ECLI:NL:RBGEL:2023:1025

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
10108030
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige gietvloer en vervangende schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, aangeduid als [eisende partij], en Invedra Vloertechniek B.V. De consument had een overeenkomst gesloten met Invedra voor de levering en aanleg van een Polyurethaan gietvloer in zijn woning. Na de installatie van de vloer meldde de consument gebreken, waaronder craquelévorming en scheuren. Invedra voerde herstelwerkzaamheden uit, maar de consument was ontevreden over de kwaliteit van het herstel en vorderde vervangende schadevergoeding in plaats van herstel.

De kantonrechter oordeelde dat Invedra tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat de geleverde gietvloer niet voldeed aan de redelijke verwachtingen van de consument. De rechter wees de vordering van de consument tot vervangende schadevergoeding toe, evenals de kosten voor expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter concludeerde dat de gebreken aan de vloer het gevolg waren van een onjuiste coating en dat de schadevergoeding gelijk was aan de kosten voor volledige vervanging van de gietvloer. De rechter veroordeelde Invedra tot betaling van de schadevergoeding, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten van de consument.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10108030 \ CV EXPL 22-6669
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. N. Voogd,
tegen
INVEDRA VLOERTECHNIEK B.V.,
te Tiel,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.Y. Tulp.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en Invedra worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2022,
- de brief van mr. Voogd van 25 januari 2023, met productie 19,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 januari 2023.

2.De kern van de zaak

2.1.
Invedra heeft een gietvloer aangebracht in de woning van [eisende partij] , die volgens [eisende partij] gebrekkig is. Er is sprake van craquelévorming (barsten in de gietvloer) en er zitten scheuren in de vloer. Het door Invedra nadien uitgevoerde herstel is volgens [eisende partij] evenmin goed uitgevoerd. [eisende partij] wil (in plaats van herstel door Invedra) vervangende schadevergoeding (om de gietvloer door een derde te kunnen laten herstellen). Daarbij zal het volgens [eisende partij] ook nodig zijn om het vertrek leeg te halen en de deuren te verwijderen en vervolgens terug te plaatsen. Invedra wijst de aansprakelijkheid af. Volgens Invedra was de vloer niet gebrekkig en is het herstel wel goed uitgevoerd. Ook wordt de schade betwist.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat de vloer niet voldeed aan hetgeen [eisende partij] redelijkerwijs mocht verwachten. Daarnaast is het voor de kantonrechter duidelijk dat de door Invedra aangebrachte vloer moet worden verwijderd en een nieuwe gietvloer moet worden aangebracht om de situatie te herstellen. De gevorderde schadevergoeding wordt toegewezen.

3.De feiten

3.1.
Invedra is een bedrijf dat vloeren levert en aanlegt. [eisende partij] is consument. [eisende partij] heeft op 22 november 2018 een overeenkomst gesloten met Invedra met betrekking tot het leveren en aanleggen van een Polyurethaan gietvloer en twee andere vloeren in zijn woning. De aanneemsom bedroeg in totaal € 12.907,10 (incl. BTW), waarvan € 4.802,50 betrekking had op de gietvloer.
3.2.
Bij de totstandkoming van de overeenkomst is door Invedra een folder verstrekt, waarin staat dat de Invedra gietvloer inzetbaar is
“in de zwaarst belaste omgevingen”. In deze folder en op de website van Invedra staan foto’s met eetkamer- en bureaustoelen met zwenkwielen.
3.3.
In april 2019 is de gietvloer aangebracht. In augustus van dat jaar heeft [eisende partij] de woning betrokken. Binnen een maand na ingebruikname van de woning heeft [eisende partij] craquelévorming (kleine barsten aan het oppervlak) en scheuren in de gietvloer waargenomen. [eisende partij] heeft dit gemeld bij Invedra. De craquelévorming is nadien toegenomen en in februari 2020 en november 2020 opnieuw gemeld.
3.4.
Op 21 mei 2021 heeft Invedra herstelwerkzaamheden uitgevoerd, waarbij de bovenste laag is geschuurd en een nieuwe coating is aangebracht. Op 22 mei 2021 heeft [eisende partij] bij Invedra gemeld dat zij de gietvloer op diverse plekken te ver heeft geschuurd, dat er vuil en stof in de coating zit, dat de vloer ruw aanvoelt, dat de craquelévorming is verergerd, dat er scheuren zijn ontstaan, dat er vlekken in de vloer zitten en dat de plinten bij de werkzaamheden zijn beschadigd.
3.5.
Op 17 juni 2021 heeft [eisende partij] Invedra in gebreke gesteld en gesommeerd om de gebreken binnen 14 dagen te herstellen.
3.6.
Invedra heeft vervolgens Technisch Bureau Afbouw (hierna: TBA) op 3 augustus 2021 onderzoek laten doen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn niet op schrift gesteld. Invedra heeft op 11 augustus 2021 een offerte toegezonden aan [eisende partij] voor het vervangen van de gietvloer.
3.7.
Op 20 april 2022 heeft Vloertechnisch Adviesbureau [betrokken bedrijf 1] (hierna: [betrokken bedrijf 1] ) in opdracht van [eisende partij] onderzoek uitgevoerd. In het rapport van [betrokken bedrijf 1] van 25 april 2022 staat het volgende:
“Op de foto is duidelijk te zien dat er craquelé vorming was ontstaan. Dit deed zich hoofdzakelijk voor rond de eettafel onder de eetkamer stoelen en in het kantoor onder de bureaustoelen.
De craquelé vorming is goed te verklaren. Invedra Vloertechniek heeft hier een alifatische gietvloer geleverd. De eigenschap van deze PU gietvloer is, dat het materiaal elastisch is en niet of nauwelijks verkleurt. Een PU gietvloer moet echter wel afgewerkt worden met twee lagen coating. De toe te passen coating moet dan wel dezelfde elastische eigenschap hebben als de PU gietvloer. Doordat Invedra Vloertechniek hier de elastische PU gietvloer met een te harde coating heeft afgewerkt, is de coating als gevolg van belasting door de wieltjes onder de eetkamer en bureaustoelen gaan barsten met als gevolg craquelé vorming.”
3.8.
Daarnaast staat in het rapport van [betrokken bedrijf 1] het volgende:
“Invedra Vloertechniek heeft de klacht uiteindelijk ook erkend en herstel uitgevoerd, door de laklagen door middel van schuren te verwijderden en een nieuwe coating aan te brengen.
Dat Invedra Vloertechniek hierbij een andere coating heeft toegepast, is duidelijk zichtbaar aan de huidige staat van de gietvloer.
Hierbij is de oude gecraqueleerde en iets verkleurde coating nog steeds zichtbaar. De klacht is met het schuren en het aanbrengen van de nieuwe coating dus niet opgelost.
Daarbij heeft Invedra Vloertechniek de vloer in het kantoor te ver door geschuurd waardoor de PU gietvloer zelf is beschadigd en nu ook onthechting vertoont. Verder is de gietvloer voor het aanbrengen van de coating onvoldoende stofvrij gemaakt waardoor er vuil, stof en visoogjes in de gietvloer zichtbaar zijn.”
3.9.
Ter zake van de herstelmogelijkheden overweegt [betrokken bedrijf 1] het volgende:
“Goed herstel van de vloer is niet mogelijk. De te ver door geschuurde plek in het kantoor kan niet plaatselijk worden hersteld zonder dat dit zal opvallen. Het opnieuw schuren en een nieuwe coating aanbrengen is ook geen oplossing. Goed herstel van de vloer is alleen mogelijk door de vloer te vervangen.
Hiervoor zal de bestaande gietvloer door middel van strippen moeten worden verwijderd.”
3.10.
Op 4 mei 2022 heeft [eisende partij] Invedra schriftelijk laten weten dat hij niet langer nakoming vordert, maar in plaats daarvan een vervangende schadevergoeding wenst. In de brief is Invedra gesommeerd om binnen twee weken de vervangende schadevergoeding en de kosten van [betrokken bedrijf 1] te voldoen.

4.Het geschil

4.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Invedra veroordeelt tot betaling van € 11.293,73, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2021, althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
II. Invedra veroordeelt tegen kwijting aan hem te betalen een bedrag van
€ 887,94 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de in artikel 119 van Boek 6 BW bedoelde wettelijke rente daarover vanaf de dag van deze dagvaarding;
III. Invedra veroordeelt in de kosten van het geding en daarbij op voorhand het nasalaris begroot, het totale bedrag aan proceskosten vermeerderd met de in artikel 119 van Boek 6 BW bedoelde wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het wijzen van het vonnis indien en voor zover deze niet binnen de termijn zijn voldaan.
4.2.
[eisende partij] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Invedra is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis en dat zij, ondanks ingebrekestellingen, heeft geweigerd de overeenkomst alsnog deugdelijk na te komen. In plaats van nakoming wil [eisende partij] vervangende schadevergoeding en vergoeding van gevolgschade.
4.3.
Invedra voert verweert en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure. Invedra betwist dat de gebreken het gevolg zijn van een onjuiste coating en stelt dat deze zijn veroorzaakt door het gebruik van te kleine wieltjes onder de stoelen van [eisende partij] . Daarnaast heeft Invedra zich beroepen op schuldeisersverzuim aan de zijde van [eisende partij] . Indien en voor zover Invedra wel aansprakelijk zou zijn betwist zij de hoogte van de gevorderde schadeposten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Is Invedra tekortgeschoten in de nakoming?
5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat in deze zaak sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk zoals bedoeld in artikel 7:750 BW. Invedra heeft niet betwist dat, nadat zij de gietvloer had aangebracht, sprake is geweest van craquelé- en scheurvorming en dat dit op zichzelf een gebrek oplevert. Invedra voert echter aan dat dit het gevolg is van het gebruik van te kleine wieltjes onder de stoelen van [eisende partij] . Dit zou ook de uitkomst zijn geweest van het onderzoek van TBA, welke uitkomst, volgens Invedra om kosten te besparen, niet op schrift is gesteld.
5.2.
Een gebrek kan het resultaat zijn van een tekortschieten van de aannemer in de deugdelijke nakoming van diens primaire verplichting (art. 7:750 lid 1 BW). Of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van die verplichting, hangt af van het antwoord op de vraag of de aannemer (in dat geval Invedra) zich heeft verbonden tot het leveren van de kwaliteit waarvan de opdrachtgever (in dit geval [eisende partij] ) nu stelt – met een verwijzing naar de geconstateerde gebreken – dat die kwaliteit achterblijft bij wat hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
5.3.
De stelling dat het gebrek is veroorzaakt door de door [eisende partij] gebruikte wieltjes is niet concreet onderbouwd. Los daarvan geldt dat [eisende partij] , op basis van de foto’s op de website en in de folder in combinatie met de tekst in de folder, dat de gietvloer inzetbaar is
“in de zwaarst belaste omgevingen”, naar het oordeel van de kantonrechter mocht verwachten dat hij stoelen met zwenkwielen kon gebruiken op de gietvloer van Invedra. Dat de stoelen op de foto’s op de website en in de meegezonden folder, zoals Invedra stelt, zouden zijn voorzien van
“veel grotere wieltjes”en dat dit een andere drukbelasting zou geven, is, voor zover al juist, dan ook niet relevant.
5.4.
Bovendien heeft [eisende partij] onder verwijzing naar het expertiserapport van [betrokken bedrijf 1] onderbouwd dat de gebreken zijn ontstaan door het gebruik van de verkeerde coating. Dit oordeel heeft Invedra onvoldoende gemotiveerd weersproken met de niet nader onderbouwde stelling dat zij de door haar gebruikte lak al decennia gebruikt en hierover nimmer klachten zijn binnengekomen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, staat voor de kantonrechter vast dat Invedra is tekortgeschoten in de nakoming.
Is sprake van schuldeisersverzuim?
5.5.
Invedra heeft aangevoerd dat aan de zijde van [eisende partij] sprake is van schuldeisersverzuim, omdat hij, zo begrijpt de kantonrechter, niet heeft gereageerd op de offerte van 11 augustus 2021 voor het aanbrengen van een nieuwe gietlaag. Van schuldeisersverzuim in de zin van artikel 6:58 BW is echter sprake wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat de schuldeiser de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt. Van een dergelijke situatie is in dit geval geen sprake. De brief van 11 augustus 2021 bevat immers geen verzoek om in de gelegenheid te worden gesteld om alsnog na te komen, maar een aanbod van Invedra om tegen betaling door [eisende partij] van € 4.500,00 opnieuw een gietlaag aan te brengen. [eisende partij] hoefde hier niet mee akkoord te gaan en kon hieruit slechts afleiden dat Invedra op dat moment niet bereid was om alsnog na te komen.
Vervangende schadevergoeding
5.6.
Nu vast staat dat Invedra aansprakelijk is voor het gebrek, moet worden vastgesteld in hoeverre [eisende partij] recht heeft op vervangende schadevergoeding. [eisende partij] heeft immers bij brief van 4 mei 2022 de verbintenis tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW).
5.7.
[eisende partij] stelt de door hem geleden schade op het bedrag van de in het rapport begrote herstelkosten. Invedra betwist de omvang, omdat herstel van de gietvloer volgens Invedra nog mogelijk zou zijn door een nieuwe gietvloer over de bestaande gietvloer heen te gieten. In dat geval hoeft de vloer niet te worden verwijderd. Nu [eisende partij] zijn stelling heeft onderbouwd met een expertise-rapport en Invedra heeft volstaan met de enkele stelling dat het goedkoper kan, is de omvang van de schade onvoldoende betwist. De schade van [eisende partij] staat daarom gelijk aan de kosten van volledige vervanging van het terras. Die schade is door [betrokken bedrijf 1] begroot op € 6.663,15 (incl. BTW). Gelet op het voorgaande, zal de kantonrechter de vordering van [eisende partij] tot betaling van een schadevergoeding van
€ 6.663,15 toewijzen. De daarover gevorderde wettelijke rente acht de kantonrechter toewijsbaar vanaf 19 mei 2022, de dag waarop Invedra in verzuim is komen te verkeren ten aanzien van de vordering tot vervangende schadevergoeding.
Expertisekosten
5.8.
Invedra heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de door [eisende partij] gevorderde expertisekosten van € 957,23 met wettelijke rente. Invedra zal daarom ook de gevorderde expertisekosten moeten vergoeden. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 19 mei 2022, de dag waarop Invedra in verzuim is komen te verkeren ten aanzien van de vordering tot voldoening van de expertisekosten.
Overige schadeposten
5.9.
Bij dagvaarding heeft [eisende partij] een bedrag van € 665,50 (incl. BTW) gevorderd onder verwijzing naar een als productie 15 overgelegde offerte voor de kosten van verwijdering en montage van de aanwezige taatsdeuren. Tevens heeft [eisende partij] een bedrag van € 586,85 (incl. BTW) gevorderd onder verwijzing naar een als productie 16 overgelegde offerte voor het verwijderen en vervangen van de beschadigde plinten. Ten slotte heeft [eisende partij] een bedrag van € 2.421,00 (incl. BTW) gevorderd in verband met de kosten voor ontruiming van de keuken, de eetkamer en het kantoor, welke kostenpost is onderbouwd met de als productie 14 overgelegde offerte. Invedra heeft de gevorderde posten in zoverre weersproken dat zij naar voren heeft gebracht dat de spullen van [eisende partij] bij de uitvoering van de eerder uitgevoerde herstelwerkzaamheden tijdelijk in de woning zijn opgeslagen.
5.10.
De kantonrechter zal de kosten van verwijdering en montage van de aanwezige taatsdeuren en de kosten voor het verwijderen en vervangen van de beschadigde plinten, als onvoldoende weersproken toewijzen. Ten aanzien van de schadepost voor het ontruimen en tijdelijk opslaan van spullen uit de woning acht de kantonrechter voorts aannemelijk – zoals Invedra ook niet heeft weersproken – dat het volledig verwijderen van de bestaande gietvloer, het stofvrij maken van de ruimtes en het aanbrengen van een nieuwe gietvloer een week in beslag zal nemen. Niet betwist is verder dat [eisende partij] en zijn vrouw beiden thuis werken. Onder die omstandigheden is het naar het oordeel van de kantonrechter niet redelijk te verwachten dat alle spullen thuis worden opgeslagen. Zoals [eisende partij] onweersproken heeft gesteld, zal hij in dat geval met zijn gezin moeten uitwijken naar een tijdelijk onderkomen waarmee naar verwachting hogere kosten zijn gemoeid. De schadepost voor het ontruimen en tijdelijk opslaan van meubels en dergelijke zal daarom ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over deze posten zal worden toegewezen vanaf vanaf de dag van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke kosten
5.11.
[eisende partij] maakt aanspraak op een vergoeding van € 887,94 voor buitengerechtelijke incassokosten met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het ‘Besluit’) van toepassing is. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding.
Proceskosten
5.12.
Invedra is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eisende partij] tot aan dit vonnis worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 128,15
- griffierecht € 244,00
- salaris advocaat € 792,00 (2,00 punten × € 396,00)
Totaal € 1.164,15
5.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Invedra tot betaling aan [eisende partij] van een schadevergoeding van
€ 6.663,15, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 19 mei 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Invedra tot betaling aan [eisende partij] van een schadevergoeding van
€ 957,23, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 19 mei 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Invedra tot betaling aan [eisende partij] van een schadevergoeding van
€ 3.673,35, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 2 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt Invedra tot betaling aan [eisende partij] van € 887,94 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 2 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt Invedra in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.164,15, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.6.
veroordeelt Invedra in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling, en te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.
56498