ECLI:NL:RBGEL:2023:124

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
C/05/406442 / HZ ZA 22-220
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds hoger beroep toegestaan in civiele procedure betreffende nalatenschap

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 18 januari 2023 een tussentijds vonnis uitgesproken in de zaak met zaaknummer C/05/406442 / HZ ZA 22-220. De zaak betreft een verzoek om tussentijds hoger beroep door de gedaagden in conventie, die zich niet konden verenigen met een eerder oordeel van de rechtbank. Dit oordeel had betrekking op de contantenverklaring van artikel 4:63 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de rechtbank oordeelde dat de interveniënt tijdig en op de juiste wijze had gehandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot tussentijds hoger beroep gerechtvaardigd is, gezien de principiële aard van het oordeel en de impact ervan op de verdere procedure. De rechtbank heeft besloten om de zaak naar de parkeerrol te verwijzen in afwachting van de uitkomsten van het hoger beroep, en heeft verdere beslissingen aangehouden.

De procedure is gestart met een tussenvonnis op 23 november 2022, gevolgd door een verzoek om hoger beroep op 14 december 2022. De rechtbank heeft de argumenten van de partijen zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat het openstellen van hoger beroep niet onredelijk is, gezien de mogelijke besparingen in tijd en kosten voor de betrokken partijen. De beslissing om het verzoek toe te wijzen, is genomen met inachtneming van de beperkte jurisprudentie over de uitleg van het relevante artikel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/406442 / HZ ZA 22-220
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
1.
[eiser in conv./verw. in reconv./verw. in het inc. sub 1], in zijn hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van [naam 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conv./verw. in reconv./verw. in het inc. sub 2], in zijn hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van [naam 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser in conv./verw. in reconv./verw. in het inc. sub 3], in zijn hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van [naam 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R.M.J.K.M. Teeuwen te Roermond,
tegen
1.
[ged. in conv./eis in reconv./verw. in het inc. sub 1], in haar hoedanigheid van erfgenaam van [naam 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
2.
[ged. in conv./eis in reconv./verw. in het inc. sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[ged. in conv./eis in reconv./verw. in het inc. sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[ged. in conv./eis in reconv./verw. in het inc. sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. S.R. Baetens te Eindhoven,
en
[interveniënt],
wonende te [woonplaats] ,
interveniënt,
advocaat mr. L.J.J. van Wijk te Elsloo, gemeente Stein.
Partijen zullen hierna [eisers in conv./verw. in reconv./verw. in het inc.] en [ged. in conv./eisers in reconv./verw. in het inc.] en [interveniënt] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2022
- het van de zijde van [ged. in conv./eisers in reconv./verw. in het inc.] op 14 december 2022 ingekomen verzoek om hoger beroep in te mogen instellen tegen het incidenteel vonnis van 21 september 2021
- het B11-formulier van de zijde van [interveniënt] van 9 januari 2023
- het B11-formulier van de zijde van [eisers in conv./verw. in reconv./verw. in het inc.] van 11 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek van [ged. in conv./eisers in reconv./verw. in het inc.] strekt er toe om een uitzondering te maken op de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel dat hoger beroep van een tussenvonnis slechts is toegestaan tegelijk met hoger beroep tegen het eindvonnis.
2.2.
Uit de door [ged. in conv./eisers in reconv./verw. in het inc.] op haar verzoek gegeven toelichting volgt dat zij zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank dat er op neerkomt dat [interveniënt] tijdig en op de juiste wijze de contantenverklaring van artikel 4:63 lid 3 BW heeft afgelegd. Dit oordeel brengt mee dat [interveniënt] legitimaris is en om die reden is hij toegelaten als tussenkomende partij in het geschil tussen [eisers in conv./verw. in reconv./verw. in het inc.] en [ged. in conv./eisers in reconv./verw. in het inc.] Bij een andersluidend oordeel was [interveniënt] niet toegelaten als tussenkomende partij. Het door [ged. in conv./eisers in reconv./verw. in het inc.] bestreden oordeel is daarmee van grote invloed op de verdere behandeling van deze zaak, aangezien het oordeel heeft geleid tot een aanzienlijke uitbreiding van de procedure. Een andersluidend oordeel in hoger beroep zal partijen investeringen in tijd en kosten besparen. De vorderingen van [interveniënt] hoeven dan in deze procedure immers niet meer behandeld te worden. Daarbij komt dat er weinig jurisprudentie is over de uitleg van artikel 4:63 lid 3 BW en het oordeel van de rechtbank is principieel van aard. De vertraging die deze procedure oploopt door het openstellen van tussentijds hoger beroep acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet onredelijk. De rechtbank zal het verzoek toewijzen.
2.3.
In afwachting van de uitkomsten van het hoger beroep zal de onderhavige procedure naar de parkeerrol worden verwezen. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
wijst het verzoek tot het openstellen van hoger beroep tegen het incidenteel vonnis van 21 september 2022 toe,
3.2.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van
4 oktober 2023,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.
ES/DB