ECLI:NL:RBGEL:2023:1220

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
05-291977-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Roemeense vrouw voor winkeldiefstallen bij ZARA

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige vrouw uit Roemenië, die werd beschuldigd van meerdere winkeldiefstallen. De vrouw werd beschuldigd van het stelen van een grote hoeveelheid kledingstukken van de merken ZARA en H&M in de periode van 7 tot en met 9 november 2022. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voor feit 4 partieel nietig was, omdat deze onduidelijk was en de verdachte niet in haar verdediging schaadde. De rechtbank achtte de feiten 1, 2 en 3 bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 210 dagen, waarvan 152 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar kind in Roemenië en de lopende civiele rechtszaken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van mobiel banditisme, wat de strafmaat verhoogde. De verdachte werd vrijgesproken van feit 4, omdat niet kon worden vastgesteld dat de kleding van H&M was gestolen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.291977.22
Datum uitspraak : 9 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats; [adres] .
Raadsvrouw: mr. A. Petrescu, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 9 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken van onder meer het merk ZARA, (voor een groot deel nog voorzien van antidiefstal tags), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
zij op of omstreeks 8 november 2022 te Hoofddorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 8 november 2022 te Hoofddorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken van onder meer het merk ZARA, (voor een groot deel nog voorzien van antidiefstal tags), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
zij op of omstreeks 9 november 2022 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 november 2022 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken van onder meer het merk ZARA, (voor een groot deel nog voorzien van antidiefstal tags), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
zij op of omstreeks 9 november 2022 te Garderen, gemeente Barneveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken van onder meer het merk ZARA en/of H&M (voor een groot deel nog voorzien van antidiefstal tags), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 november 2022 tot en met 9 november 2022 te Arnhem en/of te Hoofddorp en/of te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA en/of H&M, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.De geldigheid van de dagvaarding

Standpunt verdediging en standpunt officier van justitie
De raadsvrouw heeft als preliminair verweer aangevoerd dat de dagvaarding voor wat betreft feit 4 nietig moet worden verklaard. De tenlastelegging is onduidelijk. De feiten 1, 2 en 3 zien op diefstal subsidiair heling bij de Zara in Arnhem, Hoofddorp en Nijmegen op 8 en 9 november 2022. Feit 4 subsidiair ziet op de diefstal bij de Zara in Arnhem en/of Hoofddorp en/of Nijmegen in de periode van 7 tot en met 9 november 2022. Het is op deze manier voor verdachte niet duidelijk op welke goederen het Openbaar Ministerie doelt in feit 4 en bovendien wordt verdachte op deze manier twee keer vervolgd voor dezelfde feiten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie bewust heeft gekozen voor deze tenlastelegging. Er is hierbij rekening gehouden met de mogelijkheid dat verdachte op zitting gaat verklaren dat zij de goederen niet heeft geheeld, maar heeft gestolen. Dan is het niet nodig om de tenlastelegging te wijzigen.
Beoordeling door de rechtbank
Op de zitting is de volgende beslissing genomen, waarna met toestemming van de verdediging het onderzoek is voortgezet.
De rechtbank verklaart feit 4 op de dagvaarding partieel nietig, voor zover dit ziet op de diefstal subsidiair heling van goederen bij de Zara. In de feiten 1, 2 en 3 wordt verdachte de diefstal subsidiair heling van goederen van de Zara in Nijmegen, Arnhem en Hoofddorp verweten. Feit 4 gaat voor een deel over dezelfde feiten in dezelfde periode, alleen wordt verdachte daar primair heling en subsidiair diefstal verweten. Het is daardoor voor verdachte niet duidelijk waartegen zij zich moet verdedigen, zodat de dagvaarding op dat onderdeel partieel nietig zal worden verklaard.
Feit 4 op de dagvaarding is voldoende duidelijk voor zover dat ziet op de heling, subsidiair diefstal bij de H&M.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3 telkens primair op de tenlastelegging. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 4, omdat uit het dossier niet blijkt dát de kleding van de H&M is gestolen en/of bij welke H&M deze goederen zijn weggenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte kan worden veroordeeld voor het medeplegen van de diefstallen bij de Zara in Arnhem, in Hoofddorp en in Nijmegen. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 4, omdat niet vaststaat dat deze kleding is gestolen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 primair, 2 primair en 3 primair:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam aangever] namens Zara Nederland, p. 219;
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [naam aangever] , p. 162;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2023.
Feit 4
Uit de stukken is het volgende naar voren gekomen.
Op 9 november 2022 kreeg de politie een melding van de eigenaar van een vakantiepark in Garderen. Hij deelde mede dat hij een huisje had verhuurd aan vier Roemeense dames en een Roemeense man. De Roemeense man, die later medeverdachte [naam medeverdachte] bleek te zijn, kwam omstreeks 18.00 uur aanrijden in een Kia Picanto met kenteken [kenteken] . De melder zag dat de auto afgeladen vol lag met tassen en kledingstukken waar de prijskaartjes nog aanzaten. De verbalisanten kwamen omstreeks 20.00 uur ter plaatse en liepen naar de Kia. Zij zagen dat deze volgeladen was met diverse kledingstukken waarvan de meeste nog voorzien waren van prijskaartjes en enkele van een anti-diefstal systeemtag van plastic. De kleding lag opgepropt op de achterbank en in de kofferbak waarvan de hoedenplank was verwijderd. Op dat moment kwam er een man aanlopen, die [partner verdachte] bleek te zijn. Er kwam ook nog een man, medeverdachte [naam medeverdachte] , aanlopen. [naam medeverdachte] vertelde dat hij de bestuurder was van de Kia Picanto. Hij opende de auto en liet verbalisanten de kledingstukken zien. In de auto zijn 12 bigshoppers aangetroffen, waarvan twee geprepareerd waren. Er zijn in totaal 206 kledingstukken plus vijf paar schoenen ter waarde van € 8.508,19 uit de auto gehaald. Aan [partner verdachte] werd gevraagd wie er nog meer in het huisje zaten, waarop hij zei dat zijn vriendin er ook was. Dit bleek verdachte te zijn. De politie trof in het huisje en in de omgeving van het huisje verschillende tassen aan met daarin kleding. Het bleek dat deze kleding afkomstig was van de Zara en de H&M. Er is aangifte van diefstal gedaan door Zara Nederland. Het dossier bevat geen aangifte van H&M.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat ook de aangetroffen H&M kledingstukken van diefstal afkomstig moeten zijn. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld of en welke rol verdachte daarbij heeft gespeeld. Daarnaast blijkt uit het dossier onvoldoende dat verdachte deze kledingstukken voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van zowel de heling als de diefstal zoals ten laste gelegd onder 4.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 telkens primair op de tenlastelegging heeft begaan, te weten dat:
1, primair.
zij op
of omstreeks9 november 2022 te Arnhem,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2, primair.
zij op
of omstreeks8 november 2022 te Hoofddorp,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3, primair.
zij op
of omstreeks9 november 2022 te Nijmegen,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair, 2 primair, 3 primair:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen sprake is van mobiel banditisme, nu uit het dossier niet blijkt dat sprake is van een rondtrekkende dadergroep die zowel in Nederland als in andere landen actief zou zijn. De verdediging is van mening dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan 63 dagen voorwaardelijk met een proeftijd volstaat.
Daarnaast is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Bij verdachte zijn transportboeien aangelegd vanwege beweerdelijk vluchtgevaar en samenspanning. Uit het dossier blijkt echter niet dat daadwerkelijk sprake was van vluchtgevaar dan wel gevaar voor de veiligheid. De verdediging verzoekt tot strafvermindering over te gaan, nu het vormverzuim dermate ernstig is dat niet kan worden volstaan met enkel constatering van het verzuim.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen in een korte periode schuldig gemaakt aan een drietal grove winkeldiefstallen. Hierbij werden aanzienlijke hoeveelheden kledingstukken weggenomen, ter waarde van een enorm bedrag. Door aldus te handelen is aanmerkelijke schade toegebracht aan de desbetreffende winkels en is veel daarmee samenhangende overlast veroorzaakt.
De gepleegde winkeldiefstallen vertonen naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk duidelijk kenmerken van zogenaamd mobiel banditisme, zoals staat beschreven in de Richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme (hierna: Richtlijn). Bij mobiel banditisme is sprake van het doelbewust in georganiseerd verband in korte tijd plegen van diefstallen van verhandelbare goederen, die redelijkerwijs niet bestemd zijn voor eigen gebruik, maar – bijvoorbeeld – zijn bedoeld voor verkoop in het buitenland. Verdachte heeft geen verbondenheid met Nederland. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, haar kind woont niet in Nederland, zij heeft geen betaald werk in Nederland en er blijkt niet van een sociaal vangnet in Nederland. Er is sprake van een planmatige en professionele werkwijze. Er is gebruik gemaakt van geprepareerde tassen en de verbalisant die de camerabeelden heeft bekeken merkt op dat de werkwijze die de verdachten toepassen bij het wegnemen van de kleding in de winkel zeer geraffineerd is. Zij vertonen nagenoeg geen afwijkend gedrag, lopen rond in verschillende samenstellingen en werken samen. De verklaring van verdachte dat zij hier kwam om te werken, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu verdachte deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van mobiel banditisme. Dat niet is gebleken dat sprake is van een rondtrekkende dadergroep die zowel in Nederland als in andere landen actief is, doet aan dat oordeel niet af. Mobiel banditisme wordt in de regel zwaarder bestraft dan een ‘reguliere’ diefstal, aangezien daders bij mobiel banditisme doelbewust naar andere landen gaan om daar vermogensdelicten te plegen. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) hanteert als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden per diefstal in geval van mobiel banditisme.
Uit de justitiële documentatie van 21 februari 2023 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ter zitting is gebleken dat verdachte een jong kind heeft in Roemenië en in scheiding ligt met haar (ex-)partner. Naar aanleiding van die scheiding lopen verschillende civiele rechtszaken in Roemenië, waaronder de echtscheidingszaak en een zaak over de voogdij.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de politie de verdachte bij haar aanhouding de transportboeien heeft omgedaan. Echter uit het dossier blijkt onvoldoende dat er vluchtgevaar dan wel gevaar voor de veiligheid zoals bedoeld in artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie bestond. Even kort na de aanhouding (van drie verdachten tegelijkertijd op dat moment) transportboeien aandoen is nog te billijken, maar deze gedurende de hele weg van het transport aanlaten, kan niet zonder meer. Uit de omstandigheden, zoals die uit het dossier naar voren komen, blijkt immers niet waarom de verbalisanten het nodig vonden de verdachte te boeien, zodat het er voor moet worden gehouden dat er in deze zaak geen feiten en omstandigheden waren die het gebruik van handboeien redelijkerwijs vereisten. De rechtbank is van oordeel dat dit een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv oplevert. Of hieraan een rechtgevolg (in de vorm van strafvermindering) moet worden verbonden dient te worden beoordeeld aan de hand van de factoren die zijn genoemd in het tweede lid van dit artikel, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Het belang van het geschonden voorschrift is naar het oordeel van de rechtbank groot. De ernst van het verzuim wordt tamelijk groot geacht. Over het nadeel dat daardoor is veroorzaakt, is gesteld dat haar vrijheid is beperkt en een inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Dit nadeel wordt als redelijk beperkt aangemerkt. Gelet op deze factoren, ziet de rechtbank in beginsel reden om met dit vormverzuim in strafmatigende zin rekening te houden. De rechtbank is echter van oordeel dat dit al is verdisconteerd in straf zoals hieronder is gemotiveerd.
In beginsel acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, conform de LOVS-oriëntatiepunten, passend gezien de ernst van de feiten. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in aanmerking genomen dat verdachte een kind heeft in Roemenië en dat er procedures lopen in Roemenië waarin verdachte betrokken is, zal de rechtbank geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Hier staat tegenover dat de rechtbank een groter voorwaardelijk strafdeel zal opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen als zij in Nederland is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen waarvan 152 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. De rechtbank heft daarbij het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 4 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tweehonderdtien (210) dagenen bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
152 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. T.C. Henniphof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2023.
Mrs Ouweneel en Blokhuis zijn buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam verbalisant] van de politie Oost-Nederland, team Veluwe Vallei Noord, opgemaakte proces-verbaal, zaaknummer 2022541218, gesloten op 21 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.