ECLI:NL:RBGEL:2023:11

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
05-343155-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken wegens onvoldoende bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel binnendringen bij een minderjarige en ontucht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De zaak was complex, vooral omdat het vermeende slachtoffer, een minderjarige met autisme, zelf geen verklaring kon afleggen. De aangifte was gedaan door de moeder van het slachtoffer, die niet aanwezig was bij de vermeende gebeurtenissen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak de verklaring van de aangever tegenover die van de verdachte staat, zonder getuigen die de feiten kunnen bevestigen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder en de oma van het slachtoffer kritisch beoordeeld. Er waren verschillende uitlatingen van het slachtoffer die mogelijk beïnvloed waren door de informatie over de eerdere veroordeling van de verdachte voor een zedenmisdrijf. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende steun boden voor de aangifte. Bovendien ontbrak medische documentatie die de claims van de moeder en de oma over de gezondheidstoestand van het slachtoffer kon onderbouwen.

De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en de vordering van de benadeelde partij afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-343155-21
Datum uitspraak : 3 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1990] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. S.F.W. van ‘t Hullenaar, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
8 januari 2022 en 20 december 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2019 tot en met 30 november 2020 te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2014] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen/duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2019 tot en met 30 november 2020 te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2014] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) het geslachtdeel en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] betast en/of de billen van die [slachtoffer] betast en/of
zijn, verdachtes vinger(s) en/of penis tegen de anus en/of tussen de billen van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/gedrukt.

2.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken. Vaak staat de verklaring van de aangever/aangeefster, die zegt dat de verdachte iets heeft gedaan, tegenover die van de verdachte, die zegt dat hij dat niet heeft gedaan. Getuigen van de gestelde gebeurtenissen zijn er over het algemeen niet. De rechtbank mag niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Naast de aangifte is er dus steunbewijs nodig.
In dit geval vormt een extra moeilijkheid in het onderzoek dat het veronderstelde slachtoffer, [slachtoffer] , niet zelf een verklaring heeft kunnen afleggen. Het was niet mogelijk om hierover met [slachtoffer] een gesprek te voeren vanwege zijn autisme. Nu de aangifte in deze zaak is gedaan door de moeder van [slachtoffer] , die zelf niet bij de vermeende gebeurtenissen aanwezig was, geldt dat aan de overige bewijsmiddelen zware eisen worden gesteld, willen zij tot steunbewijs kunnen dienen.
De gezinsvoogd van [slachtoffer] heeft de moeder van [slachtoffer] eind 2020 verteld dat [verdachte] (verdachte) in het verleden was veroordeeld wegens een zedenmisdrijf. De moeder van [slachtoffer] heeft in februari 2021 verklaard dat [slachtoffer] op enig moment uitlatingen deed die erop neer kwamen dat [verdachte] hem pijn zou hebben gedaan met bloed bij de billen. Moeder is niet eenduidig over wanneer [slachtoffer] deze uitlatingen voor het eerst deed. Uit haar verklaring volgt in ieder geval dat deze uitlatingen door [slachtoffer] werden gedaan nadat de gezinsvoogd eind november 2020 met haar had gesproken.
Op 10 februari 2021 verklaarde de oma van [slachtoffer] dat [slachtoffer] vijf tot zes weken eerder tegen haar zei: " [verdachte] is heel stout, die heeft [slachtoffer] pijn gedaan met bloed". Daarbij had hij naar zijn anus gewezen. Uit deze verklaring volgt dat dit eind december 2020 is geweest. Ook deze uitlating door [slachtoffer] is dus waarschijnlijk gedaan nadat de informatie over de eerdere veroordeling van verdachte bekend was geworden.
Moeder heeft verklaard dat zij na het krijgen van de informatie van de gezinsvoogd meteen de school, het kinderhotel en de taxi heeft ingelicht. Op school is toen gevraagd waarvoor [slachtoffer] bang was en hij zei toen: “van monsters en [verdachte] ”, aldus moeder. Volgens moeder zou [slachtoffer] ook in het kinderhotel een keer hebben gezegd dat hij pijn had bij bloed in zijn billen. De rechtbank is niet gebleken dat medewerkers van de school of het kinderhotel zelf zijn gehoord. Daarnaast geldt dat ook deze uitlatingen kennelijk volgden nadat de verschillende instanties op de hoogte waren gebracht van de eerdere veroordeling van verdachte.
Volgens moeder heeft zij niet met [slachtoffer] gesproken over de veroordeling van [verdachte] vanwege misbruik, maar het zou wel zo kunnen zijn dat hij wat dingen meekreeg als zij hierover sprak met haar moeder in de keuken, terwijl [slachtoffer] in de woonkamer bij de televisie zat of wanneer zij hierover met haar moeder sprak aan de telefoon.
De rechtbank overweegt dat direct nadat bekend werd dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor een zedenmisdrijf meerdere personen hiervan op de hoogte zijn gebracht. Dit was voordat [slachtoffer] voor het eerst de genoemde uitlatingen deed. Niet kan worden uitgesloten dat [slachtoffer] dingen heeft opgevangen die zijn besproken door zijn moeder en/of andere personen, en zijn uitspraken mede onder die omstandigheden tot stand zijn gekomen.
Ook de verklaringen van de oma van [slachtoffer] en zijn buurman zijn tot stand gekomen nadat de gezinsvoogd had verteld over de eerdere veroordeling van verdachte en de moeder van [slachtoffer] hen hiervan op de hoogte had gebracht.
De buurman zou volgens de moeder van [slachtoffer] aan haar hebben verteld dat hij [slachtoffer] onder de douche had horen roepen: “Niet doen, niet doen!”. De buren hadden een paar keer aan de deur gestaan, maar toen zat de haak aan de binnenkant op de deur, aldus moeder. De buurman heeft hierover zelf niets verklaard tijdens zijn verhoor. Naar het oordeel van de rechtbank is zijn verklaring bovendien onvoldoende specifiek en op een belangrijk punt inconsistent. Zo verklaart de buurman in eerste instantie dat hij vanuit zijn eigen woning bloed heeft gezien op de billen van [slachtoffer] toen die naakt op het balkon van diens woning stond met verdachte, terwijl hij later in het verhoor verklaart dat hij geen bloed heeft gezien. De rechtbank acht deze verklaring daarom onvoldoende ondersteunend en niet bruikbaar voor het bewijs.
De oma van [slachtoffer] heeft verklaard dat zij, toen [slachtoffer] een keer bij haar logeerde, heeft gezien dat hij een vuurrode penis had. Ook zag zij een keer bloed in zijn onderbroek. De anus van [slachtoffer] was toen rood en hij had er last van. Dit was eind 2020.
Uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer] volgt dat zij nooit bloed heeft gezien bij zijn anus. Zij heeft wel een keer gezien dat de penis van [slachtoffer] rood was en er korstjes op zaten, maar zij vond het niet spectaculair. De huisarts dacht toen aan een blaasontsteking. Een medische verklaring over wat de moeder en oma van [slachtoffer] hebben waargenomen, ontbreekt. De moeder en oma van [slachtoffer] hebben verklaard dat [slachtoffer] in het verleden last heeft gehad van problemen met zijn ontlasting. Hij wilde soms een week niet poepen en doordat hij zijn ontlasting ophield, werd het heel pijnlijk. Hiervoor kreeg hij medicatie.
De rechtbank kan op grond van de enkele verklaring van oma niet vaststellen dat de anus van [slachtoffer] rood is geweest of heeft gebloed. Daar komt bij dat voor de rode anus en het bloed in de onderbroek ook een alternatieve verklaring kan worden gevonden in het dossier, namelijk het feit dat [slachtoffer] bekend was met ontlastingsproblemen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De rechtbank spreekt verdachte vrij van beide feiten.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. R.D. Leen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2023.
Mr. J.M. Graat, mr. R.D. Leen en mr. A.I. Warringa zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.