ECLI:NL:RBGEL:2023:1221

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
05-088596-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van fitnessapparatuur en valse aangifte van diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering van fitnessapparatuur en het doen van een valse aangifte van diefstal. De verdachte had in de periode van 5 tot en met 13 februari 2021 in Druten, samen met anderen of alleen, fitnessapparatuur die toebehoorde aan een ander, wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 februari 2021 afstand had gedaan van de fitnessapparatuur na betalingsachterstanden en dat hij op 13 februari 2021 aangifte deed van diefstal, wetende dat er geen sprake was van een strafbaar feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en valse aangifte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte op een berekenende wijze schade had veroorzaakt aan derden en dat zijn handelen het vertrouwen in het handelsverkeer had geschaad. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door [aangever], werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de schade te complex was voor het strafgeding. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.088596.22
Datum uitspraak : 10 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. S.S. Zijderveld, advocaat in Wageningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

2.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks 05 februari 2021 tot en met 13 februari 2021 te Druten
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
fitnessapparatuur (merk: [merk] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij in of omstreeks 05 februari 2021 tot en met 13 februari 2021 te Druten
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk fitnessapparatuur (merk: [merk] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden,
te weten krachtens lease-overeenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2021 te Druten
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd,
door ten overstaan van [verbalisant] (verbalisant eenheid Oost-Nederland) opzettelijk
in strijd met de waarheid aangifte te doen van diefstal van fitnessapparatuur,
wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van diefstal in vereniging zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair, en het doen van een valse aangifte zoals ten laste gelegd onder feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Volgens haar is er geen bewijs dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de wegneming van de fitnessapparatuur van [merk] . Verdachte was zijn sportschool aan het verhuizen en had aan de vervoerders opdracht gegeven om alleen zijn eigen goederen uit het pand te verhuizen. De weggenomen fitnessapparatuur is ook niet in de nieuwe sportschool van verdachte aangetroffen. Het dossier biedt voldoende aanknopingspunten voor het scenario dat een derde, mogelijk de verhuurder van het pand, de apparatuur van [merk] heeft weggenomen. Van een valse aangifte door verdachte is geen sprake.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de onderlinge samenhang zal de rechtbank feit 1 en 2 gezamenlijk bespreken. Daarbij geldt dat elk bewijsmiddel – ook in zijn onderdelen – wordt gebruikt voor het feit waarop het gezien de inhoud kennelijk betrekking heeft.
Aangever [aangever] heeft namens [bedrijf 1] verklaard dat zij op verzoek van verdachte fitnessapparatuur aan hem hebben geleverd ten behoeve van zijn sportschool aan [adres] . De levering vond plaats op basis van een operationele lease-overeenkomst tussen verdachte en financieringspartner [financieringspartner] . De door [merk] aan verdachte geleverde fitnessapparatuur was eigendom van [financieringspartner] . Op 17 december 2020 heeft [financieringspartner] een aangetekende brief aan verdachte gestuurd inhoudende dat zij de lease-overeenkomst zou ontbinden, indien hij niet voor 20 december 2020 het resterende bedrag van ruim € 113.000,- zou voldoen. Verdachte heeft hierop niet voldaan aan de betalingsverplichting. Op 10 februari 2021 heeft verdachte getekend voor afstand van de fitnessapparatuur van [merk] . Op 12 februari 2021 ontving aangever een foto van de voorzijde van het pand waarin de sportschool van verdachte was gevestigd. Op de foto, die in het dossier zit, is te zien dat de ramen op de eerste verdieping tussen de vloer en het plafond geheel openstaan met daaronder een grote vrachtwagen met verreiker. Op deze etage stonden de fitnessapparaten van [merk] . Aangever heeft deze foto dezelfde dag via WhatsApp doorgestuurd aan verdachte met de vraag of hij de apparatuur van [merk] liet staan en – een paar uur later – of hun apparatuur er nog stond. Aangever kreeg hierop geen antwoord die dag. Op 13 februari 2021 om 08:43 uur heeft hij verdachte opnieuw een WhatsApp-bericht gestuurd met het verzoek te reageren op zijn berichten. [2]
Op 13 februari 2021 om 09:10 uur heeft verdachte ten overstaan van verbalisant [verbalisant] van de politie-eenheid Oost-Nederland aangifte gedaan van diefstal van fitnessapparaten uit zijn sportschool, gepleegd op 12 februari 2021. De fitnessapparatuur die is weggenomen op de eerste en tweede etage was van [merk] , aldus verdachte. [3]
Verbalisanten waren op 13 februari 2021 ter plaatse en zagen op de begane grond fitnessapparaten staan die volgens verdachte van hem waren. De sportzalen op de eerste en tweede etage waren leeg. Er werden geen braaksporen aangetroffen in het pand. [4]
[verhuurder] , de verhuurder van het pand waarin de sportschool van verdachte was gevestigd, heeft verklaard dat verdachte de enige was die toegang had tot het pand, de rechtbank begrijpt de sleutel van het pand had. [5]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 11 en 12 februari 2021 in opdracht van verdachte samen met een ander fitnessapparatuur uit diens sportschool heeft vervoerd naar een door verdachte opgegeven adres. Verdachte vertelde [medeverdachte] dat
allefitnessapparatuur verhuisd moest worden. Verdachte was beide dagen bij het in- en uitladen van de apparatuur aanwezig en gaf daarvoor nadere instructies. [medeverdachte] is beide dagen meerdere keren met een vrachtwagen op en neer gereden voor verhuizing van de fitnessapparatuur. [6] [naam] van [bedrijf 2] heeft verklaard dat [medeverdachte] bij hen een hoogwerker heeft gehuurd om op 11 en 12 februari 2021 spullen te halen uit een sportschool aan [adres] . [7]
Bewijsoverwegingen feit 1
Vaststaat dat verdachte in de ten laste gelegde periode op basis van een lease-overeenkomst een groot aantal fitnessapparaten van [merk] als gebruiker onder zich had in zijn sportschool aan [adres] . Deze apparaten waren eigendom van [financieringspartner] . Ook staat vast dat verdachte op 10 februari 2021 juridisch afstand heeft gedaan van deze goederen na forse betalingsachterstanden.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] komt naar voren dat hij op 11 en 12 februari 2021 in opdracht van verdachte diverse ladingen fitnessapparatuur uit diens sportschool met een vrachtwagen heeft vervoerd naar een door verdachte opgegeven adres. Daarbij was de opdracht om
allefitnessapparatuur te vervoeren, dus ook de fitnessapparatuur op de eerste en tweede etage waar alleen fitnessapparatuur van [merk] stond. Beide dagen was verdachte ten tijde van het leeghalen van het pand en bij het in- en uitladen van de fitnessapparatuur in de vrachtwagen aanwezig en heeft hij instructies gegeven. Dat er op 11 en 12 februari 2021 fitnessapparaten van de etages zijn weggenomen, vindt bevestiging in de foto die [aangever] op 12 februari 2021 heeft ontvangen en de verklaring van [naam] dat [medeverdachte] op die dagen voor dat doel bij hen een hoogwerker had gehuurd. De fitnessapparaten van [merk] zijn vervolgens in opdracht van verdachte naar een voor de eigenaar onbekende locatie vervoerd en daarmee aan diens machtssfeer onttrokken. Verdachte heeft hiermee de goederen zich wederrechtelijk toegeëigend.
Ter zitting van 24 februari 2023 heeft verdachte naar voren gebracht dat hij bezig was zijn eigen goederen uit het pand te verhuizen naar een nieuwe sportschool van hem en dat een derde, mogelijk de verhuurder van het pand, de fitnessapparaten van [merk] heeft weggenomen. De rechtbank acht dit scenario op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Bij de aangifte heeft verdachte met geen woord gerept over een verhuizing en toen hij werd gehoord als verdachte, heeft hij zich ten aanzien van de feiten volledig beroepen op zijn zwijgrecht. Het scenario dat een derde zonder zijn medeweten de goederen heeft weggenomen, is voorts op geen enkele wijze onderbouwd of geconcretiseerd. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit onderzoek van de politie volgt dat er geen braaksporen in het pand zijn aangetroffen, dat de fitnessapparaten van verdachte zelf na het feit nog aanwezig waren en dat uit het dossier is op te maken dat hij de enige was die de sleutel van het pand had.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair. Dit betekent dat verdachte wordt vrijgesproken van het primaire feit (diefstal). Ook zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het bestanddeel ‘medeplegen’. Niet is komen vast te staan dat verdachte het ten laste gelegde in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen bewijs dat degenen die in opdracht van verdachte betrokken zijn geweest bij het vervoer c.q. het wegnemen van de fitnessapparatuur van [merk] , weet hadden dat de goederen niet van verdachte waren en dat verdachte het oogmerk had om de goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bewijsoverwegingen feit 2
Uit bovenstaande bewezenverklaring volgt dat verdachte de door hem op 13 februari 2021 - als gestolen opgegeven - fitnessapparatuur van [merk] zelf (met hulp van anderen) voor die datum heeft weggenomen en deze zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte wist ten tijde van het doen van de aangifte dan ook dat er geen sprake was van diefstal van de goederen of een ander strafbaar feit, gepleegd door een ander dan hemzelf. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van een valse aangifte, zoals ten laste gelegd onder feit 2.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij in de periode van o
f omstreeks05 februari 2021 tot en met 13 februari 2021 te Druten
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk fitnessapparatuur (merk: [merk] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende
aan [bedrijf 1] , in elk gevalaan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders,
en welke goederen verdachte
en/of zijn mededadersanders dan door misdrijf onder zich had
den, te weten krachtens lease-overeenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op
of omstreeks13 februari 2021 te Druten
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd,
door ten overstaan van [verbalisant] (verbalisant eenheid Oost-Nederland)
opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte te doen van diefstal van fitnessapparatuur,
wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
Verduistering.
feit 2:
Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
In geval van een veroordeling, heeft de raadsvrouw een taakstraf bepleit, eventueel met een fors voorwaardelijk strafdeel. De verdediging heeft geen bezwaar tegen een proeftijd van 3 jaar. Verdachte heeft geen relevant strafblad. Hij beschikt sinds kort over vaste woonruimte. Bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal hij deze kwijtraken. Ook dreigt er een persoonlijk faillissement.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een groot aantal fitnessapparaten verduisterd, door die weg te halen uit het door hem gehuurde bedrijfspand. Op een berekenende wijze heeft verdachte voor een groot bedrag schade aan derden veroorzaakt. [merk] heeft haar schadebedrag begroot op ruim € 250.000. Ook heeft verdachte door zijn handelen het vertrouwen in het handelsverkeer tussen leasemaatschappijen en hun afnemers/leveranciers geschonden. Verdachte heeft blijkbaar slechts gedacht aan zijn eigen financiële gewin en geen enkel respect getoond voor zijn handelspartners. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn eigen daden maar heeft gesuggereerd dat anderen de apparatuur weggenomen zullen hebben en daartoe zelfs een valse aangifte heeft gedaan. Daarmee heeft verdachte willens en wetens onterecht beslag gelegd op kostbare tijd en inzet van politie.
De door verdachte gepleegde strafbare feiten zijn ernstig. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie is. Oplegging van een taakstraf, zoals bepleit door de raadsvrouw, zou geen recht doen aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en de omvang van de schade.
In afwijking van de officier van justitie, die het LOVS-oriëntatiepunt voor fraude heeft betrokken bij de strafeis, acht de rechtbank het LOVS-oriëntatiepunt voor ladingdiefstal ter vergelijking meer passend voor verduistering van fitnessapparatuur uit een bedrijfspand. De straf voor ladingdiefstal is – als uitgangspunt – bepaald op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Strafverzwarend rekent de rechtbank de forse omvang van de schade in deze zaak mee.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit zijn strafblad blijkt dat hij in de vijf jaren voor de bewezenverklaarde feiten niet is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tevens gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank, mede gelet op de aard en ernst van de feiten en de omvang van de schade, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De voorwaardelijke straf met een proeftijd van 3 jaren dient tevens om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te begaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[aangever] heeft namens de benadeelde partij [bedrijf 1] in verband met feit 1 primair en subsidiair een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 252.263,36 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de door de benadeelde partij ingebrachte stukken blijkt dat een substantieel deel van de gevorderde schade niet is veroorzaakt door het ten laste gelegde handelen van verdachte, maar door de juridische ontbinding van de lease-overeenkomst en de daaruit voortvloeiende contractuele verplichtingen van [merk] jegens [financieringspartner] . Omdat de hoogte van de schade van de weggenomen fitnessapparatuur op basis van de verstrekte informatie niet kan worden vastgesteld, is de vordering te complex voor het strafgeding en moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Zij heeft daarbij verwezen naar de bepleite vrijspraak en voorts aangevoerd dat de schade van de weggenomen goederen bij gebrek aan onderbouwing niet kan worden vastgesteld. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat het gevorderde schadebedrag is gebaseerd op alle fitnessapparaten die [merk] aan verdachte heeft geleverd, terwijl een deel van die apparaten niet is weggenomen en is opgehaald door [merk] .
Overweging van de rechtbank
Vaststaat dat de door verdachte verduisterde fitnessapparatuur aan hem was geleverd door [merk] op basis van een operationele lease-overeenkomst tussen financieringspartij [financieringspartner] en verdachte. Gedurende de looptijd van de lease-overeenkomst waren de goederen eigendom van [financieringspartner] . Nadat verdachte zijn betalingsverplichting aan [financieringspartner] niet was nagekomen, heeft [financieringspartner] de overeenkomst ontbonden. Op basis van vooraf schriftelijk gemaakte afspraken tussen [financieringspartner] en [merk] is de weggenomen apparatuur vervolgens terug overgedragen aan [merk] . Deze afspraken houden voor zover van belang in dat [financieringspartner] de juridische eigendom terug zou overdragen aan [merk] , zonder dat er een verplichting bestond tot fysieke levering van de verdwenen goederen. De koopprijs werd vastgesteld op het bedrag van de niet-betaalde leasebetalingen van verdachte, plus het bedrag van leasebetalingen die zouden zijn voldaan als het contract volledig was nagekomen. [merk] heeft deze koopprijs als schade gevorderd en daarbij ter zitting toegelicht dat de waarde van de weggenomen apparatuur op hetzelfde bedrag, zo niet hoger uitkomt.
De rechtbank overweegt als volgt. Om zich als benadeelde partij te kunnen voegen in het strafgeding, moet de betrokkene voldoen aan de criteria van artikel 51f, eerste of tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. In het eerste lid van deze bepaling is bepaald dat degene die zich als benadeelde partij voegt, rechtstreekse schade moet hebben geleden door een strafbaar feit. De vraag dient zich aan of bovenstaande door [financieringspartner] aan [merk] in rekening gebrachte kosten in voldoende causaal verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte om te worden aangemerkt als ‘rechtstreekse’ schade van [merk] . Een tweede rechtspunt is dat uit hetgeen hierboven uiteen is gezet, volgt dat [merk] geldt als rechtsopvolger onder bijzondere titel en daarmee niet behoort tot de kring van voegingsgerechtigden genoemd in artikel 51f, eerste en tweede lid, Sv. Bovendien is de omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen. Gelet op de complexiteit en de omvang van de vordering, is de rechtbank van oordeel dat nader onderzoek op die hiervoor genoemde punten nodig is wat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Zij kan de vordering slechts aanbrengen bij de civiele rechter. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 188, 321 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 verklaart de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.H.S. Duinkerke, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en
mr. Ö Sari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2023.
Mr. Sari is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021470479, gesloten op 1 april 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever p. 13-14, WhatsApp-bericht p. 95-96 en proces-verbaal van bevindingen p. 157.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever p. 10.
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 156.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 106-107.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 116-118.
7.Proces-verbaal van verhoog getuige p. 108 met factuur p. 110.