In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 23 februari 2022, gaat het om een grensgeschil tussen twee buren, [eisers] en [gedaagden], die beiden eigenaar zijn van aangrenzende percelen. [Eisers] heeft in 2012 zijn woning verbouwd en een uitbouw gerealiseerd, terwijl [gedaagden] in 2009 een nieuwe woning met aanbouw heeft gebouwd. De procedure is gestart na een geschil over de erfgrens, waarbij [eisers] stelt dat hij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van een stuk grond dat volgens hem tussen de kadastrale grens en de gebruiksgrens ligt. De kantonrechter heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, inclusief eerdere correspondentie tussen de partijen en de bouwprocessen van beide woningen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eisers] in 2019 eigenaar is geworden van een klein stuk grond bij de oprit, maar dat hij niet kan aantonen dat hij ook eigenaar is van de ruimte tussen de kadastrale grens en het hoge hek dat hij heeft geplaatst. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eisers] tot het vastleggen van de gebruiksgrens als juridische grens in een notariële akte niet toewijsbaar is. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [gedaagden] tot verwijdering van het hoge hek toegewezen, met een dwangsom voor het geval deze niet wordt verwijderd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.