dit verweer was het aan Vitesse c.s. om nader toe te lichten dat, ook indien Vitesse c.s. zou worden gevolgd in haar stelling dat het speelrecht de door haar gestelde inhoud en betekenis heeft, zij ook na de reddingsactie uit 2003 een beroep kon doen op dat speelrecht en meer in het bijzonder dat het speelrecht nog steeds bestaat en zij ook nu nog een beroep kan doen op dat speelrecht. Dat heeft zij onvoldoende gedaan. Het moet er dan in deze procedure voor worden gehouden -mede ook gelet op de tekst van artikel 4.3 van de raamovereenkomst en het ontbreken van een verwijzing van een recht van Vitesse c.s. jegens de stadioneigenaar, anders dan in het kader van een huurovereenkomst- dat de betrokken partijen in 2003 hun rechtsverhouding volledig hebben herzien en opnieuw hebben vastgelegd in de raamovereenkomst en (onder)huurovereenkomsten. Daarmee is dan in elk geval ook een einde gekomen aan eerdere rechten, die Vitesse c.s. stelt te kunnen ontlenen aan de koopovereenkomst 1996.
Ter zitting heeft Vitesse c.s. er nog op gewezen dat het woord speelrecht terugkomt in de leveringsakte van 14 oktober 2003, maar dat helpt haar niet verder. Zoals ook uit r.ov. 2.8. volgt is het speelrecht in die leveringsakte enkel gedefinieerd als een verbintenis voor de stadioneigenaar om te zorgen voor een stadion dat voldoet aan alle eisen. Andere verbintenissen worden niet genoemd en in het bijzonder worden niet genoemd de overige in artikel 4 van de koopovereenkomst 1996 genoemde verplichtingen. Dat terwijl in de leveringsakte van 1996 is opgenomen dat bij overdracht onder bijzondere titel van het geleverde, de genoemde verplichtingen woordelijk dienen te worden opgenomen als die verplichtingen als kettingbeding aan een koper worden opgelegd. Zonder een voldoende toelichting, die ontbreekt, kan nu niet worden aangenomen dat het speelrecht dat is overgedragen dezelfde inhoud had als Vitesse c.s. stelt dat het in 1996 had. Voor zover er daarna alsnog rechtsgeldige rechten zijn doorgelegd, kan dan ook niet worden aangenomen dat het gaat om rechten met die gestelde inhoud. Zoals hiervoor is overwogen, is voor nader onderzoek of bewijslevering in deze kort gedingprocedure geen plaats. Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat Vitesse c.s. onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij op grond van het speelrecht Vitesse c.s. moeten toestaan het stadion te blijven gebruiken na 30 september 2023. Er bestaat dan ook onvoldoende grond om in deze kort gedingprocedure Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij hoofdelijk te veroordelen om Vitesse c.s. voorlopig, voor de duur van de bodemprocedures of het voetbalseizoen 2023/2024, het stadion te laten gebruiken.
4.8.
Bij het voorgaande speelt mede een rol dat de vorderingen van Vitesse c.s. in dit kort geding en in de bodemprocedure niet met elkaar zijn te verenigen. In beide procedures legt Vitesse c.s. het speelrecht met de door haar gestelde inhoud ten grondslag aan haar vordering. In de bodemprocedure vordert zij uit hoofde van het speelrecht een veroordeling van Stadion Arnhem om haar in staat te stellen het stadion te blijven gebruiken, terwijl zij in deze kort gedingprocedure gebruik van het stadion vordert bij wijze van ‘handhaving van de status quo’, zoals zij ter zitting heeft toegelicht. Volgens Vitesse c.s. bedoelt zij niet te vorderen dat er een nieuwe onderhuurovereenkomst moet worden gesloten, maar hoe de vordering anders moet worden uitgelegd heeft zij niet toegelicht en valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet in te zien. Een verplichting van Exploitatiemaatschappij om Vitesse c.s. het gebruik van het stadion te verschaffen, al dan niet uit hoofde van een voortzetting van de onderhuurovereenkomst, strookt echter niet met de stellingen van Vitesse c.s. dat slechts Stadion Arnhem aan het speelrecht is gebonden en dat deze partij, zo blijkt ook uit de huuropzegging (zie r.ov. 2.11), met haar een nieuwe overeenkomst zou moeten aangaan. Wat de grondslag zou zijn voor een hoofdelijke veroordeling van Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij zoals Vitesse c.s. vordert in dit kort geding, en tot welke verplichtingen dat voor beide partijen zou leiden, is niet duidelijk geworden. Ook om die reden is de vordering van Vitesse c.s. niet toewijsbaar.
4.9.
Het enkele feit dat Vitesse c.s. stelt zwaarwegende belangen te hebben bij voortgezet gebruik van het stadion kan niet leiden tot een ander oordeel. De beoordeling in kort geding kan niet enkel op een belangenafweging rusten, maar vindt steeds plaats in samenhang met een oordeel over de aannemelijkheid van een rechtsgrond voor de vordering. Overigens leidt een belangenafweging in dit geval ook niet tot de conclusie dat Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij moeten worden veroordeeld tot hetgeen door Vitesse c.s. is gevorderd. Vitesse c.s. heeft weliswaar gesteld dat zij vóór 1 maart 2023 bij de KNVB moet kunnen aantonen dat zij over een stadion beschikt voor haar thuiswedstrijden, maar zij heeft onvoldoende weersproken dat met enkel een toewijzend vonnis in dit kort geding nog geen sprake is van de in de Richtlijn Licentie-eisen genoemde ‘schriftelijke overeenkomst’, zodat haar belang bij een toewijzend vonnis in deze procedure daarmee niet vast staat. Daarbij komt dat uit de bepalingen van de genoemde richtlijn en de door partijen in het geding gebrachte correspondentie met de KNVB niet zonder meer kan worden afgeleid dat per 1 maart 2023 verdergaande sancties dan een geldboete zullen worden opgelegd. Dat Vitesse zelfs zonder meer zou worden uitgesloten van deelname aan de eredivisie, is onvoldoende aannemelijk geworden. Voorstelbaar is dat Vitesse c.s. groot belang heeft bij gebruik van het stadion gedurende het komende voetbalseizoen en in grote problemen komt als zij halverwege het seizoen moet uitwijken naar een andere locatie, maar de ontstane onzekerheid daaromtrent komt wel voor haar eigen rekening. Daarbij acht de voorzieningenrechter relevant dat Vitesse c.s. zelf in 2018 de onderhuurovereenkomst heeft opgezegd en daarmee het risico heeft genomen dat partijen niet zonder meer tot overeenstemming zouden komen over een voortgezet gebruik van het stadion. Nu de standpunten van partijen omtrent het speelrecht van meet af aan ver uit elkaar lagen, had van Vitesse c.s. mogen worden verwacht dat zij eerder een bodemprocedure was begonnen om de uitleg en betekenis van het speelrecht te laten vaststellen zolang zij nog op grond van de onderhuurovereenkomst het stadion kon gebruiken.
4.10.
Daarbij komt nog dat Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij hebben betwist dat het ook in hun belang is om de huidige situatie voorlopig voort te zetten, zoals Vitesse c.s. stelt. Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij hebben aangevoerd zekerheid te wensen voor een langere termijn, om zo een toekomstbestendige onderneming te exploiteren en overeenkomsten met derden voor de komende jaren te kunnen aangaan. Exploitatiemaatschappij heeft, nu de hoofdhuurovereenkomst tot 2030 loopt, een concreet voorstel gedaan voor die termijn, zo heeft zij aangevoerd. Toewijzing van de vordering zou betekenen dat er weinig aanleiding bestaat om verder in overleg te treden, waarop na afloop van dit seizoen naar alle waarschijnlijkheid opnieuw een onzekere situatie zal ontstaan, aldus Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij. De belangen van deze partijen verzetten zich dan ook tegen het vastleggen van afspraken voor de duur van één voetbalseizoen. Bij afwijzing van de vordering van Vitesse c.s. ligt het voor de hand dat partijen opnieuw in overleg treden over de tussen hen geldende voorwaarden, nu zij het erover eens zijn dat Vitesse c.s. niet over een ander stadion kan beschikken en Exploitatiemaatschappij geen andere voetbalclub in het stadion kan laten spelen. Alles bij elkaar genomen valt niet in te zien waarom het belang van Vitesse c.s. om het stadion voorlopig te blijven gebruiken zou moeten prevaleren boven de belangen van Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij om niet gedwongen te worden tot het aangaan van een huurovereenkomst voor de duur van één seizoen. De conclusie is dat de vordering van Vitesse c.s. zal worden afgewezen.
4.11.
Vitesse c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van zowel Stadion Arnhem als Exploitatiemaatschappij worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 1.755,00
4.12.
De door Stadion Arnhem gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna in het dictum weergegeven.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Vitesse c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Stadion Arnhem tot op heden begroot op € 1.755,00, en in de nakosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat zonder betekening en te verhogen met € 90,00 indien betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden,
5.3.
veroordeelt Vitesse c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Exploitatiemaatschappij tot op heden begroot op € 1.755,00,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.