ECLI:NL:RBGEL:2022:801

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
05/198958-21 en 05/025895-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 16 februari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak betrof twee parketnummers: 05/198958-21 en 05/025895-21. De verdachte, geboren in 1974, werd ervan beschuldigd haar partner, aangeduid als [slachtoffer 1], op 25 juli 2021 in Nijmegen met een hamer op het hoofd en de arm te hebben geslagen, met de intentie om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarnaast was de verdachte betrokken bij een openlijke geweldpleging tegen een andere persoon, [slachtoffer 2], op 11 september 2020, waarbij zij anderen aanmoedigde om geweld tegen hem te gebruiken.

Tijdens de rechtszitting op 2 februari 2022 werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij de getuigenverklaringen en camerabeelden als bewijs dienden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar alcoholgebruik en de hulpverlening die zij accepteerde.

De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen hamer verbeurd. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], kreeg een schadevergoeding van €550,00 toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/198958-21 en 05/025895-21
Datum uitspraak : 16 februari 2022
Tegenspraak (279 Sv)
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. G.J.P.C.G. Verheijen, advocaat in Nijmegen.
Dit (verkort) vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 februari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 05/025895-21, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/198958-21
zij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 1] met een hamer op/tegen het hoofd en/of de arm heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1] met een hamer op/tegen het hoofd en/of de arm heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
zij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nijmegen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] met een hamer op/tegen het hoofd en/of de arm te slaan;
Parketnummer 05/025895-21
zij op of omstreeks 11 september 2020 te Nijmegen, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg, de "Nieuwe Dukenburgseweg", althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- het een of meer(dere) ma(a)l(en) slaan en/of stompen tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of
- het een of meer(dere) ma(a)l(en) (met kracht) geven van een 'knietje' tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of
- het een of meer(dere) ma(a)l(en) duwen en/of (tengevolge waarvan) deze [slachtoffer 2] ten val is gekomen,
terwijl het feit letsel, te weten pijn, oorsuizen en/of een of meer(dere) kneuzing(en) ten gevolge heeft gehad.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs (verkort)

Ten aanzien van parketnummer 05/198958-21
Vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, nu uit het dossier niet is gebleken hoe vaak en hoe hard verdachte met de hamer op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen en of dit dodelijk had kunnen zijn.
Bewezenverklaring poging tot zware mishandeling
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] gelet op het proces-verbaal van aanhouding, de processen-verbaal van bevindingen van de politie (melding mishandeling en telefonisch contact met [slachtoffer 1] ) en de getuigenverklaring van [getuige] . De rechtbank overweegt dat de handeling zelf (het slaan met een hamer onder meer op het hoofd van het slachtoffer, een gevoelig en vitaal onderdeel van het lichaam) naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het toebrengen van lichamelijk letsel dat als zwaar valt aan te merken, dat de rechtbank vol opzet daartoe aanwezig acht, dat wil zeggen dat de rechtbank er alleen maar van uit kan gaan dat verdachte ook daadwerkelijk de bedoeling had ernstig letsel toe te brengen.
Ten aanzien van parketnummer 05/025895-21
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde openlijke geweldpleging gelet op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden) en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte is aanwezig geweest bij de mishandeling van aangever en heeft minstgenomen de anderen aangemoedigd c.q. uitgelokt (meer) geweld tegen hem te gebruiken. Daarmee heeft verdachte zichzelf onderdeel gemaakt van een gezamenlijk gewelddadig optreden tegen hem en heeft zij een substantiële rol gespeeld bij het openlijk geweld.
Verder zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist. Deze aanvulling zal dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder parketnummer 05/198958-21 subsidiair en 05/025895-21 heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/198958-21
zij op
of omstreeks25 juli 2021 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1] met een hamer op
/tegenhet hoofd en
/ofde arm heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/025895-21
zij op
of omstreeks11 september 2020 te Nijmegen,
op ofaan
, althans zichtbaar vanaf,de openbare weg, de "Nieuwe Dukenburgseweg",
althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- het
een ofmeer(dere) ma
(a)l
(en)slaan en
/ofstompen tegen
/ophet hoofd, althans
het lichaam en
/of
- het een
of meer(dere)ma(a)l
(en)(met kracht) geven van een 'knietje' tegen
/ophet
hoofd
, althans het lichaamen
/of
- het een
of meer(dere)ma(a)l
(en)duwen
en/of (tengevolge waarvan
)deze [slachtoffer 2] ten val is gekomen,
terwijl het feit letsel, te weten pijn, oorsuizen en
/ofeen
of meer(dere)kneuzing
(en)ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/198985-21
Poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 05/025895-21
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel zouden moeten worden gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uren. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de klauwhamer verbeurd wordt verklaard, nu deze gebruikt is bij het tenlastegelegde onder parketnummer 05/198958-21.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Daartoe heeft zij aangevoerd dat vooral van belang is dat verdachte begeleiding en therapie krijgt (eventueel in een gedwongen kader). De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen het opleggen van een taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van haar vriend [slachtoffer 1] door hem met een hamer op zijn hoofd en arm te slaan. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer 1] verwondingen opgelopen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij flink gedronken had en daardoor niet meer wist wat er was gebeurd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij zichzelf in deze toestand heeft gebracht en vervolgens over is gegaan tot geweld tegen haar partner. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan openbare geweldpleging tegen [slachtoffer 2] . Verdachte is naar [slachtoffer 2] toegerend en heeft anderen aangemoedigd om geweld tegen hem te gebruiken. Dit moet voor [slachtoffer 2] een angstige situatie zijn geweest, nu sprake was van een overtalsituatie. Ook heeft [slachtoffer 2] hierbij letsel opgelopen, waaronder oorsuizen, waarbij het nog maar de vraag is of dit ooit helemaal over zal gaan. Dit soort gedrag en geweld is, zeker in de openbare ruimte, naar het oordeel van de rechtbank onacceptabel.
De reclassering heeft in haar rapport van 24 januari 2022 beschreven dat verdachte een turbulente geschiedenis met een rijk justitieel verleden kent. Na 2017 leek zij in rustiger vaarwater te zijn gekomen. Ondanks dat zij haar woning is kwijtgeraakt naar aanleiding van de mishandeling op 25 juli 2021, blijft verdachte gemotiveerd en neemt zij nu goede beslissingen. Verdachte is goed ingebed in de hulpverlening en accepteert de hulp en begeleiding die haar aangeboden worden. Zij heeft een andere woning, weert verkeerde contacten uit haar leven en richt zich op een steunend sociaal netwerk. Dit ziet de reclassering als beschermende factoren. De reclassering ziet wel een risico op het gebied van psychosociaal functioneren. De kans dat verdachte wederom ontspoort neemt toe als zij alcohol blijft gebruiken. Dit is dus een risicofactor die zij onder controle moet krijgen. Om die redenen adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen aan verdachte met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een gedragsinterventie agressiebeheersing;
  • een alcoholverbod.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte, behoudens de ten laste gelegde feiten, in de afgelopen vijf jaren niet in aanraking is geweest met politie en justitie.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend is, nu verdachte op dit moment goed is ingebed in de hulpverlening. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze begeleiding doorkruisen. Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank wel een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. In de door de reclassering geconstateerde psychische problematiek in combinatie met het alcoholgebruik ziet de rechtbank aanleiding om aan het voorwaardelijke deel van de straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren passend. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt op de taakstraf in mindering gebracht. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De opgelegde straf is lager dan de eis van de officier van justitie, nu de rechtbank de onder parketnummer 05/198958-21 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen acht.
De rechtbank zal voorts het geschorste bevel tot bewaring opheffen.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank zal de inbeslaggenomen hamer verbeurd verklaren, nu zij bewezen acht dat dit voorwerp is gebruikt bij het plegen van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] .

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met parketnummer 05/025895-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 550,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met toekenning van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu zij heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Door de openlijke geweldpleging heeft de benadeelde (mogelijk blijvend) letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de ernst van het feit en de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, zal een bedrag van € 550,00 worden toegekend, zoals in hoofdsom gevorderd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a 14b, 14c, 22c, 22b, 36f, 45, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/198958-21 primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
 bepaalt dat deze gevangenisstraf, te weten 3 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• de bijzondere voorwaarden, dat:
- veroordeelde zich binnen drie dagen meldt bij de Reclassering IrisZorg, [adres 2] in Nijmegen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training dit precies wordt. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de afspraken en aanwijzingen die de trainer/begeleider maakt/geeft;
- veroordeelde geen alcohol gebruikt zo lang als de reclassering dat nodig acht en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
• de overige voorwaarden, dat:
  • veroordeelde haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken, of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • veroordeelde haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;

verklaart verbeurdde in beslag genomen klauwhamer;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer parketnummer 05/025895-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van €550,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] een bedrag te betalen van €550,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 11 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Bos (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A. Tegelaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2022.
mr. M.P. Bos en mr. F.J.H. Hovens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.