ECLI:NL:RBGEL:2023:1219

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
05-087992-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal en heling wegens gebrek aan bewijs

In de zaak met parketnummer 05-087992-22 heeft de Rechtbank Gelderland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en heling van fitnessapparatuur. De tenlastelegging betrof het wegnemen van fitnessapparatuur in de periode van 5 tot en met 13 februari 2021 te Druten, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben gehandeld. De officier van justitie en de verdediging stelden dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, wat leidde tot de eis van vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de ten laste gelegde periode fitnessapparatuur uit de sportschool van een medeverdachte heeft vervoerd naar een ander adres. Echter, er waren geen concrete aanwijzingen dat de verdachte wist dat de goederen niet van de medeverdachte waren of dat hij de intentie had om de goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen. Hierdoor ontbrak het aan bewijs voor de tenlastelegging, wat leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken.

Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partij, maar omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en de griffier zorgde voor de officiële vastlegging van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.087992.22
Datum uitspraak : 10 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. R. van 't Land, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 24 februari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 5 februari 2021 tot en met 13 februari 2021 te Druten
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
fitnessapparatuur (merk: [merk] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair:
hij in of omstreeks 05 februari 2021 tot en met 13 februari 2021 te Druten
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
fitnessapparatuur (merk: [merk] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich
hadden, te weten krachtens lease-overeenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair of subsidiair tenlastegelegde zodat hij moet worden vrijgesproken.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat verdachte in de ten laste gelegde periode in opdracht van medeverdachte [medeverdachte] fitnessapparatuur uit de sportschool van [medeverdachte] in Druten heeft vervoerd naar een door [medeverdachte] opgegeven adres. De rechtbank is van oordeel dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan strafbaar handelen zoals ten laste gelegd. Bewijs dat verdachte wist dat de goederen niet van [medeverdachte] waren of het oogmerk had de goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen ontbreekt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

[woordvoerder benadeelde partij] heeft namens de benadeelde partij [bedrijf] in verband met het primaire en subsidiaire feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 252.263,36 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij op grond hiervan niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De rechtbank komt daarom niet toe aan bespreking van andere punten die de ontvankelijkheid van de vordering raken.
De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [bedrijf] . niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
 de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.H.S. Duinkerke, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en
mr. Ö Sari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2023.
Mr. Sari is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.