Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
13 februari 2018 rond 23.00 uur naast de [naam 2] in de vluchthaven van Lobith was aangemeerd. Rond 05.00 uur werd hij gewekt door geblaf van honden en geschreeuw in het Duits, komende vanaf de [naam 1] . Ook hoorde hij dat de [naam 1] zijn motor startte. Omstreeks 06.00 uur hoorde hij dat de schipper van de [naam 2] op het raam klopte. Hij heeft vervolgens het schip vaargereed gemaakt. Toen [getuige 3] naar de stuurhut liep, hoorde hij dat de [naam 1] zijn direct omkeerbare motor vol gas achteruit liet draaien. Tegelijkertijd zag hij de [naam 1] snel achteruit varen. De [naam 1] trok de [naam 2] achteruit waardoor de bakboordzijde van de [naam 2] hard tegen de stuurboordzijde van de [naam 1] kwam. [getuige 3] heeft voorts verklaard dat hij nooit heeft meegemaakt dat een schip op deze manier vertrekt. Het is gebruikelijk dat je ontmeert en dat je van buitenaf rustig vertrekt. [5]
rechtbank: [getuige 1]) had doorgegeven dat alles los was en dat hij erop heeft vertrouwd dat dat ook zo was.
De rechtbank overweegt voorts dat de verdediging voldoende gelegenheid is geboden tot het horen van getuige [getuige 1] . De raadsvrouw heeft zich een week voor de op 23 december 2021 geplande regiezitting gesteld en het dossier heeft een beperkte omvang. Zij had daarom voorafgaande aan, dan wel op de regiezitting van 23 december 2021 het verzoek kunnen doen tot het horen van getuige [getuige 1] .
De rechtbank concludeert dat het verzoek van de raadsvrouw om [getuige 1] als getuige te horen moet worden afgewezen. Het niet kunnen horen van [getuige 1] levert geen schending van artikel 6 EVRM op.
3.De bewezenverklaring
of omstreeks14 februari 2018 te Tolkamer in de gemeente Zevenaar, in de uitoefening van zijn beroep, als schipper van vaartuig, te weten het motorschip “ [naam 1] ”, daarmee in de vluchthaven van Lobith
/ofomstandigheden te grote snelheid met dat schip “ [naam 1] ” achteruit heeft geslagen en
/ofachteruit is gevaren en
/of
/ofachteruit varen het touw, waarmee die schepen nog aan elkaar verbonden waren, zodanig om een bolster van de “ [naam 2] ” is getrokken, dat de eindstrop van dat touw tegen het (rechter) been van [slachtoffer] , matroos aan boord van de “ [naam 2] ”, is geslagen
of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke of verhindering in de uitoefening van diens ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan.