ECLI:NL:RBGEL:2023:1218

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
05-291967-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Roemeense man voor heling van gestolen kledingstukken van ZARA en H&M

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man uit Roemenië, die werd beschuldigd van heling van gestolen kledingstukken. De verdachte was aangeklaagd voor het verwerven en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid nieuwe kleding van de merken ZARA en H&M, die hij op of omstreeks 9 november 2022 in Nederland had verkregen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 9 november 2022 in Garderen, gemeente Barneveld, kledingstukken van ZARA in zijn auto had die van diefstal afkomstig waren. De kleding was aangetroffen in een Kia Picanto, die volgeladen was met tassen en kledingstukken, waarvan de meeste nog voorzien waren van prijskaartjes en anti-diefstal tags. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal en heling van de kleding van H&M, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze kleding voorhanden had gehad of betrokken was bij de diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van de kleding van ZARA en legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had. De rechtbank concludeerde dat de verdachte betrokken was bij mobiel banditisme, wat de strafmaat beïnvloedde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de verdachte had recht op een advocaat, die hem bijstond tijdens de rechtszitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.291967.22
Datum uitspraak : 9 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Raadsman: mr. M. Rafik, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken van onder meer het merk ZARA, (voor een groot deel nog voorzien van antidiefstal tags), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Garderen, gemeente Barneveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken van onder meer het merk ZARA en/of H&M (voor een groot deel nog voorzien van antidiefstal tags), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 november 2022 tot en met 9 november 2022 te Arnhem en/of te Hoofddorp en/of te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken (al dan niet voorzien van antidiefstal tags), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ZARA en/of H&M, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.De geldigheid van de dagvaarding

Standpunt verdediging en standpunt officier van justitie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard ten aanzien van de onder 2 subsidiair tenlastegelegde diefstal uit de Zara in Arnhem op 9 november 2022, daar dit feit reeds onder 1 als diefstal dan wel heling is tenlastegelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie bewust heeft gekozen voor deze manier van ten laste leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verklaart feit 2 subsidiair op de dagvaarding partieel nietig, voor zover dit ziet op de diefstal van kleding bij de Zara in Arnhem. Deze diefstal is immers ook al tenlastegelegd onder feit 1 primair.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. Verdachte moet worden vrijgesproken voor feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal dan wel heling onder feit 1. Uit de beelden blijkt niet dat hij een wegnemingshandeling heeft verricht of dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt in de Zara te Arnhem door een significante bijdrage te leveren aan de diefstal. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat hij al dan niet met anderen in Arnhem gestolen kleding heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van feit 2 primair dient verdachte vrijgesproken te worden voor het medeplegen van de heling van de kleding in en om de chalet op het bungalowpark in Garderen, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de gehele hoeveelheid kleding die daar is aangetroffen. Daarnaast moet hij worden vrijgesproken van heling dan wel diefstal van de kleding van de H&M, omdat niet blijkt dat deze kleding van diefstal afkomstig is. Ten aanzien van de aangetroffen kleding in de auto kan de schuldvariant van heling worden bewezen. Achteraf gezien had verdachte onder de omstandigheden waaronder hij de kleding had gekocht kunnen vermoeden dat het niet zuiver was.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de stukken is het volgende naar voren gekomen.
Op 9 november 2022 kreeg de politie een melding van de eigenaar van een vakantiepark in Garderen. Hij deelde mede dat hij een huisje had verhuurd aan vier Roemeense dames en een Roemeense man. De Roemeense man, die later verdachte bleek te zijn, kwam omstreeks 18.00 uur aanrijden in een Kia Picanto met kenteken [kenteken] . De melder zag dat de auto afgeladen vol lag met tassen en kledingstukken waar de prijskaartjes nog aanzaten. De verbalisanten kwamen omstreeks 20.00 uur ter plaatse en liepen naar de Kia. Zij zagen dat deze volgeladen was met diverse kledingstukken waarvan de meeste nog voorzien waren van prijskaartjes en enkele van een anti-diefstal systeemtag van plastic. De kleding lag opgepropt op de achterbank en in de kofferbak waarvan de hoedenplank was verwijderd. Op dat moment kwam er een man, verdachte, aanlopen. Verdachte legitimeerde zich en vertelde dat hij de bestuurder was van de Kia Picanto. Verdachte opende de auto en liet verbalisanten de kledingstukken zien. In de auto zijn 12 bigshoppers aangetroffen, waarvan twee geprepareerd waren. Er zijn in totaal 206 kledingstukken plus vijf paar schoenen uit de auto gehaald. [2] Alle kleding in de auto was afkomstig van de Zara en had een totale waarde van € 8.508,19. [3]
Op 11 november 2022 is door [naam aangever] aangifte van diefstal gedaan namens Zara Nederland. [4] Uit de twaalf tassen die de Zara heeft opgehaald, hebben medewerkers van Zara steekproefsgewijs 17 kledingstukken gehaald. Op deze kledingstukken zat een RFID Alarm Tag bevestigd. Deze tag kan handmatig worden uitgelezen. De 17 onderzochte kledingstukken zijn in ieder geval afkomstig uit de filialen in Arnhem, Nijmegen en Hoofddorp. [5]
Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal, al dan niet tezamen met anderen, van de kleding uit de Zara in Arnhem, zoals onder feit 1 primair ten laste gelegd. Voor het subsidiair ten laste gelegde onder 1 geldt dat de rechtbank de verklaring van verdachte – dat hij de kleding heeft gekocht op een parkeerplaats in Arnhem voor € 2.000 – niet geloofwaardig acht. Ook verder bevindt zich geen bewijs in het dossier dat verdachte de gestolen kleding voorhanden en/of verworven heeft in Arnhem. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde onder feit 1.
De rechtbank acht wel feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen voor zover dit ziet op kleding van de Zara die in zijn auto is aangetroffen. Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 9 november 2022 kleding van de Zara in zijn auto had die van diefstal afkomstig was. Deze auto stond op dat moment geparkeerd op een vakantiepark in Garderen. De kledingkaartjes en de beveiligingstags zaten nog aan de kleding. Daarnaast lagen er twee geprepareerde tassen in de auto. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat verdachte wist dat de kleding in zijn auto van diefstal afkomstig was. Voor het medeplegen van heling ziet de rechtbank evenwel geen bewijs.
Ten aanzien de heling dan wel diefstal van de kleding van de H&M overweegt de rechtbank dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte deze kleding voorhanden heeft gehad, dan wel dat hij betrokken was bij de diefstal. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde onder feit 2 heeft begaan, te weten dat:
2, primair.
hij op
of omstreeks9 november 2022 te Garderen, gemeente Barneveld,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer grote) hoeveelheid (nieuwe) kledingstukken van onder meer het merk ZARA
en/of H&M(voor een groot deel nog voorzien van antidiefstal tags),
althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen,terwijl hij
en zijn mededader(s)ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2, primair:
opzetheling

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Bij verdachte zijn transportboeien aangelegd vanwege beweerdelijk vluchtgevaar en samenspanning. Uit het dossier blijkt echter niet dat daadwerkelijk sprake was van vluchtgevaar dan wel gevaar voor de veiligheid. De verdediging verzoekt om tot strafvermindering over te gaan, nu het vormverzuim dermate ernstig is dat niet kan worden volstaan met enkel constatering van het verzuim. De verdediging verzoekt een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest. De verdediging verzoekt indien mogelijk vervroegd uitspraak te doen, dan wel de voorlopige hechtenis per direct op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Met heling wordt bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen, hetgeen anderen kan aanzetten tot het plegen van diefstal en andere misdrijven.
De gepleegde heling vertoont duidelijk kenmerken van betrokkenheid bij zogenaamd mobiel banditisme, zoals staat beschreven in de Richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme (hierna: Richtlijn). Bij mobiel banditisme is sprake van het doelbewust in georganiseerd verband in korte tijd plegen van vermogensdelicten van verhandelbare goederen, die redelijkerwijs niet bestemd zijn voor eigen gebruik, maar – bijvoorbeeld – zijn bedoeld voor verkoop in het buitenland. Verdachte heeft geen verbondenheid met Nederland. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, hij heeft geen betaald werk in Nederland en er blijkt niet van een sociaal vangnet in Nederland. Er is sprake van een planmatige en professionele werkwijze, doordat er gebruik is gemaakt van geprepareerde tassen. De verklaring van verdachte dat hij hier kwam om te werken, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van mobiel banditisme. Mobiel banditisme wordt in de regel zwaarder bestraft dan ‘reguliere’ heling, aangezien daders bij mobiel banditisme doelbewust naar andere landen gaan om daar vermogensdelicten te plegen. De Richtlijn hanteert als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden bij een waarde vanaf € 2.000,-. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) hanteert als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden per diefstal indien er sprake is van mobiel banditisme. Heling dient naar het oordeel van de rechtbank wat strafmaat betreft gelijkgesteld te worden aan diefstal, omdat heling niet zonder diefstal kan bestaan.
Uit de justitiële documentatie van 11 november 2022 blijkt dat verdachte in Roemenië niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de politie de verdachte bij zijn aanhouding de transportboeien heeft omgedaan. Echter uit het dossier blijkt onvoldoende dat er vluchtgevaar dan wel gevaar voor de veiligheid zoals bedoeld in artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie bestond. Even kort na de aanhouding (van drie verdachten tegelijkertijd op dat moment) transportboeien aandoen is nog te billijken, maar deze gedurende de hele weg van het transport aanlaten, kan niet zonder meer. Uit de omstandigheden, zoals die uit het dossier naar voren komen, blijkt immers niet waarom de verbalisanten het nodig vonden de verdachte te boeien, zodat het er voor moet worden gehouden dat er in deze zaak geen feiten en omstandigheden waren die het gebruik van handboeien redelijkerwijs vereisten. De rechtbank is van oordeel dat dit een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv oplevert. Of hieraan een rechtgevolg (in de vorm van strafvermindering) moet worden verbonden dient te worden beoordeeld aan de hand van de factoren die zijn genoemd in het tweede lid van dit artikel, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Het belang van het geschonden voorschrift is naar het oordeel van de rechtbank groot. De ernst van het verzuim wordt tamelijk groot geacht. Over het nadeel dat daardoor is veroorzaakt, is gesteld dat zijn vrijheid is beperkt en een inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Verdachte heeft pijn aan zijn polsen ondervonden. Dit nadeel wordt als redelijk beperkt aangemerkt. Gelet op deze factoren, ziet de rechtbank in beginsel reden om met dit vormverzuim in strafmatigende zin rekening te houden. De rechtbank is echter van oordeel dat dit al is verdisconteerd in straf zoals hieronder is gemotiveerd.
Gelet op de LOVS oriëntatiepunten acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend gezien de ernst van het feit. Echter gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal daarnaast nog wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals een strafbaar feit te plegen als hij in Nederland is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 74 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Ter zitting heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis opgeheven. Dit is in een aparte beschikking vastgelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart feit 2 subsidiair partieel nietig, voor zover dit ziet op de diefstal van kleding van de Zara in Arnhem;
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
honderdtachtig (180) dagenen bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
74 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. T.C. Henniphof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2023.
Mrs Ouweneel en Blokhuis zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam verbalisant] van de politie Oost-Nederland, team Veluwe Vallei Noord, opgemaakte proces-verbaal, zaaknummer 2022541218, gesloten op 21 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 71 en 73.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97.
4.Proces-verbaal van aangifte van [naam aangever] namens Zara Nederland, p. 219.
5.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [naam aangever] , p. 162.