ECLI:NL:RBGEL:2023:1083

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
05-245030-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met glas in hand, voorwaardelijk opzet en strafoplegging

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 31 juli 2022 in Ede, waar de verdachte, terwijl hij een glas vasthield, een ander met dat glas in het gezicht sloeg. Dit leidde tot ernstig letsel aan het linkeroog van het slachtoffer, waaronder een snijwond en een netvliesscheur. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte zich bewust was van de kans op ernstig letsel door zijn handelen. De rechtbank achtte de zware mishandeling bewezen en legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur. De benadeelde partij diende een vordering in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen, met een totaalbedrag van € 16.695,83 aan materiële schade en smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, vooral gezien de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/245030-22
Datum uitspraak : 3 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats],
wonende aan [adres].
Raadsvrouw: mr. M. Krabben-Tmim, advocaat in Rhenen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 februari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2022 te Ede aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het (linker)oog, bestaande uit een snijwond in het linker oogbol en/of het bovenste ooglid en/of het onderste ooglid en/of reptuur linker-oogbol en/of een netvliesscheur en/of subretinaal bloed (bloed onder netvlies), heeft toegebracht door hem (met kracht) met een glas in zijn oog, dan wel zijn gezicht, te slaan/duwen/steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 juli 2022 te Ede [benadeelde] heeft mishandeld door hem (met kracht) met een glas in zijn oog, dan wel zijn gezicht, te slaan/duwen/steken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het (linker)oog, bestaande uit een snijwond in het linker oogbol en/of het bovenste ooglid en/of het onderste ooglid en/of reptuur linker-oogbol en/of een netvliesscheur en/of subretinaal bloed (bloed onder netvlies) en/of onherstelbare schade aan de Iris (regenboogvlies), ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], p. 58-59;
- de geneeskundige verklaringen van 17 augustus 2022, p. 61;
- de brief van het Radboud UMC van 21 oktober 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen, uitkijken camerabeelden, p. 95-96;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 februari 2023.
Opzet
Aannemelijk is dat verdachte niet de bedoeling had ernstig letsel te veroorzaken. Hij heeft echter wel fors uitgehaald naar iemand die dicht bij hem stond in een druk café omdat die persoon bier naar een ander zou hebben gegooid en verdachte daarbij raakte. Hij had gedronken en was daarmee nog steeds bezig en wist dus ook dat hij een glas in zijn handen had, zoals hij ter zitting heeft bevestigd. Hij moest daarom met de aanmerkelijke kans rekening houden dat hij, door te slaan met dat glas in zijn hand, zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen aan die ander. Daarom is sprake van voorwaardelijk opzet.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank acht op basis van voorgaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen met een glas in zijn hand. De vraag die nog open staat is of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het antwoord op die vraag hangt af van de aard en de ernst van het toegebrachte letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit de geneeskundige informatie in het proces-verbaal is gebleken dat aangever door de klap letsel heeft opgelopen aan zijn linkeroog. Zo heeft hij een snijwond opgelopen in zijn linker oogbol en in het bovenste en onderste ooglid van zijn linkeroog, heeft hij een ruptuur (gescheurd weefsel) en een netvliesscheur in zijn linkeroog, heeft hij bloed onder zijn netvlies en onherstelbare schade aan zijn iris (regenboogvlies) in zijn linkeroog. De geschatte genezingsduur is tot op heden onduidelijk. De rechtbank is op grond van voorgaande van oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks31 juli 2022 te Ede aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten letsel aan het
(linker
)oog, bestaande uit een snijwond in het linker oogbol en
/ofhet bovenste ooglid en
/ofhet onderste ooglid en
/ofruptuur linker-oogbol en
/ofeen netvliesscheur en
/ofsubretinaal bloed (bloed onder netvlies), heeft toegebracht door hem
(met kracht
)met een glas in zijn oog, dan wel zijn gezicht, te slaan
/duwen/steken.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Schrijffouten in de tenlastelegging zijn hierbij verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: een meldplicht, een gedragsinterventie middelengebruik en meewerken aan middelencontrole.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van aangever. Verdachte heeft het slachtoffer, terwijl hij een glas vasthield in zijn hand, hard tegen zijn oog geslagen. Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen aan zijn linkeroog, waaraan hij, zo bleek ter zitting, reeds vijf keer is geopereerd en waarvan hij op dit moment nog steeds de gevolgen ondervindt. Het slachtoffer ziet met zijn linkeroog enkel handbewegingen en de geschatte genezingsduur is nog niet bekend. Ook is het nog maar de vraag of volledig herstel zal plaatsvinden. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte was bovendien onder invloed van alcohol en de mishandeling speelde zich in een café af, waar iedereen het kon zien. Mensen gaan naar een café voor de gezelligheid en totdat dit feit gebeurde was er die avond ook niets aan de hand zeggen alle betrokkenen. Doordat verdachte op deze manier reageerde werd het ineens een heel andere avond. Een dergelijk feit versterkt de in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 17 januari 2023 niet eerder is
veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport van 25 januari 2023 blijkt dat het middelengebruik van verdachte als delictgerelateerde factor gezien kan worden. De leefgebieden wonen, werk en relatie zijn stabiel en voor zijn financiën krijgt verdachte hulp aangeboden van zijn werkgever. De reclassering adviseert onder andere een voorwaardelijke straf met het opleggen van de bijzondere voorwaarden meldplicht, een gedragsinterventie middelengebruik en het meewerken aan urinecontroles. Verdachte heeft aangegeven mee te zullen werken aan de bijzondere voorwaarden.
Verdachte heeft direct vanaf het begin openheid van zaken gegeven. Ook op de zitting heeft hij blijk gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen en heeft hij spijt betuigd, die op de rechtbank oprecht over kwam. De gemaakte excuses zijn daarbij aanvaard door het slachtoffer.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter, vanwege de houding van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf anders dan de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht. In plaats daarvan wordt een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Alles afwegend acht de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie is geëist passend.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. Deze is ter zitting toegelicht en verminderd. De benadeelde partij vordert nu € 2.195,83 aan materiële schade en € 15.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door de verdediging niet betwist en zij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoedingen zijn gebaseerd op materiële schadeposten die het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezen geachte feit. Zij zijn voldoende onderbouwd en redelijk. Die vergoedingen zijn daarom toewijsbaar. De enige uitzondering daarop is de post aangaande de toekomstige reis- en parkeerkosten, omdat die schade (nog) niet daadwerkelijk is geleden en er onvoldoende aanknopingspunten zijn om die schade nu al te kunnen begroten. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit houdt in dat de gevorderde toekomstige reis- en parkeerkosten à € 500,- niet-ontvankelijk worden verklaard.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld onder meer in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is hier onmiskenbaar sprake. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 15.000,- vaststellen.
De rechtbank wijst aldus een gedeelte van de vordering toe, te weten € 1.695,83 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van de wettelijke rente vanaf 31 juli 2022 tot aan de dag van volledige voldoening. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagenmet aftrek van de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als
- Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op de Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB te Arnhem. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- Gedragsinterventie middelengebruik
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Alcohol & Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer;
- Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan urinecontroles om inzicht te krijgen in zijn middelengebruik. De urinecontroles worden afgenomen zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde]
 veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.695,83 (zestienhonderd en vijfennegentig euro’s en drieëntachtig cent) aan materiële schade en € 15.000,- (vijftienduizend) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de vordering tot materiële schade voor het overige niet-ontvankelijk;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde], een bedrag te betalen van € 16.695,83 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 120 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. F.J.H. Hovens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2023.
mr. Steenweg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022348103, gesloten op 6 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.