Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 24
- de aanvullende producties 25 en 26 van JLR
- de aanvullende producties 27 tot en met 34 van JLR
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10 van Ineos
- de aanvullende producties 11 tot en met 13 van Ineos
- de aanvullende producties 14 en 15 van Ineos
- de brief met kostenspecificatie en aanvullende productie 35 van JLR
- de kostenspecificatie van Ineos
- de mondelinge behandeling van 19 januari 2022
- het herstelexploot van de dagvaarding van JLR
- de pleitnota van JLR
- de vergrote overzichten van een aantal in de dagvaarding opgenomen afbeeldingen van JLR
- de handgeschreven pleitaantekeningen van Ineos
- de na de zitting uitgewerkte pleitaantekeningen van Ineos.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
Bevoegdheid
NJ2011/288
(Infopaq/Danske Dagblades Forening)) en in het latere Cofemel-arrest (HvJ EU 12 september 2019,
NJ2020/90
(Cofemel/G-Star Raw)). Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Auteurswet (HR 22 februari 2013,
NJ2013/501
(Stokke/H3 Products)). Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarin geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen (HR 30 mei 2008,
NJ2008/556
(Erven Endstra/Nieuw Amsterdam)). De keuzes van de maker mogen niet louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze (HvJ EU 11 juni 2020,
NJ2021/175
(Brompton Bicycle)). Verder geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Het gaat erom of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is, dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode (HR 22 februari 2013,
NJ2013/501
(Stokke/H3 Products)). Daarbij is niet vereist dat de maker bewust een werk heeft willen scheppen en bewust creatieve keuzes heeft gemaakt (HR 30 mei 2008,
NJ2008/556 (
Erven Endstra/Nieuw Amsterdam).
overall shapevan de verschillende Land Rover modellen ook met de introductie van de Series IV/de Defender in essentie onveranderd is gebleven. Uit diverse door Ineos overgelegde stukken volgt dat JLR dat standpunt in eerder gevoerde procedures over vormmerken op de Land Rover in het Verenigd Koninkrijk ook zelf ondubbelzinnig heeft ingenomen. Hoewel duidelijk is dat die uitlatingen van JLR in het kader van andersoortige procedures hebben plaatsgevonden, onderschrijft het het standpunt van Ineos dat de totaalindruk (vormgeving inclusief ‘geschouderde’ basisbelijning) van de Land Rover Series - waarvan vrijwel alle door JLR beschreven elementen van de Defender Vormgeving al vanaf 1958 in de verschillende Land Rover Series in meer of minder prominente vorm zichtbaar zijn - in essentie steeds dezelfde is gebleven. Dat dat niet zo is, heeft JLR in het kader van dit kort geding onvoldoende gemotiveerd onderbouwd.
onder anderebestaat), welke elementen vanaf 1983 tot 2016, zo blijkt uit de overgelegde stukken, in wisselende samenstelling op de diverse Defender modellen zijn toegepast. Hoewel JLR daarmee kennelijk heeft getracht de beschermingsomvang van de Defender Vormgeving zou groot mogelijk te maken, heeft dit tot gevolg dat het werk waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt geclaimd als zodanig niet voldoende nauwkeurig en objectief kan worden geïdentificeerd. Met de Defender Vormgeving beoogt JLR in wezen om auteursrechtelijke bescherming in te roepen van de totaalindruk van een soort ‘fluïde’ vormgeving van een auto, welke vormgeving niet alleen al grotendeels bestond, maar die tussen 1983 en 2016 ook steeds net een andere aangepaste (uitings)vorm heeft gekregen in de diverse Defender modellen en dus feitelijk is geabstraheerd van één specifiek model Defender. Dat zou in dat geval betekenen dat elk model in kwestie na iedere uiterlijke aanpassing telkens opnieuw aan de auteursrechtelijke toets van het hebben van een eigen oorspronkelijk karakter en het dragen van de persoonlijke stempel van de maker moet worden onderworpen om te kunnen beoordelen of daaraan bescherming toekomt en dat is niet wat in dit kort geding voorligt.
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat